Wat is dat toch met Delfshaven? Wie berichten in de media volgt, kan moeilijk een andere conclusie trekken dan dat de deelgemeente in Rotterdam-west op de rand van de afgrond bivakkeert. Maar hoe is het écht in de wijk? In dit tweeluik kijkt Vers Beton van binnen en van buiten naar Delfshaven. In het eerste deel van deze serie las je welk beeld er in de media opdoemt. Hoog tijd voor deel 2 dus: hoe ervaren de redacteurs van Vers Beton de deelgemeente?
Een woest aantrekkelijke man
De eerste 20 jaren van mijn leven woonde ik in Rotterdam Noord. Op de rand van het Liskwartier, tegen het Oude Noorden aan. Daarna werd mijn post bezorgd in het centrum van de stad, vervolgens een paar jaar op de Kop van Zuid, maar daarna bracht de liefde mij naar Delfshaven.
Hoewel de liefde voor de desbetreffende man daarna vrij snel bekoelde, bleef de liefde voor dit stuk stad. Dus toen ik, ondertussen alweer twee adressen in Delfshaven verder, vorig jaar wederom op zoek was naar een huis, zocht ik in deze wijk.
Er is me best vaak gevraagd waarom ik nu precies zo graag dáár wilde wonen. Waarom niet lekker een huis zoeken in Blijdorp, Bergpolder, Crooswijk of het Oude Noorden? De precieze reden ‘waarom niet’ kan ik niet geven, daar is het te veel een gevoelskwestie voor. Maar het antwoord wat ik geef op deze vragen is steeds zoiets als: ‘Het Noorden, daar kom ik vandaan, dat is als mijn broertje. West, dat is als mijn vriendje, en daar wil ik nu zijn.’
En ja, misschien is Delfshaven ook wel een beetje als een woest aantrekkelijke man. Onvoorspelbaar, spannend, en met een ruw en wellicht gevaarlijk randje. Maar vooral ook dynamisch en in ontwikkeling. Vanaf de Heemraadssingel rukken de bakfietsen op, en de Nieuwe Binnenweg heeft een biologische supermarkt en een Vlaamsch Broodhuys. Gelukkig zijn de sexshops, toko’s en belwinkels nog niet allemaal verdreven. Als ik nu door mijn buurtje in Tussendijken naar de markt op het Gote Visserijplein wandel, kost het nog verbeelding om het potentieel te zien. Maar geloof me, dat is er. (Fay van der Wall)
K-BONK
Dat Delfshaven de navel van mijn universum is, mag geen verbazing wekken. Corry Konings-achtige cliché’s volstaan. Mijn wieg stond er, ik heb er leren lopen, leren praten, staand leren plassen, boom-roos-vis-vuur leren schrijven, ik heb er geknikkerd, mijn eerste meisje gekust, voor het eerst mijn eigen maaltje gekookt, mijn eerste pornofilm gezien, en mijn eerste poëzie gelezen. Oké, die laatste twee komen in het repertoire van het Hollandse levenslied niet voor, maar dat mijn vader in de lokale kroeg heeft zitten huilen omdat ik tóch niet op meisjes viel, past ontegenzeglijk in het genre. Wat echt ontbreekt aan het lijstje is dat ik niet geboren ben in Delfshaven, maar in het Dijkzigt-ziekenhuis, dat strikt genomen tot de jurisdictie van Rotterdam-Centrum behoort. Daar staat tegenover dat mijn vader wel in Delfshaven is geboren, evenals mijn vaders vader trouwens.
Ga ik terug naar mijn jeugd in Delfshaven, op het Coolhaveneiland van laten we zeggen 1985, dan zie ik mezelf naar mijn basisschool lopen, langs kraakpanden waar ranzige types spandoeken volspuiten met anarchistische uitspattingen. Ik zie mezelf laveren tussen hoog opgetaste stapels bloederige koeienhuiden en vrachtwagens met chemicaliën (en niet te vergeten de alomtegenwoordige hopen hondenstront), langs braakliggende bouwterreinen met gifgrond of de zoveelste blindganger uit WOII, – als dat maar goed komt met die heimachines, want het gaat de hele dag door – Bouwen voor de buurt! – voortdurend K-BONK K-BONK K-BONK – oeps, daar stopt ineens een afgeragde Mercedes voor je neus waarvan de bestuurder welwillend ingaat op avances van een heroïnehoer, linksom, pas op! asogasten op opgevoerde brommertjes met noodgang over de stoep, je klautert over een berg afgedankte huisraad, pareert een aanval van vervaarlijk krijsende meeuwen, blijkbaar in de overtuiging dat je het hebt voorzien op de lekkerste halfverteerde meuk uit de opengereten vuilniszakken, en… – hé! daar loopt oma met haar poedel!! Moet je niet opschieten jongen, je moet naar school, hier heb je trouwens een tientje en… Mevrouw!!! Ken u die hond niet bij u eigen voor de deur laten schijten!! Kan mij het rotten, daar betaal ik toch belasting voor!, en koop jij maar wat leuks van dat tientje en nu naar school en niet met vreemden mee. Dus door, neus dicht, carcinogene lucht van de fabriek, niet uitglijden over na gebruik achteloos weggegooide condooms, raam linksboven gaat open, vlaag van exotische muziek, volgepoepte luier wordt naar beneden gepleurd, omzeild, en de school is in zicht, benieuwd of Abdel-Raghim vandaag weer in z’n naakte snikkel gaat gymmen omdat dat niet in je gewone kleren maar in ondergoed moet (wat hij dat blijkbaar niet heeft), school in, lekker warme klas, lieve juf, vrolijke klasgenoten, zingen over kabouters. Heel hard zingen over kabouters, want er is onmiskenbaar grote concurrentie van heimachines, altijd, altijd, voortdurend maar K-BONK K-BONK K-BONK.
Mijn hele familie woonde in Rotterdam-West, en al lang. Mijn opa en oma leerden elkaar tijdens dansles kennen in Odéon op de Gouvernestraat (we schrijven 1932) en mijn andere opa en oma op een zwoele zomeravond in 1946, al flanerend op de Middellandstraat. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet als overburen in de Eerste IJzerstraat, en betrokken in 1970 hun eerste woning in de straat erachter, naast het huis van mijn overgrootouders. Let wel: Ze vertrokken dus niet naar een frisse buitenwijk vol groen – hoewel ze zich dat makkelijk hadden kunnen veroorloven. Om dicht in de buurt van de familie te blijven, kozen ze voor een kleine woning boven een garage in hun vertrouwde buurt, één van de Rotterdamse volkswijken die door het stadsbestuur veronachtzaamd werd, ten faveure van de groei van de haven, de cityvorming van het centrum en de bouw van buitenwijken.
Rond 1975 vond een omslag plaats. De oude stadswijken kwamen ineens in het middelpunt van de belangstelling van beleidsmakers te staan en maatschappelijke ontwikkelingen op internationaal niveau werkten in de wijken door. De oude wijken werden gesaneerd, en tegelijk (en deels daarmee samenhangend) vonden halve volksverhuizingen plaats: Delfshaven veranderde in rap tempo van vorm en samenstelling. Bijgevolg was mijn mooie nieuwe basisschool op het Coolhaveneiland een zwarte school – lang voordat die term gemunt was. Vijfentwintig kinderen in de klas, en ik was één van de drie blanke leerlingen. In december zaten alle kinderen eendrachtig oh dennenboom zingend kerststalletjes te vouwen, de Turkse en Marokkaanse leerlingen incluis. Alleen de andere blanke jongen in de klas deed niet mee, want zijn ouders hielden er een onwrikbaar orthodox atheïsme op na.
Het Delfshaven van 1985 was een vrolijke, licht ranzige chaos, en dat gold ook voor de basisschoolklas. Tot groep 6 zo’n beetje. Toen ging de gezinssituatie van sommige klasgenoten zich wreken. Die kinderen kwamen er achter dat hun vader niet in het buitenland, maar in de bak zat. Of dat hun moeder ’s avonds geen schoonmaakwerk deed, maar zich prostitueerde. Niet veel later zou één van de klasgenoten zelfs omkomen bij een steekpartij op de Lijnbaan. Maar toen had ik de basisschool op het Coolhaveneiland al lang verlaten omdat er nauwelijks meer geleerd werd, spullen werden gejat, stinkbommen werden gegooid in de klas, er vechtpartijen waren waarbij messen werden getrokken, en – het ergst – de leraar een Spartaans regime had ingesteld als reactie op de mini-terreur van de leerlingen. Uiteindelijk zijn we in 1995 definitief uit Delfshaven vertrokken. Junks in de portiek, schietpartijen in de straat, auto twee keer gejat, en – de belangrijkste beweegreden – de kakkerlakken dreven mijn moeder tot waanzin. Het werd Prinsenland.
Na enkele omtrekkende bewegingen (in exotische oorden als het Scheepvaartkwartier en het Oude Noorden) woon ik sinds 2003 weer op het Coolhaveneiland. De wijk is veranderd. Geciviliseerd. Waar eerst die 1500 meter lange loods van Van Gendt en Loos aan een enorme asfaltvlakte stond, is nu een groene laan met platanen, en voetballen de Mocro’s fanatiek tegen de Suri’s in een landschapsarchitectonisch verantwoorde context. De heroïnehoertjes zitten allemaal in een traject, en de Johnny’s en Anita’s zijn ook spoorloos. Het straatbeeld wordt bepaald door verveelde hipsters op katoenen schoentjes en obscure instrumenten bespelende mediterrane conservatoriummeisjes met een probleemhuid. De eerste bakfietsvaders zijn gesignaleerd. Delfshaven is braaf geworden.
Ik verlang naar een beetje meer K-BONK (Ferrie Weeda)
Wie heeft alle kleurlingen verstopt?
Mijn oudere broer is de allereerste allochtoon die ik ooit heb gezien. Hij is namelijk een paar maanden na zijn geboorte uit Bangladesh naar Nederland gekomen. Allochtonen in Nederland: ik wist niet beter. Nouja, da’s niet helemaal waar: ik dacht vooral dat hij de énige allochtoon was. In het dorp waar ik ben opgegroeid, Nieuw-Lekkerland, was hij lange tijd zo ongeveer the only coloured in town. Pas in groep 7 verscheen de tweede variatie op wit in beeld: een meisje uit Suriname kwam in mijn klas. Nog gekker werd het tijdens de brugklas van mijn middelbare school, want daar zat – stel je voor! – een Marokkaan in. Een hele nog wel!
Door de loop der jaren heen zag ik natuurlijk steeds meer nieuwe Nederlanders verschijnen, maar altijd in kleine hoeveelheden en op volledig geïntegreerde basis. Ik las en hoorde weleens over problemen met buitenlanders, maar dat was meer iets voor in de stad of die slechte wijk in het dorp verder. Daar bleef ik vrolijk uit de buurt van. Brrr. Stel je voor.
Pas op mijn 25e ben ik naar Rotterdam verhuisd. Ik had toen geen enkel idee van de verschillende wijken en hun signatuur, hoorde goede verhalen over Crooswijk, kon daar antikraak een verdacht gehorig appartement scoren, en vertrok richting de Paradijslaan. Ja, daar liepen ook wel wat Antillianen, Marokkanen en Surinamers, maar het bleef toch een minderheid. Het gros was blank. Niettemin vond ik het al heel wat. Ik woonde blijkbaar écht in de stad!
4 jaar geleden verhuisde ik naar Delfshaven. Tegelijkertijd verkaste een vriend van mij juist van die deelgemeente naar Crooswijk. Ik weet nog dat hij zei dat je in Delfshaven soms echt tijden geen blanken meer zag. Ik moest daar om lachen. Dat zou toch wel meevallen? Veel gekker dan Crooswijk kon het toch niet zijn?
Dat kon het wel. En hoe! Vanuit ons appartement aan de Schiedamseweg kijk ik vaak en veel naar buiten, en anders loop ik wel op straat. Je kunt soms tientallen mensen tegenkomen zonder dat er ook nog maar één blanke bij zit (en als dat al wel gebeurt, dan is het meestal nog een zwerver, junk of hoer ook). De Marokkanen bij de belhuizen, de Turken bij de theehuizen, de Antillianen bij de kroegen, de Surinamers bij de broodjeswinkels, de Roemenen bij de Aldi (wat geen Aldi meer is, maar toch ook wel; het zijn verwarrende tijden in de Schans): Rotterdams meest historische wijk ziet er tegelijkertijd zonder twijfel het minst historisch uit.
In het begin moest ik daar aan wennen. Hard. Ik ergerde me aan het eeuwige buiten lanterfanten (en dan vooral voor onze voordeur), het harde schreeuwen (het blijft hilarisch: op 300 meter van elkaar staan en blijven schreeuwen in plaats van naar elkaar toelopen) en het oefenen voor de wereldkampioenschappen dubbelparkeren (de finale is dit jaar weer op de Nieuwe Binnenweg tussen Marokko en de Antillen).
Nu, 4 jaar verder, merk ik het eigenlijk niet meer echt. Sterker nog: ik merk het vooral wanneer ik niet meer thuis in Delfshaven ben. Zo word ik altijd een beetje paranoïde als ik op bezoek ben bij familie in de Alblasserwaard. Paranoïde van al die witte mensen die zo keurig een wit leven leiden. Het voelt altijd een beetje alsof er net een etnische zuivering heeft plaatsgevonden. Zo blank ziet de wereld er toch niet uit? Wie heeft alle kleurlingen verstopt?
Ik mis ze ook als ik de wijk uit ben, al die allochtonen. Ik mis het ruwe roepen op straat, de roekeloze automobilisten, de lallende Antillianen op de terrassen, de hybride gesprekken in Nederlands, Berbers en Surinaams, en het gevoel dat het veilig is omdat er altijd mensen op straat zijn.
Een droomwijk dus, Delfshaven? Verre, verre van. Drugsrunners, moordpartijen, huisjesmelkers, geluidsoverlast, teringzooi op straat, bestuurlijk wanbeleid: de maatschappelijke schoonmaakploeg kan hier nog jaren vooruit, niet in de laatste plaats door de aanwezige allochtonen. Ook die levenswijsheid heb ik geleerd door hier te wonen. Toch blijft Delfshaven voor mij dé wijk die Rotterdam – met al zijn nationaliteiten, ontdekkingsmogelijkheden, problemen en variaties – het best belichaamt, en daarom dé wijk om in te wonen. (Inge Janse)
Al 15 reacties — discussieer mee!
Nog even op dit artikel en de comments terecht gekomen via het 2012 Vers beton jaaroverzicht. Buiten de zeer merkwaardige inhoud van de heer Fastl zijn comments, ben ik nog het meest onder de indruk van de misplaatste extra rrrrrrr in het woord chrrrrrrristelijke, dat hij telkens gebruikt. Op welke manier zou de heer Fastl het woord christelijk nu uitspreken? De enige manier om het christelijk geloof een beetje te bespotten zou zijn door juist de ch [K] te vervangen door de g. Gristelijk. Krrrrrrristelijk is toch helemaal niet bespottend genoeg? En als, van haar Nederlands Hervormd afgevallen Hoekse Waards Bible Belt meisje, thans wonend in monocultureel Blijdorp, kan ik het weten.
Leuk om nog op de valreep iets te kunnen leren van een afvallige. Ik zal mijn best doen Mariska om met respect de volgende keer Gristelijk te zeggen ipv chrrrrristelijk. Mijn reacties mag je nemen voor wat je er van vindt. Met alles wat jij en anderen er van vinden, ik vind Delfshaven OK en een prettige plek om te wonen, zonder blind te zijn voor wat beter kan. We leven in de grote stad met rafelrandjes, juist dat is, wat de stad maakt tot wat het is.
Hulde! Ferrie: je verhaal is bijna één-op-één mijn verhaal van opgroeien in Crooswijk. Tijden die niet meer terugkomen.
Aardige beeldende stukjes over Delfshaven met een knipoog en humor opgeschreven. De uitzondering daarop vind ik de column van Inge Janse, de azijnpisser uit het ordentelijke Chrrrrrrristelijke Nieuw Lekkerland. Mijn hemel man, verpak wat humor in je verhaal, zo jong en al zo gedesillusioneerd en hopeloos. Een column mag scherp zijn, mag bijten maar ‘die Verelendung’ die er uit spreekt, spreekt mij niet aan. Kom op Inge Janse verman je en stap uit die Chrrrristelijke moraal, lees ‘Knielen op een bed violen’ en kijk waar jouw uitgang is.
“zo jong en al zo gedesillusioneerd en hopeloos”
Mocht ik ooit een boek schrijven, dan zet ik dit in mijn biografie op de achterflap.
Verder begrijp ik weinig van het punt dat je wilt maken. Ik beschrijf wat de wijk met mij, een ex-provinciaaltje, doet. Is dat erg?
…en je gaat me toch niet vertellen dat je kritiek hebt omdat ik christelijk ben? Nee toch, atheïstisch en pluriform denker Ton?
Ik vroeg me ook al af waarom hij het er over heeft dat je christelijk bent… Ik zie er niks van terug in je stuk. Ook “azijnpisser” is een onverwacht sterke uitdrukking voor een stuk wat mijns inziens niet zuur is.
Inge: Ken je deze man? Heb je hem ooit iets aangedaan?
Misschien omdat ik geklaagd heb over het stadskantoor? Ton is politiek actief, dus wie weet. Gelukkig wil hij ons vast uitleggen wat het pijnpunt is.
Ach Ton, lastig he? Mensen dulden met een eigen visie, die zowel man en paard benoemen als we tegelijk een ironisch/zelf-ironisch (LET OP! Dit is een sleutelbegrip!) commentaar er op leveren…laten we idd maar de koers van de PvdA blijven bevaren. Niet erkennen dat ieder individueel uniek is en een eigen koers uitzet in het leven maar gewoon een brede bestuurslaag creëren die wel even voor een ieder bepaalt hoe te leven. Veel succes in september, met Diederik Samsom kún je niet verliezen!
Ha Ton. Ik vind dat iedereen zijn mening mag hebben en dit mag uiten. Ik vind echter het enige steekhoudende aan je reactie dat je dit onder je eigen naam doet, want het is wel ontzettend gewaagd om iemand zijn overtuiging te gebruiken als argument. Ik vraag mij af, wanneer het een moslim was uit de Berben, zou je het dan ook duiden als een mosssshlim uit de Berben?
Over het ‘azijnpisser’, dat komt m.i. al helemaal niet naar voren in het stukje. Wellicht wordt een beetje azijn gepist over de keurige Alblasserwaard, maar ik kan me – gezien je reactie- niet voorstellen dat je daar een probleem mee hebt.
Beste reageerders,
Dank voor jullie reacties. Beelden spreken soms meer dan woorden, de foto’s hierboven laten zo’n beeld zien van Delfshaven, een mooi beeld. Een Delfshaven waar ik 14 jaar geleden met veel plezier ben komen wonen, een Delfshaven dat de potentie heeft om er prettig te wonen en ja een Delfshaven met rafelrandjes, gelukkig maar want ook dat maakt Delfshaven voor mij aantrekkelijk.
Als ik dan de bijdrage van Inge Janse over dat Delfshaven lees, ervaar ik een verzuurde kijk met een negatieve connotatie. Prima, je hoeft mijn kijk op Delfshaven niet te delen, maar ik vindt het jammer dat in de kolommen van Vers Beton, het oude beton om het zo maar te zeggen, het riekende, afbrokkelende beton de overhand heeft. Vers Beton zou een mooi platvorm kunnen zijn om Delfshaven te prikkelen om vooruit te komen, om een ideeënfabriek te zijn en het debat aan te zwengelen. Maar wel naar voren en niet van dat zure, dus veel meer zoals onderaan de site staat vermeldt: ‘Vers Beton Voor de Geest’. In dat debat wil ik mij mengen.
En ja mijn stukje was scherp en bedoeld om reacties los te krijgen.
Wat het chrrrristelijke uit Nieuw Lekkerland betreft, dat was door mij bedoeld als een metafoor van het beeld dat Inge Janse neerzette over Delfshaven. Ik ken Nieuw Lekkerland, nog van toen ik verkering had met een meisje uit die prachtige Alblasserwaard, als een deel van de bijbelbelt met een wat kleinburgerlijke gesloten mentaliteit. Deze metafoor was zeker niet bedoeld om Inge Janse in zijn levensovertuiging te raken. Zoals de Googlende Inge Janse zelf opmerkt, ben ik een ‘atheïstisch en pluriform denker’, met de nadruk op pluriform.
Zo, ik hoop dat mijn overwegingen hiermee wat duidelijker geworden zijn. Ik woon namelijk met veel plezier in Delfshaven en probeer er actief aan mee te werken dat plezierige wonen in Delfshaven voor iedereen bereikbaar te laten zijn.
Ik wens u lezer alle goeds,
“Niets maakt ons laffer en gewetenlozer dan de zucht om door alle mensen bemind te worden.”
– Marie von Ebner-Eschenbach Oostenrijks schrijfster 1830-1916
Ha, bedankt voor je toelichting! Ik ben er iets wijzer van geworden. Het is me alleen nog niet echt duidelijk wat er zo zuur aan mijn bijdrage is. Dat ik multiculturele wijken als de standaard ervaar en op waarde schat? Uit de reacties op social media blijkt dat veel mensen mijn beeld herkennen en waarderen. Het zou toch pas zuur zijn als ik de wijk zou ontvluchten vanwege het multiculturele? Of is monocultureel het nieuwe multicultureel?
Of val je erover dat ik alleen de wijk beschrijf, maar geen oplossingen geef voor de problemen in de wijk? Mijn doel was juist om te laten zien hoe de wijk is, en hoe je deze kan ervaren. Veel mensen van buiten de wijk vinden het nogal wat, zo’n overwegend gekleurde wijk. Ik laat juist zien dat dat prima leeft en dat je niet anders meer wilt (zonder daarbij te negeren dat er nog veel problemen in de wijk zijn, en dat die ten dele veroorzaakt worden door het multiculturele aspect).
Het stuk over je metafoor ontgaat mij zo volledig dat ik bijna aan mezelf ga twijfelen. Ontsnappen aan religie in een klein dorp als metafoor voor wonen in een multiculturele wijk? Dat is wel erg postmodern (maar daarom ook erg hip hoor, vergis me niet, hartstikke leuk, dat postmoderne, alleen een beetje verwarrend).
Als laatste: vergis je niet in wie welke rol heeft. Jij bent fractievoorzitter van de pvda delfshaven. Het is daarom je doel en verantwoordelijkheid om de wijk vooruit te helpen (ik laat even in het midden of de pvda dat ook doet). Ik ben inwoner van Delfshaven. Ook ik heb die plicht, maar a: in mindere mate en b: met tegelijkertijd het recht om problemen te benoemen zonder met een oplossing te komen.
Sterker nog: alles wat ik (de overige schrijvers, of welke bewoner dan ook van Delfshaven) over de wijk vertel, is waardevol voor het bestuur, want het geeft signalen over waar de problemen en kansen voor de wijk liggen. Je wilt toch serieus niet alleen besturen op basis van je eigen perceptie van de wijk? Dat de toon van de feedback je niet bevalt lijkt me daarbij van ondergeschikt belang.
Ik ben ook inwoner van Delfshaven en vind het opmerkelijk dat de fractievoorzitter van de PvdA in Delfshaven op zo’n kinderlijke manier reageert op een kritisch stuk. Ik begrijp wel dat hij liever mooie sfeerbeelden wil zien in de media, maar de functie van een blog is niet om alleen Hosanna te roepen, maar juist om kritisch een onderwerp te beschouwen. Om dan ook nog eens over religie te beginnen is helemaal absurd. Ik ben een Joodse Delfshavenaar van Oost-Europese afkomst, had je daar nog ook een leuke metafoor over, want ik deel de kritische insteek van Inge Janse.
Toch nog even een reactie vanwege de laatste reageerder Miki, te beginnen met een citaat uit een van de openingszinnen in Vers Beton:
“Wie berichten in de media volgt, kan moeilijk een andere conclusie trekken dan dat de deelgemeente in Rotterdam-west op de rand van de afgrond bivakkeert.”
Dit citaat liegt er niet om en is beeldend voor de (suggestieve) negatieve teneur in Vers Beton. Het is een mening en het mag ook gezegd worden, geen misverstand daarover. Maar is dat dan ook zo en is het ook zo dat een blog als Vers Beton de functie heeft om zo’n beeld te schetsen zo als hier wordt gedaan. Een puur negatief beeld over Delfshaven zonder perspectief , zonder richting en zonder optimisme. Een beeld waar ik mij niet in herken en waar die Delfshavenaren die de afgelopen jaren hard en met zichtbaar resultaat gewerkt hebben aan een beter Delfshaven mee tekort gedaan worden. Dat Delfshaven waar ik nu ruim 14 jaar met héél veel plezier woon en ja als fractievoorzitter van de PvdA met veel enthousiasme zo’n zes jaar mijn steentje bijdraag.
De toon maakt de muziek dat is zo in Vers Beton en dat is zo in mijn reactie daarop. Wellicht was mijn ironische bedoelde opmerking over het chrrrrrrristelijke Nieuw Lekkerland te veel de reactie van de columnist in mij. Miki hoeft zich in ieder geval als Joodse Delfshavenaar van Oost-Europese afkomst over mij geen zorgen te maken, hij maakt net als al die andere Delfshavenaren deel uit van dat pluriforme Delfshaven waar ik juist zo trots op ben.
Mag ik besluiten met een aantal zaken in Delfshaven die de moeite waard zijn en perspectief bieden: Het Dakpark, de revitalisering van de Nieuwe Binnenweg, Spangen van probleemwijk naar vitale wijk, de skatebaan met het nieuwe sportveld in het Heemraadspark, de vele culturele instellingen in Coolhaveneiland, de vrouwenempowermentcentra, Buurt Bestuurt en Sport en Activity City waar de jeugd gratis kan sporten, cultuur kan opsnuiven en kennis kan maken met de natuur. Een Delfshaven dat ‘Step by Step’ groener en leefbaarder wordt. Zo is Delfshaven voor haar inwoners de plek waar veel mogelijk is waar initiatieven van bewoners gehoord worden en waar middelen beschikbaar zijn om die initiatieven te realiseren. Je moet dat dan wel doen en van je laten horen.
Wandel een keer met mij mee door Delfshaven dan kunnen we het met elkaar hebben over de mooie en minder mooie dingen in Delfshaven. Ik hou van het debat en de dialoog maar het moet wel ergens toe leiden. Vers Beton zou daarvoor een prachtig platvorm kunnen zijn. Ik daag de lezer(s) uit die dialoog te voeren.
Met vriendelijke groet,
Ton Fastl
[email protected]
06-41766015
”De wereld is vervelend voor vervelende mensen en boeiend voor boeiende mensen”
Dag Ton, alle reacties en tegenreacties daargelaten, begrijp ik deze discussie van geen kanten. Het artikel is toch gewoon een ode aan Delfshaven, met al haar mooie en minder mooie kanten? Het is mijns inziens een artikel dat een realistisch beeld schept van een wijk dat gelijk prachtig verrot is en verrot prachtig, precies zoals een stadswijk hoort te zijn. Ik begrijp echt niet dat de afbladdering (in Nederland altijd ontkend en miskend, terwijl we met z’n allen op vakantie gaan en juichen bij een vervallen steegje) onder het tapijt moet worden geveegd.