Opgroeien in de binnenstad van Rotterdam is helemaal niet zo naar als mensen van buiten de stad wel eens lijken te denken. Ja, er is niet veel groen en het kan waarschijnlijk een stuk kindvriendelijker. Toch is dat vooral een probleem voor ouders, want als kind weet je niet beter en dat is heus niet zo zielig. Sterker nog, als kind voelt de stad als je natuurlijke habitat. Ik vond speelplekken op de meest onverwachte locaties. Als achtjarige had ik met buurtvriendjes een parkeergarage in mijn blok omgedoopt tot “De Grot”, waar je geweldig naar beneden kon skaten over de autohelling. Maar de mooiste speelplek leerde ik kennen toen ik al een jaar of 16 was. Eén van mijn vriendinnen had een spectaculaire ontdekking gedaan, waarover we op het schoolplein tijdens de pauzes gesprekken voerden en plannen bedachten die gepaard gingen met een sfeer van gespannen geheimhouding, want deze ontdekking was van óns.
De ontdekking betrof een grote ruimte onder de Erasmusbrug, waar je als tiener uitstekend kon hangen zonder dat je werd lastig gevallen. De entree alleen al was erg spannend: we kropen een meter of 2 plat op onze buik en daarna gaven we elkaar een handje om op een muur van 1,5 meter hoog te klimmen. Het was de moeite meer dan waard. We bevonden ons pal onder de brug in een enorme ruimte terwijl de auto’s en de trams over ons heen reden. Aan één kant was de ruimte open aan het water, aan de andere kant bevond zich een blinde muur. We deden wat hangjongeren van die leeftijd meestal doen: iemand nam enkele biertjes mee, een ander had een jointje weten te bemachtigen. Een vriendin zag de blinde muur als een uitstekende plek om haar aspiraties als graffiti-artiest te botvieren. We beklommen loophekken, waarschijnlijk bedoeld voor het onderhoud van de onderkant van de brug. Daar konden we de hele avond zitten genieten van het prachtige uitzicht over de stad. Een tijdje na onze ontdekking is er een betonnen blok voor de ingang geplaatst. Dat was het einde van onze grootstedelijke speelplaats.
Voor mij is een stad, mede dankzij deze ontdekking, méér dan de optelsom van straten, pleinen, winkelcentra, kruispunten, bruggen en gebouwen. De stad is meer dan de optelsom van zijn afzonderlijke functionele delen. Als je de juiste blik op de stad werpt kan hij veranderen in één grote speeltuin, als ware het een nog nieuw en onontgonnen landschap waar de oorspronkelijke functies van de architectuur er niet meer toe doen. Het kon ons namelijk niets schelen dat parkeergarages eigenlijk bedoeld zijn om auto’s te parkeren en dat ruimtes onder een brug verboden terrein zijn. Voor ons waren dit plekken met ontelbaar veel mogelijkheden. Ook freerunners kijken met zo’n blik naar de stad: als heel de stad één grote stoep voor je is, verliezen stoepen en straten hun betekenis. Met deze blik hoef je het strand niet meer onder het plaveisel te zoeken, het plaveisel verandert vanzelf in een natuurlijk landschap.
De Lijnbaan moet wel het meest benauwde plaveisel zijn in Rotterdam centrum, door de strikte scheiding van de functies van wonen, winkelen en verkeer. De stad zit nog steeds met zijn handen in het haar over wat we moeten doen met deze monumentale modernistische erfenis. Een straat die er enkel op gericht is zo efficiënt mogelijk, zonder al te veel afleiding, je geld uit te geven in de winkels. Flaneren is er tegenwoordig niet meer bij, het is eerder een koopsnelweg geworden. Daarom schreeuwt juist deze plek om de speelse blik van stadse kinderen.
ZigZagCity weet deze blik tot leven te wekken en laat ons zien dat de Lijnbaan méér is dan de functie die de architecten haar oorspronkelijk hebben toegedicht. Waarom zou je van ’s lands meest efficiënte koopstraat niet een prachtige ontbijtzaal maken? ZigZagCity laat zien dat je privébalkons om kunt toveren in publieke podia, dat je een etalage kunt gebruiken om elkaar te ontmoeten in plaats van iets op te dringen. En wie had gedacht dat je zelfs in een steegje de natuur opeens tegenkomt? Dat je van snoepwinkels een theater kunt maken? Omdat ZigZagCity de gegeven functies van de stad op zijn kop zet en gebruikt maakt van de achterkanten en de vergeten locaties, maakt het van de stad weer één grote speeltuin, zandbak of strand. Wie wil daar nou niet opgroeien?
Al één reactie — discussieer mee!
Ik ben zelf opgegroeid in het ‘altijd kindvriendelijke Etten Leur’. Zelf was ik veel liever in de stad opgegroeid, want als kind hield ik al van grote steden, metro’s, wolkenkrabbers etc. Niet dat ik mijn ouders iets kwalijk neem, die op mijn 4e uit Rotterdam daar heen verhuisden, ik heb namelijk een prima jeugd gehad en vrijwel elk gezin deed destijds hetzelfde. Maar dat zo’n kindvriendelijk dorp beter is voor het kind is een grote fabel. Uiteindelijk valt er in de stad voor een kind veel meer over het leven te leren, zeker als je ouders je soms nog mee de stad uit de natuur in nemen!
ZigZagCity laat inderdaad zien wat een stad allemaal kan zijn als je je er voor open stelt. Daarom is het festival ook zo leuk voor kinderen, en voor de grote kinderen die hun ouders zijn misschien nog wel meer! 🙂