Na de liefdesverklaring aan Delfshaven vinden wij het tijd geworden voor een ode aan de andere wijken van Rotterdam. In deze column vertellen wij waarom we een moord doen voor Noord, waarom we fluitend naar Zuid fietsen, op z’n best zijn in West en waarom we onze kroost opvoeden in Oost. Met name voor die laatste zoeken wij nog gastschrijvers die trots uitstappen bij metrohalte Alexander!
Deze week schrijft Vers Beton-redacteur Fiona Fortuin over waarom zij van Feijenoord houdt.
Wanneer ik mijn deur uitstap, boort zich een aroma van eucalyptus vermengd met wiet in mijn neus. Bob Marley’s No Woman No Cry staat op hoog volume, het nummer dat mijn buurman sinds de breuk met zijn laatste vrouw op repeat heeft staan. Dat is nu zo’n anderhalf jaar geleden. Hij stapt met een dweil naar buiten om zijn deel van ons halletje te schrobben. ‘Ha buurvrouw’, roept hij en lacht daarbij zijn gouden tanden bloot. Johnny is duidelijk mijn naam vergeten.
Ik woon sinds zes jaar in de flat De Peperklip in de wijk Feijenoord, in de volksmond beter bekend als de Pauperklip. ‘Waarom ga je wonen in het afvoerputje van Feijenoord, tussen de barbaren?’, vroegen vrienden na mijn verhuisbericht. Ik kende de huiveringwekkende geschiedenisverhalen: van de talrijk aanwezige kakkerlakken, de levende kippen in de keukenkastjes, de balkons die dienden als alternatieve slachthuizen, de berghokken als slaapplek voor zwervers, maar ze deden me weinig. En terecht. Sinds ik hier woon heb ik geen kakkerlak ontdekt. Hoogstens een mensendrol in de centrale hal en een plotseling opgedoken slang in het huis van mijn toenmalige buurvrouw waar Johnny nu woont (laat hij het maar niet weten).
De Peperklip staat pal naast de Entrepothaven, waar de dorpelingen uit de Hoeksche Waard hun weekenden in de plaatselijke (prachtige!) supermarkt slijten. Beschouw deze plek met je ogen een beetje dichtgeknepen en het lijkt op een Rotterdamse St. Tropez. Sloepen en grote, sjieke boten liggen naast elkaar in de haven. Café Pirates serveert saté en de Italiaan heeft de naam van Margherita veranderd in Bep van Klaveren. Want iedereen weet hier dat de echte jetset nooit zal aanmeren.
Iets verderop deelt de grootste moskee van Nederland de skyline met de MediaMarkt. Wanneer ik vanaf de Rosestraat richting de Maas wandel waar de rivier wordt tegengehouden door de Feijenoordkade, loop ik over één groot zebrapad: zwart, wit, zwart, wit. In de ene straat rijdt een BMW een parkeergarage in, een straat verderop staat een bijna overleden Mercedes voor een ingetrapte deur. Het tot leven gekomen zebrapad is het resultaat van een poging de bevolkingssamenstelling op Zuid meer divers te maken. Terug in de Rosestraat ligt een man op het voetpad. Hij heeft zichtbaar een slok te veel op en hulp nodig, maar men loopt hem voorbij of staart hem aan zonder een hand uit te steken.
De strijd met het leven en de troosteloosheid ligt in Feijenoord voor het oprapen. De tegenstellingen zijn groot. Wonen in Feijenoord, met de Peperklip als uitvalsbasis, voelt als leven tussen twee werelden, tussen weelde en armoede. Het is de bittere, harde realiteit waar je direct in belandt wanneer je een stap buiten de deur zet. Maar sinds ik in Feijenoord woon, lukt het mij ook steeds beter om voorbij die tegenstellingen te kijken. Ik zie nu ook een wereld op microschaal waar mensen zich proberen aan te passen aan de situatie zoals die er is. Soms geforceerd vanaf de tekentafel in het gemeentehuis, maar vaak genoeg ook vanuit de bewoners zelf. Langzaam natuurlijk, beetje bij beetje, tasten we elkaar af. Raken we nieuwsgierig naar elkaar, zien we elkaar staan en gebruiken we ons aanpassingsvermogen zoals de sjieke Italiaan aan de Entrepothaven dat doet met zijn pizza’s.
Maar alles op zijn tijd.
Ik zie een ambulance stoppen bij de man die op straat ligt. Vlakbij mijn ingang van De Peperklip kom ik buurman Johnny weer tegen. Hij is op weg naar zijn werk. Terwijl de Peperklipse poetsvrijwilligers naast ons hun emmers lozen, vraagt Johnny me waarom ik nooit de lift naar onze verdieping neem. Blijkbaar houdt hij me in de gaten en doe ik iets waar hij met zijn hoofd niet bij kan. We lachen hard (en hij kijkt met opgetrokken wenkbrauwen) als ik zeg dat ik met mijzelf heb afgesproken altijd de trap te naar boven te nemen. Hij vertelt me dat hij net terug is van zijn vakantie op Curaçao en vraagt of ik geen last heb van zijn muziek. En hoe ik ook alweer heet. Ik merk dat hij het echt wilt weten. De volgende keer nodig ik hem uit voor een Pizza Bep van Klaveren.
Fiona houdt van Feijenoord, maar wil niet dood gevonden worden in het Oude Noorden. Volgende week vertelt Hilde Westerink waarom zij haar hart heeft verpand aan deze wijk.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Al 2 reacties — discussieer mee!
Dit stuk zet me wederom aan het denken over een onderwerp dat al veelvuldig de revue is gepasseerd tussen mij en mijn vriend voor/tijdens en na onze verhuizing uit Rotterdam. Ik zag ook de charme in de troosteloosheid van het leven in sommige wijken en uberhaupt in de stad an sich, maar ik vraag me af of dit in sommige gevallen op een gegeven moment niet nutteloos wordt.
De situatie die je hierboven beschrijft, herken ik heel goed en ook ik zou de charme ervan inzien. Maar de vraag is voor mij persoonlijk of men in de eerste plaats zo zou moeten leven, in een moderne stad waarin behoorlijk wat geld voor verkwist aan dure projecten zoals het nieuwe centraal station bijvoorbeeld. Het lijkt wel alsof Rotterdammers genoegen nemen met minder; armoede, verpaupering, continu bouwwerkzaamheden overal en nergens, een chinees restaurant in wat eens een waanzinnig poppodium was (gebouw van nighttown), en ga zo maar door. Alsof het in de aard van Rotterdammers zit om vooral door te gaan tot het bittere einde en geen betere leefomstandigheden te eisen want “laten we elkaar vooral geen mietje noemen”! Eigenlijk is dit te gek voor woorden, om al die dingen maar gewoon te ondergaan alsof je als rotterdams burger niet beter verdient lijkt wel.
Zelf zijn mijn vriend en ik dus recent verhuisd naar een stad waar ik de naam niet van zal noemen en hoewel Rotterdam in mijn hart zit en ik van haar zal houden tot de dag dat ik dood ga, is het werkelijk waar een verademing om in deze andere stad te wonen. En het begint alleen al bij die hele simpele dingen en basis behoeftes die ik in Rotterdam niet meer vond. Al is het maar dat auto’s gewoon 9 van de 10 keer netjes voor je stoppen wanneer je op de fiets aan komt rijden, waar mensen elkaar met een lach aankijken omdat ze in een stad wonen waar het leven heerlijk is, in plaats van zwaar, aanpassen en overleven. Het lijkt wel een oorlogsgebied op zo’n manier?! En ik vind dat de Rotterdammer dat omwille van zijn stad gewoon niet meer zou moeten pikken. Je kunt wel ode’s schrijven aan de wijken, maar waarvoor? De gemeente laat deze wijken keihard in de steek, dit is alleen al te zien aan alle dure ambitieuze woon en andere projecten in het centrum van de stad. Dat wil je toch niet???? Misschien moeten jullie de ode’s uiteindelijk bundelen en bijvoorbeeld aan Aboutaleb aanbieden? Dan heeft hij ook eindelijk eens een beeld van de stad waar hij burgemeester van functie is…
Als je Rotterdam wil opknappen is er in de eerste plaats een andere burgemeester nodig. Een burgemeester met een hart voor de stad en niet iemand die dankzij de (PvdA)baantjescarrousel is aan komen waaien. De macht van een burgemeester is weliswaar beperkt, maar het is wel degene die het meest zichtbaar is. Aan iemand die bij wijze van spreken alleen maar lintjes knipt hebben we in Rotterdam niets. Een burgemeester moet zich laten zien in de (hele) stad. En niet alleen bij feestelijke aangelegenheden, maar ook en vooral bij problemen. Je kunt je als burgemeester wel laten informeren via prachtige rapporten, maar de werkelijkheid is altijd anders. Die moet je zelf ervaren en dat doe je door op pad te gaan.