Wil ik wel in Rotterdam blijven wonen? Het is een vraag die ik me – 30, bijna getrouwd, nu nog wonend in een appartement te Rotterdam-west, maar met een schuin oog kijkend naar een grotemensenhuis – regelmatig stel, maar nooit eerder zo urgent als in de trein vanuit Berlijn terug naar huis. Wat was er gebeurd?
We waren begin april net een lang weekend in Friedrichshain geweest, momenteel vermoedelijk de hipste wijk van Europa. Al jarenlang had ik euforische verhalen over Berlijn gehoord, maar die had ik altijd met enige scepsis benaderd. Ja, het zal er natuurlijk wel leuk zijn, maar zó leuk? Het leek me meer een self fulfilling prophecy, volgehouden door notoire hipperds die elke 3 jaar naar een nieuw epicentrum van de wereld verkassen.
Maar wat bleek? Berlijn ís te gek. Na 3 dagen ging ik met het type heimwee naar huis dat ik alleen nog herkende van toen ik 14 was en mijn vakantievrienden en -liefdes achterliet op een discutabele camping in Zeeland. Believe the hype.
Hoe kan het zo zijn dat ik na 1 weekend al verliefd ben op een stad, maar ook fundamenteel ga twijfelen aan Rotterdam als thuisbasis? Ik probeer hieronder in een aantal punten duidelijk te krijgen waarin deze 2 steden (die in essentie voldoende op elkaar kunnen lijken) van elkaar verschillen, en wat Rotterdam daarvan kan leren.
Controle is goed, alcohol is beter
Loop in Rotterdam met alcohol over straat (of in een park!), en je wordt óf beschouwd als zwerver óf direct bekeurd door de politie. Haal in Rotterdam de politie uit een straat (en de camera’s, en de gebiedsverboden, en de verplichte spreiding), en er ontstaat anarchie. In Berlijn niet. Daar drink je in de stad bier (inderdaad, op straat, niet eens achter een gebarricadeerd terras, maar gewoon, op de stoep of in de metro), daar zie je geen politie, en toch gedraagt iedereen zich. Verschilt Berlijn fundamenteel van Rotterdam en kan dit daarom, of zorgt een strengere veiligheidsstaat ook voor meer afhankelijkheid van diezelfde veiligheid om dit in stand te houden?
Elke dag Koninginnedag
Leven in Berlijn oogt makkelijk. Overal is eten, overal is drinken, overal is er keuze, en overal is het betaalbaar. Zo verpatsen legio particulieren Currywurst, koude halve liters bier en huisnijverheidskleding en -sieraden bij markten, festivals en parken. Ook is heel de stad vergeven van kleine supermarkten met een soort benzinestationassortiment, aangevuld met alcohol en royale openingstijden. De prijzen liggen in de regel laag: die koude fles Becks pak je voor €2 mee, coffee to go doet een euro, en de gemiddelde avondmaaltijd valt zonder dubbele cijfers uit. Daarnaast struikel je letterlijk over de terrassen, boetieks, restaurants, podia (variërend van demonische deathmetal tot trilplaatvervangende techno) en tweedehandsmarkten. Overal is dus altijd tegen een lage prijs wat betaalbaars te doen, wat nog het meest doet denken aan de situatie tijdens Koninginnedag in Rotterdam.
Grimmig en onpersoonlijk
De indeling van Berlijn een verademing. Net als in Rotterdam staan er voldoende spuuglelijke gebouwen, maar toch vallen er een paar dingen positief op. Zo is niet alles volgebouwd. Waar bijvoorbeeld Rotterdam-West altijd iets claustrofobisch blijft houden, bevat Berlijn opmerkelijk veel schijnbaar loze ruimte. Bonuspunten zijn er voor de beperkte autodrukte. Natuurlijk zijn er drukke doorgaande wegen, maar niet op de manische manier waarmee het verkeer in Rotterdam zich kenmerkt. Ook zijn de woonwijken zelf autoluwer dan hier het geval is.
Daarnaast worden panden anders gebruikt dan hier. Zo vind je bij Station Warschauer Straße een in onbruik geraakt Oost-Duits rangeerterrein. In plaats van hermetische isolatie en subiete afbraak is dit gebied nu een soort vrijplaats geworden voor clubbers, skaters, punkers en krakers. Door dit creatieve beheer is het rangeerterrein nu een bijna onrealistisch populair gebied waar alle subculturen door elkaar heen lopen en activiteiten ontplooien.
Ook de vulling van panden valt op. Het aantal grote ketens is beperkt. Wat je vooral ziet, zijn lokale winkels. De leegstand is daarnaast beperkt, waardoor het gevoel van grimmigheid en onpersoonlijkheid tot een minimum beperkt blijft.
Maakt de mens de stad?
De laatste, en vermoedelijk meest discutabele observatie, is dat de bevolkingsopbouw in bijvoorbeeld Friedrichshain opmerkelijk homogeen is. Feitelijk zie je alleen maar dezelfde mensen rondlopen: ergens tussen de 20 en 40, Westers, modern en relaxed. Als je aan dat profiel voldoet, zul je je ook nergens vervreemd of geïsoleerd voelen. Wat ook opvalt: de vele openlijke homoseksuelen die hand in hand lopen. In vergelijking met een wandeling over de Schiedamseweg oogt en voelt het zo ongeveer diametraal tegenovergesteld, terwijl je met homoseksualiteit blijkbaar ook niet al te hard te koop moet lopen.
Mitsen en maren
Natuurlijk. Ik generaliseer, overdrijf de pluspunten van Berlijn en minpunten van Rotterdam. Daarnaast houd ik de vele terechte kritieken onderbelicht: Berlijn is technisch failliet, oorspronkelijke bewoners hekelen al die nieuwe hipheid (en daarmee gepaard gaande kostenstijgingen), en zonder weerstand ontstaat altijd verzadiging. Toch zijn er fundamentele verschillen die van de Duitse hoofdstad expliciet maken wat Nederlands tweede stad te weinig is: een relaxte, uitnodigende, makkelijke en gevarieerde vrijplaats voor iedereen. Rest de vraag: wat weerhoudt ons ervan om Rotterdam ook op dit vlak vooruit te helpen? Zijn het de bewoners, de bestuurders, het welvaartsniveau, de te prominent aanwezige rechtsstaat, het balansprobleem van culturen, of een ander fenomeen?
Wat in ieder geval inspireert, is ‘Theme for Great Cities’, 1 van de mooiste symfonische platen ooit (en tevens 1 van de weinige interessante nummers van de Simple Minds):
Nog geen reactie — begin de discussie!