Deelgemeente Charlois mag van het College Bescherming Persoonsgegevens niet meer verder met registreren van etniciteit. Doen ze dat wel, dan volgt er een dwangsom van maximaal een half miljoen euro. Dit besluit brengt het zorgbeleid van Charlois in gevaar, want dat is juist gebaseerd op etniciteit. Ook andere deelgemeenten in Rotterdam zijn gestopt met soortgelijke projecten. Charlois is daarom naar de rechter gestapt om te procederen tegen dit besluit. Maar waar komt die registratie eigenlijk vandaan? Hoe verloopt het proces? En waarom is de uitkomst vermoedelijk niet rooskleurig voor Charlois?
Onorthodoxe aanpak
Rotterdam werkt sinds 2002 met een stedelijke verwijsindex, de Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA). De DOSA is een systeem waarin hulpinstanties zoals jeugdzorg, politie, basisscholen en kinderbescherming in Rotterdam worden gekoppeld. Als een kind in aanraking komt met een van de hulpinstanties, stelt de DOSA-regisseur samen met andere instanties een passend behandelplan op. In Charlois is deze sluitende aanpak etnisch georiënteerd. Dit betekent dat er specifieke gezinscoaches ingezet worden voor Antilliaanse, Dominicaanse, Turkse, Marokkaanse en Kaapverdiaanse gezinnen. Ook zijn er speciale werkervaringsplaatsen voor Antilliaanse en Marokkaanse jongeren.
De reden voor deze registratie? Volgens Charlois kent elke cultuur zijn eigen problemen. Zo zijn de gevolgen van een verminderd seksueel normbesef in de Afro-Caribische cultuur anders dan de excessen van de timocratische cultuur uit het Midden-Oosten. Toen Eberhard van der Laan nog minister voor wonen, wijken en integratie was, ging hij daarom op werkbezoek in Charlois om deze unieke aanpak te bekijken. Vol enthousiaste verhalen over de onorthodoxe Rotterdamse aanpak kwam hij terug in Den Haag.
Voor Charlois sorteerde deze promotie alleen een averechts effect. Het gaf namelijk ook aanleiding voor het Overlegorgaan Caribische Nederlanden (OCaN) en GroenLinks om te vragen om onderzoek bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), de Nederlandse privacywaakhond. Een DOSA-regisseur in Charlois moet namelijk de etniciteit registreren om de juiste coach in te zetten. Laat dat nou net bij wet verboden zijn. Een ‘rasdatabase’ vergemakkelijkt namelijk selectie op basis van etnische voorkeur. Er zijn wel uitzonderingen op dit verbod, bijvoorbeeld als de registratie van het ras leidt tot positieve discriminatie (het zogeheten voorkeursbeleid). Toen Charlois door het CBP op het matje werd geroepen, beriep zij zich dan ook op deze wettelijke uitzondering. Volgens de deelgemeente heft dit beleid de nadelen op die verband houden met de herkomst van de jongere en die leiden tot een achterstand. Daarvoor moeten de betrokken instanties alleen wel weten wat de achtergrond van de risicojongere is, en dus is registratie noodzakelijk. Eén-nul voor ons, dacht Charlois.
Geen cijfers, geen toestemming
Het CBP dacht daar anders over. In april 2010 bleek het CBP het voorkeursbeleidargument van Charlois nog wel plausibel te vinden, mits het het goed onderbouwd was. Charlois moest daarom ten eerste aantonen dat er überhaupt achterstanden zijn, en ten tweede dat deze methode de achterstanden ook daadwerkelijk opheft. Charlois ging daar alleen twee keer nat. Volgens het CBP kon de wijk in Rotterdam-Zuid niet hardmaken dat er etnische achterstanden zijn, afgezien van relatief veel Antilliaanse en Marokkaanse schooluitvallers. Daarnaast kon Charlois op geen enkel vlak aantonen dat de behandelmethode, gericht op het ras van de risicojongere, beter is dan reguliere interventies.
Charlois begreep dit niet. Zo wees de deelgemeente op algemene documentatie die aantoont dat de veiligheid in de wijk juist wél verbetert. Het CBP gaf zich echter niet gewonnen en wees op de zeer strenge voorwaarden die niet alleen uit het Nederlandse recht, maar ook in de internationale en Europese mensenrechtelijke verdragen staan. Het CBP bleef daarom ook in de bezwaarschriftprocedure bij zijn standpunt: ondanks dat de veiligheid en leefomstandigheid in Charlois in de afgelopen 10 jaar is verbeterd, is de relevantie en effectiviteit ten opzichte van een niet-etnische aanpak niet aangetoond door middel van cijfers. De waakhond gaf daarom geen toestemming voor etnische registratie.
Politici Rotterdam: ontstemd
Veel Rotterdamse politici reageerden ontstemd. Zo schreef Aboutaleb in zijn brief aan de gemeenteraad over de uitspraak van het CBP: “Hierin constateren wij een verschil tussen het zoeken naar pragmatische oplossingen voor de complexe problematiek in de hedendaagse samenleving en het volstrekt juridische oordeel van het CBP. Naar ons oordeel bewijst de uitspraak van het CBP de bestaande kloof tussen wetgeving en dagelijkse praktijk.” Ook Charlois is nijdig. Ed Goverde, voorzitter van de deelgemeente Charlois, stelde tijdens de deelraadsvergadering dat het nut van het voorkeursbeleid wél voldoende is aangetoond, maar niet voor het CBP. Oftewel: Aboutaleb gaf de wet de schuld, Goverde gaf het CBP de schuld, en beide partijen gaven in ieder geval niet Rotterdam de schuld.
Pragmatiek gewenst?
Wat uit de situatie duidelijk wordt, is dat er een kloof zit tussen wetgeving en praktijk. De wet is gebaseerd op een empirische wetenschap: analyse van de praktijk. Charlois heeft overduidelijk geen kwaad in de zin met zijn beleid. Het is bijvoorbeeld op geen enkele manier te vergelijken met etnische registraties met een desastreuze afloop, zoals met Joden gebeurde in de Tweede Wereldoorlog. Charlois beschouwt de etniciteit van jongeren in Charlois niet als een risicofactor an sich (‘het is een Antilliaan, dus hij is gevaarlijk’), maar slechts als een indicator voor passende hulp (het ‘is een multi-probleemjongere met een Antilliaanse achtergrond; wellicht kan een coach voor de Afro-Caribische cultuur zijn achterstand op seksueel normbesef opheffen’). Ook hulpinstanties zijn tevreden met het beleid. Charlois begrijpt daarom niet dat juist dit beleid, dat niet verder gaat dan een regulier traject en dus niet discriminerend is, wordt afgeschoten. De gewenste pragmatiek is een sterk argument vóór etnische registratie.
Een argument tegen de toepassing is dat het nut van het voorkeursbeleid niet hardgemaakt hoeft te worden. Dit maakt van de wet die dit voorschrijft een lege huls. Ook de politieke verharding over etniciteit zijn een tegenargument voor de registratie etniciteit. Zo stelde toenmalig einzelgänger Verdonk bij de bespreking van de Charloiskwestie in de Tweede Kamer dat Groepen Marokkaanse en Antilliaanse jongens ongeveer vijftien keer zo crimineel zijn als ‘Nederlandse jongens'(volgens Van der Laan, die niet inging op de Nederlandse identiteit van Antilliaanse en Marokkaanse jongern, lag het werkelijke cijfer op 4).
Ook moesten Antillianen zich maar aanpassen, “anders kunnen ze beter verdwijnen.”
Een ander argument tegen etnische registratie is wat abstracter. Verschillende wetenschappers, zoals de socioloog en bedenker van het woord ‘allochtoon’ Han Entzinger, sturen tegenwoordig aan op een probleemgerichte benadering. Hierbij is het ras van ondergeschikt belang. De etnische bril zou afgeschaft moeten worden omdat de derde generatie allochtonen zich meer losmaakt van de familie en opgegroeid is in Nederland. De problemen van jongeren kunnen volgens Entzinger beter ingedeeld worden via factoren, zoals inkomen, werk, schooluitval en zelfgekozen identiteit. Vanuit dat perspectief gaat de etnische registratie ook op wetenschappelijk-pedagogisch niveau nat.
Charlois’ winkansen
Charlois is dus toch naar de rechter gestapt om de uitspraak van de privacywaakhond aan te vechten. Omdat het CBP een overheidsorgaan is, zal de rechter slechts kijken of het ‘in redelijkheid tot zijn oordeel had kunnen komen’. De rechter zal dus niet de vragen over het aantonen van de achterstand en het voorkeursbeleid toetsen, maar alleen of de beslissing van het CBP niet op lariekoek is gebaseerd (de zogeheten marginale toetsing). De positie van Charlois is daarom zwak, gezien het feit dat etnische registratie van Antillianen eerder in de Verwijsindex Antillianen door de Raad van State is afgekeurd. Ook in de Tweede Kamer is besloten om in de landelijke verwijsindex voor risicojongeren etnische registratie te verbieden, uitzonderingsgevallen daargelaten. Deze eerdere verboden maken het lastig voor Charlois om hard te maken dat het CBP onmogelijk tot dit besluit had kunnen komen.
Een beleid waar tien jaar aan geschaafd is en waar jarenlange ervaring en kennis in is gestopt, wordt mogelijk onuitvoerbaar. Of de wetgever in de bres zal springen voor Charlois en alsnog toestemming zal geven? Van der Laan gaf bij bespreking in de Tweede Kamer aan dat hij dat zou doen om het beleid in stand te houden. Nu is hij alleen burgemeester van Amsterdam. Kleine kans dat hij zich nog kan en zal hardmaken voor dit doel.
1 mei vindt de zitting plaats.
Al 7 reacties — discussieer mee!
Okee,
De juridische werkelijkheid wordt wel een beetje caricaturaal neergezet in dit stuk.
De eis dat de gemeente aantoont dat etnische registratie het effect sorteert dat wordt gesteld is niet per definitie een juridische denkconstructie maar een logische. Er wordt eigenlijk gevraagd dat de gemeente een causaal aantoont tussen de maatregel en het gevolg. Om dan in het algemeen te verwijzen naar de „algemene” conclusie dat het beter gaat in de wijk, lijkt mij los van de juridische werkelijkheid niet overtuigend.
De aannames zouden door de auteur ook weleens kritisch mogen worden besproken, het is nogal wat een „achterstand in seksueel normbesef”. Dat de (deel) gemeente geen kwaad in de wil heeft lijkt mij niet relevant, uiteindelijk worden bevolkingsgroepen een negatief groepskenmerk toegeschreven.
Pragmatiek wordt ook op een rare manier gebruikt. Als de gemeente voor een pragmatische aanpak had gekozen dan was het juridisch rechtvaardigen van de maatregel onderdeel van het gevoerde beleid. Pragmatiek is niet dat je maar wat doet en achteraf verbaast toekijkt dat niet iedereen de genius in je plannen onderkent. Dit is dan ook geen botsing tussen pragmatiek en principes. Maar veel eerder een botsing tussen gestelde voorwaarden, en het niet kunnen of willen voldoen aan die voorwaarden.
Goed stuk, juridisch interessant en goed beschreven (ook voor niet-juristen)!
Ik denk dat Miki hierboven wel een punt heeft als het gaat om ‘de wet’ en ‘de praktijk’. ‘De wet’ lijkt mij niet het resultaat na analyse van de praktijk. De wet, zeker fundamentele zaken als privacy, is een uitvloeisel van de rechtsstaat en bedoeld, onder andere, om de burger te beschermen tegen de overheid.
Deze fundamentele inbreuk moet dus wel worden hard gemaakt. Het is dan ook jammer dat Aboutaleb, zoals politici dit tegenwoordig wel vaker doen, niet naar het gevoerde beleid kijken, maar het instituut aanvallen dat hun op de vingers tikt.
Ik snap niet zo goed waarom, als het beleid dan blijkbaar zo effectief is, Charlois zo’n moeite heeft dat aan te tonen? Er zijn toch meerdere wijken met diverse etniciteiten in Nederland met soortgelijke problemen waar een conventionele aanpak wordt gehanteerd?
Verder vind ik ‘geen kwaad in de zin’ geen goede reden een wet te overtreden, en kan gesteld worden dan etnische registratie in Nederland ook niet oorspronkelijk bedoeld is voor Jodenvernietiging.
Overigens vraag ik mij of de gemeente nog wat in te brengen had tegen Han Etzinger? Iemand bij de zitting geweest?
Miki, dank voor je reactie. Sorry van de vertraging van mijn kant. Ik ben het met je eens dat pragmatiek en ‘conformeren aan de wet’ vaak inherent zijn aan elkaar. Ik refereer in mijn stuk aan de gewenste pragmatiek van Aboutaleb: “hierin constateren wij een verschil tussen het zoeken naar pragmatische oplossingen voor de complexe problematiek in de hedendaagse samenleving en het volstrekt juridische oordeel van het CBP.” Charlois stelt dat ze verbaasd zijn dat het niet mag, omdat ze het idee hadden dat ze in lijn met de wetgeving dachten te handelen. Zie ook deze brief, waarin het College antwoord op vragen van Verwijs (GL): http://www.bds.rotterdam.nl/Bestuurlijke_Informatie:7/Raadsinformatie/Gemeenteraad_2006_2010/2009/Kwartaal_2/Raadsvergadering_van_11_juni_2009/Mededeling_van_ingekomen_stukken_2009_week_18_t_m_22/Beantwoording_van_schriftelijke_vragen/09GR1534_Van_B_en_W_de_beantwoording_van_de_schriftelijke_vragen_van_mevrouw_Verwijs_over_registratie_van_etniciteit
Ik heb bewust een analyse van de aannames die Charlois heeft gemaakt (bijvoorbeeld een achterstand op sexueel normbesef) achterwege gelaten, juist omdat er geen harde cijfers zijn waaraan ik kan refereren. Het is mijns inziens wel vreemd dat dit niet gemonitoord is, of dat er geen documenten voorhanden zijn. De afwijzing van entische registratie met betrekking tot de VIA had wellicht een waarschuwingssignaal kunnen geven aan Charlois. Helaas was de Deelgemeente tot 1 mei niet bereikbaar voor commentaar.
Dank Thomas. Je hebt gelijk over
Sorry, ik drukte al op enter! – (..)dat de wet niet een analyse is van de praktijk, maar van de gewenste praktijk. Dat is een significant verschil. Ik vind privacy inderdaad een belangrijk punt en geef ook aan dat het niet kunnen aantonen dat je conformeert aan de wet, de wet tot een lege huls maakt. Het is soms lastig om als jurist een stuk te schrijven voor de niet-jurist (overwegend niet in ieder geval), omdat je probeert niet te veel in jargon te schrijven. Echter als het niet klopt dan gaat dat het doel van mijn stuk voorbij, dus het is goed dat je me even corrigeert. Hartelijk dank daarvoor. Over 6 weken is de uitspraak en hoop ik meer informatie te hebben over wat Charlois van plan is.
Hallo, ik was aanwezig! Over de rechtszaak: het CBP heeft niet gerefereerd aan Entzinger. Wel is aan andere rapporten die etnische registratie ook in twijfel trekken.
Inderdaad is ‘geen kwaad in de zin’ een vage omschrijving. Charlois refereert hierbij aan het niet verschillen van het gewone beleid met het etnische beleid, maar alleen in de benadering, zo bleek in de rechtszaak. Het CBP gaf aan dat dan het argument ‘voorkeursbeleid’ ook niet kan worden gebruikt, omdat het óók niet positiever is. Echter, Charlois kaatste terug dat de manier van benadering er voor zorgt dat ze de risicojongere überhaupt een hulptraject gaat volgen en daarom dit een voorkeursbeleid betreft.
‘Geen kwaad in de zin’ wordt overigens door mij later enigszins ontkracht, waarbij ik refereer aan de politieke discussie over deze kwestie. Er zijn enkele partijen pro-registratie, echter koppelen zij het doel hiervan aan het thema ‘veiligheid’ en niet ‘voorkeursbeleid’.
Over 5 á 6 weken uitspraak. Wordt vervolgd.