Volgens hoogleraar Ontwerp en Politiek Wouter Vanstiphout kost de neiging van Rotterdam om louter architectonische meesterwerken te realiseren, de stad veel geld.
Onlangs openden we een kleine architectuurtentoonstelling als onderdeel van de vijfde International Architecture Biennale Rotterdam. Bezoekers van de expositie werden bij betreding van de ruimte verzocht een button uit een schaal te kiezen en deze te dragen. Op de buttons stond de tekst ‘Design as Politics’, gedrukt over beeltenissen van figuren als Robert Moses, Jane Jacobs, Le Corbusier en zelfs Margaret Thatcher. Ook was er een button met daarop de niet mis te verstane boodschap ‘Blame the Architect!’.
Nog geen uur na de opening werd al goed duidelijk welke buttons het meest populair waren. Een aantal intellectuelen-op-leeftijd en een handvol idealistische dames kozen voor Jane Jacobs, terwijl opstandige studenten opteerden voor de ‘Blame..’-button. Een overweldigende meerderheid koos – en in enkele gevallen vocht – niettemin voor de buttons met daarop Le Corbusier en Thatcher.
Le Corbusier en Thatcher – radicale voorstanders van de vrije markt, het hervormen van de overheid, verdedigers van opvattingen als ‘een huis is slechts een vehikel om in te wonen’, altijd op zoek naar manieren om de massa naar hun hand te zetten.
Huidige ontwikkelingen in Rotterdam, de trotse architectuurstad, kunnen uitgelegd worden als een vrij rampzalige botsing van Thatchersiaans bijgeloof in de vrije markt met de neiging van architecten om louter meesterwerken te realiseren, ongeacht de omstandigheden of gevolgen.
Projectontwikkelaars bouwen gigantische kantoorpanden in het hele centrum van Rotterdam, alsof er van een recessie of crisis geen enkele sprake is. De potentiële gebruikers worden verleid in te tekenen op deze panden en hun huidige (vaak nog geen twintig jaar oude) panden leeg te laten staan. Hiervoor zwaaien de ontwikkelaars met de geldbuidel en met voordelen: van lage huur tot huurvrije periodes en gratis inrichting van het interieur. Het resultaat is een absurd piramidespel met lege kantoren als lijdend voorwerp. De ‘iconische’ nieuwe panden van beroemde architecten krijgen een kunstmatig gecreëerde waarde in dit spel, en verbergen zo dat de vraag naar vierkante meters kantoorruimte in werkelijkheid steeds schaarser wordt en misschien zelfs niet eens meer bestaat.
Het gemeentebestuur is echter geen slachtoffer in dit spel: zij speelt een actieve en zelfs cruciale rol in de feitelijke productie van leegstand.
Tegelijk het meest in het oog springende én treurige voorbeeld van bovenstaande ontwikkeling is het nieuwe gebouw ‘De Rotterdam’ van Rem Koolhaas aan de Wilhelminapier. OMA ontwierp een kolos van 160.000 vierkante meter, met daarin een hotel, appartementen, maar bovenal duizenden en duizenden strekkende vierkante meters aan overbodige kantoorruimte. De gemeenschap heeft er alles aan gedaan om investeerders en ontwikkelaars zo ver te krijgen het plan te realiseren en zo – ook gedurende de crisis – de economische sterkte en standvastigheid van de stad te ‘bevestigen’. Om de mogelijke leegstand al een beetje tegen te gaan, heeft de gemeente afgesproken 25.000 vierkante meter aan kantoorruimte af te nemen. Daarom verhuizen afdelingen van de Gemeentewerken Rotterdam, het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam en de dienst Stedenbouw & Volkshuisvesting naar deze nieuwe locatie.
Zij verlaten daarbij een andere architectonische kolos: de Europointtorens bij Marconiplein van architecten SOM. Deze komen als gevolg binnenkort leeg te staan, terwijl juist de gemeente deze panden bijna veertig jaar geleden betrok. De reden: het was de enige manier om de torens niet per direct leeg op te leveren, aangezien de verwachte internationale belangstelling totaal uitbleef.
Van SOM tot OMA: de geschiedenis herhaalt zich. Architecten ontwerpen te-groot-om-te-mogen-falen-projecten voor gemeentes, die op hun beurt aan de basis staan van deze perverse cyclus. De onzichtbare hand in deze schijnvertoning van de dynamiek van de vrije markt is het publieke geld, dat stukgeslagen wordt doordat de gemeente de panden zelf betrekt en zo koste wat het kost het beeld in stand houdt van een levensvatbare stad voor projectontwikkelaars. ‘Blame the architect’? Tja.
Deze tekst is een vertaling van een column die eerder verscheen op bdonline.
Al 7 reacties — discussieer mee!
Mensen gaan me een zeikerd vinden, maar waarom geeft de gemeente Rotterdam überhaupt opdrachten aan een architect die het gebouw van de propagandatak van een massaal mensenrechtenschendend regime bouwt? Tarik Ramadan moest om veel minder weg.
Koolhaas bouwt op dit moment een theater notabene in Taiwan; kennelijk werkt het toch niet zo als je denkt (of hoopt).
Kennelijk bang voor “kolossen”, maar de haven vertrok (en vertrekt nog steeds) om praktische en milieuredenen uit de stad en de stad (lees: het centrum) moest de sprong naar Zuid maken (ook een legitieme keuze): dat lukt (visueel) niet door een bebouwing met het karakterprofiel van een Noordereiland of hedendaags Katendrecht op de Wilhelminapier neer te zetten. Logisch dus dat Rotterdamse “kolossen” zoals die op de Blaak al te vinden zijn, zich op de Wilhelminapier voortzetten. Ook logisch dat er wat allure aan een centrum-waterfront locatie meegegeven wordt. Het gebouw ‘De Rotterdam’ is dus een slecht voorbeeld van de ontwikkeling die hier behandeld wordt.
Ik zal het nog maar eens uitleggen. Een vrije markt is een markt zonder beïnvloeding door de overheid. Dat is een heel simpel principe dat echter door velen niet wordt begrepen. Sterker nog, de ‘vrije markt’ krijgt meer dan eens de schuld van het falende handelen van de overheid. Als oplossing voor dit falen wordt vaak bedacht dat de overheid meer invloed moet krijgen, maar daarmee wordt het probleem juist verergerd. De overheid zou juist taken moeten afstoten en gaan dereguleren.
Wat de kantorenmarkt betreft, die stort vanzelf in. Het bestaande overschot aan kantoorruimte kan dan mooi worden gebruikt voor bijvoorbeeld studentenhuisvesting, verticale landbouw, creatieve fabrieken, enz.
Of de kantorenmarkt vanzelf instort valt nog te bezien. Voor veel beleggers is een bepaald percentage leegstand nog goed vol te houden. Die hebben (nog) geen zin om de waarde van de kantoren af te boeken op hun portofolio. Liever wat lege panden, dan een enorme afwaardering. Tegelijkertijd hindert het wel herontwikkeling en bovendien: leegstaande kantorenpanden doen een wijk weinig goed.
De behoefte aan hoogbouw op de pier hoeft nog niet direct te resulteren in één van de grootste gebouwen van Nederland met 160.000 m2. Daarnaast is het belangrijkste punt dat hier wordt gemaakt dat De Rotterdam er slechts is gekomen omdat de gemeente zelf hoofdhuurder is (waar ze nu spijt van hebben – het is een dure verhuizing naar hogere huren tot gevolg in een tijd dat het ambtenaren apparaat 2500 werknemers moet ontslaan) en zo een ander groot ‘kolossaal’ gebouw aan het Marconiplein leeg achterlaat.
De 160.000 vierkante meter is de totaaloppervlakte. Ook al klinkt “Vertical City” me wel ietsjes te ronkend in de oren, toch verschilt ‘De Rotterdam’ qua opzet wezenlijk van andere grote gebouwen. Als Wouter van Stiphout het heeft over “bovenal” in zijn beeldende frase “[…] maar bovenal duizenden en duizenden strekkende vierkante meters […]”, dan is het gebruik van dat woord in ieder geval niet getalsmatig bedoeld, want het gedeelte aan kantooroppervlakte is met 72.000 vierkante meter (althans volgens Wikipedia) minder dan de helft.
‘De Rotterdam’ is er natuurlijk in zijn definitieve vorm niet direct gekomen alleen omdat er behoefte was aan hoogbouw op de pier; er liggen veel meer tastbare en meetbare overwegingen ten grondslag aan de uiteindelijke vorm en formaat van het gebouw. Ook de gemeente is natuurlijk met meer dan die ene overweging hoofdhuurder geworden, en ook niet alleen vanwege het destijds kennelijke vooruitzicht van een leegstaand kantorengedeelte van ‘De Rotterdam’ bij oplevering. Dat ze er nu spijt van hebben, heeft ook geen stedebouwkundige maar alleen financiële redenen.
Ik kan me voorstellen dat je -als de kans zich voordoet- als gemeente je ambtenaren in een nieuw gebouw in het centrum wil hebben en niet in een 40 jaar oud gebouw op een steenworp afstand van Schiedam (dit kan je wellicht vergelijken met de motieven van Den Haag om rijksambtenaren terug te halen vanuit Zoetermeer). Als er dan een langjarig prestigieus project als de Kop van Zuid bestaat in de stad die je bestuurt, ligt het voor de hand om dat gebied te overwegen als vestigingsplek.