Sinds kort zijn welstandscommissies, de onafhankelijke raden die gemeentes adviseren over bouwaanvragen, in Nederland niet langer verplicht. Boekel was de eerste gemeente die hem afschafte. Eindhoven (de Gekste) is als eerste stad ook een eind op weg. Ook in Rotterdam staat de welstand ter discussie. Wordt Rotterdam Boekel aan de Maas?
Woensdagochtend spreekt de Rotterdamse raadscommisie Fysieke Infrastructuur en Buitenruimte over een nieuwe, 300 pagina’s tellende koepelnota waarin de criteria staan volgens welke de commissie Welstand de komende jaren haar adviezen zal uitbrengen. De VVD, zelf in het college, heeft in haar verkiezingsprogramma staan dat de commissie wat haar betreft afgeschaft wordt. Zij vinden hier oppositiepartij Leefbaar Rotterdam aan hun zijde, en beide zullen daarom waarschijnlijk tegen de nieuwe nota stemmen om de wethouder Karakus terug te sturen om met ruimere, of zonder, criteria terug te komen. Als het liberale D66 collegegenoot VVD ook steunt, dan zijn er bij elkaar 22 zetels, en zijn ze nog maar 1 zetel verwijderd van de meerderheid.
Tevredenheid en kritiek
Dat de situatie ernstig is onderschrijft de ingezonden brief van de Van der Leeuwkring aan de Rotterdamse Raad. De Van der Leeuwkring is een groep van 25 directeuren en bestuurders van onder meer corporaties, projectontwikkelaars en bouwbedrijven. In hun brief benadrukken zij dat alle grote Europese steden een toezicht op ruimtelijke kwaliteit hebben. Bovendien zien zij de commissie Welstand als sparringpartner een belangrijke bijdrage leveren aan de door hen gerealiseerde kwaliteit. Zij die getoetst worden door de commissie zijn dus tevreden over dit adviesorgaan.
Je kunt de vele pagina’s van de nieuwe koepelnota te gedetailleerd noemen. Hij is echter compacter dan voorheen, en het is vooral van belang dat er gebiedsgerichte criteria in vermeld staan. Dit betekent dat er voor elke wijk andere criteria staan omschreven. Hierdoor bevat de toetsing wel rechtsgelijkheid (en is dus voor iedere burger hetzelfde), maar wordt er vooral naar de context gekeken. Hiermee is de commissie gelukkig ver weg van een arbitraire schoonheidscommissie, zoals zij een eeuw geleden heette en waar zij ten onrechte nog wel eens mee verward wordt. Het gaat er niet om of een gebouw mooi is, maar of het binnen zijn omgeving past en genoeg kwaliteit bezit.
De discussie over het nut van een welstandscommissie verengt zich snel tot individuele gevallen. Wat voor kwaad kan een voor velen onzichtbare dakkapel in Kralingen? En is het niet doodzonde dat een woning op Zuid niet gerenoveerd kan worden omdat het voor de eigenaar te duur is de kunststof kozijnen 3 centimeter diep in de gevel te laten vallen? In een tijd waar regelgeving in zijn algemeenheid onder druk staat, en de betutteling van de burger taboe is, lijken dit zwaarwegende argumenten tegen een bureaucratische en vrijheidbeperkende welstandscommissie.
90% nuttig
Dit zou echter niet de discussie moeten zijn. Het gaat om het principe of er een onafhankelijk adviesorgaan moet zijn dat toezicht houdt op hoe de stad wordt vormgegeven. De bebouwde omgeving is het decor waarin wij allemaal leven, en is daarmee een collectieve verantwoordelijkheid. Een welstandscommissie kan een nuttige bijdrage leveren aan deze plicht. Uit een onderzoek van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek in Rotterdam bleek dat 90% van de bevolking het welstandsbeleid nuttig vindt. En uit een onderzoek van de Federatie Welstand bleek dat de overgrote meerderheid van mensen die bouwaanvragen bij de commissie indienden hier positief over oordeelden. Dit ‘tot eigen verbazing’ van de federatie: zij hadden met name bij partijen wier aanvraag door de welstand negatief was beoordeeld meer chagrijn verwacht.
De commissie heet voluit Welstand en Monumenten, en dat er aandacht voor de monumenten in de stad moet zijn bestrijdt geen enkele politieke partij. Maar aandacht kent natuurlijk gradaties. Het negatief advies van de commissie over het ontwerp van Ben van Berkel voor het monumentale postkantoor op de Coolsingel houdt volgens sommige partijen bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen tegen en zorgt voor onnodig lange leegstand. Een onafhankelijk deskundig orgaan lijkt mij hierin onontbeerlijk.
Vanwege de crisis worden door zowel particulieren als projectontwikkelaars scherp kostenbesparend gewerkt. De consequenties hiervan op lange termijn kunnen zonder toezicht grote gevolgen hebben voor de kwaliteit van de stad. Met wat er nu gebouwd wordt, creëren wij het erfgoed van toekomstige generaties. Laten we daar dan nu reeds toezicht op houden.
Eliteclub
Het voortbestaan van een onafhankelijke welstand staat wat mij betreft niet ter discussie. Wel moet er natuurlijk gediscussieerd worden over de taak van de welstand en de criteria die zij het beste kan hanteren om deze taak zo goed mogelijk te vervullen. Want zelfs bij een schijnbaar eenvoudige excessenregeling, waarbij zoals de VVD voorstelt enkel excessen worden aangepakt, blijft het de vraag wat precies een exces is en op welk moment dat door wie wordt vastgesteld.
Bij het voorstel om meer burgerleden (nu is dat er één) in de commissie toe te laten kan ik me als burger iets voorstellen. Maar ik denk dat het belangrijk is om in zo’n commissie vooral geschoolde mensen te hebben die veel weten van lokale, historische en architectonische context. Leefbaar vindt dit een eliteclub, en dat is het natuurlijk ook: het is een kleine club mensen met specifieke expertise op het gebied waarover zij adviseren. Het alternatief van een formeel toetsende ambtenaar, een stadsarchitect of betrokken burgers die niet per se verstand van zaken hebben is weinig aanlokkelijk.
Welstandsvrij
De commissie is een adviesorgaan, en het College kan daarom (zoals bij het negatief advies over de hoogbouw van Calypso) dit advies naast zich neerleggen. Ook kan het College in samenspraak met de commissie een gebied welstandsvrij verklaren, zoals gebeurde met delen van Nesselande en Park Zestienhoven. De commissie kan dus, in tegenstelling tot een formeel toetsende ambtenaar, afwijken. Samen met de gebiedsgerichte criteria (waarmee de commissie altijd naar de context beoordeelt) zijn hiermee de voorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van een vooruitstrevende metropool met een voortrekkersrol op het gebied van architectuur die Rotterdam zo graag wil zijn en zoals ik haar graag zie.
Het idee dat in Rotterdam iedereen mag bouwen wat hij wil, en er niet meer door onafhankelijke experts wordt gekeken naar de context, vind ik beangstigend. Bij mij doemt dan het beeld op van een provinciaals Boekel aan de Maas op. Tegelijkertijd denk ik dat Manhattan er ook zonder een welstandscommissie is gekomen.
Ik wens de raad veel wijsheid morgen.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
Word in november en december lid met flinke korting. Je leest Vers Beton een jaar lang voor slechts €50. Help jij ons naar de 1500 abonnees?
Al 5 reacties — discussieer mee!
Misschien geen welstand in Manhattan, maar wel al heel lang heel strikte regels wat betreft het toegestane bouwvolume. In combinatie met het rigide manhattan-grid heeft dit gezorgd voor de ‘schoonheid’ van de stad als geheel. Esthetiek van het individuele gebouw wordt binnen zo’n systeem minder belangrijk (lees schadelijk), planningsblunders zijn vrijwel uitgesloten maar uitschieters in positieve zin blijven altijd mogelijk. Beperkingen dagen de ontwerper uit.
Het welstandssysteem is hiermee vergeleken te subjectief, want uitgesproken door een smalle vertegenwoordiging vanuit het vak, en slecht toetsbaar.
Hoi Sipkes,
Je rake analyse over hoe Manhattan werkt, wordt helaas teniet gedaan door je onjuiste weergave van hoe welstand werkt; De (Rotterdamse) commissie bestaat uit architecten, een architectuurhistoricus en een burgerlid, die onder leiding van de voorzitter komen moeten oordelen over de inpassing van een bouwplan. Dit oordeel is hoogstens intersubjectief te noemen, nooit subjectief. Ook, of juist, vakgenoten zijn het zelden met elkaar eens. Ook is de werkwijze van de commissie volkomen transparant toetsbaar aan de hand van de welstandsnota en de daarin gehanteerde criteria voor de verschillende gebiedstypen. Ga anders gewoon eens op een woensdagmiddag naar de openbare vergadering van de commissie en zie hoe zo’n oordeel tot stand komt. Niet subjectief en wél toetsbaar.
Een welstandscommissie is geheel overbodig. Er is toch ook geen modecommissie die bepaalt wat voor kleren mensen mogen dragen of een muziekcommissie die bepaalt wat mensen mogen horen. Laat iedereen gewoon zelf beslissen wat en hoe ze willen bouwen. En als we die commissie dan toch verzuipen, laten we dan meteen het bouwbesluit door de papierversnipperaar gooien. Hoe minder regels, hoe beter.
Hmmm… Ik raad Patrick aan zich eens te verdiepen in de materie, en niet zomaar iets in het wilde weg te roepen. ‘Hoe minder regels, hoe beter’. Hangt dat niet van het onderwerp af dat wordt geregeld? Afschaffen van regels in het bouwen leidt bijvoorbeeld tot instortende balkons, daken van sporthallen die bij hevige sneeuwval instorten en funderingen die onverwacht gaan zakken. En vooral leidt het tot onmachtige burgers die wel geacht worden langs privaatrechterlijke weg hun gelijk te halen, maar hier in veel gevallen het geld of de tijd (!) helemaal niet voor hebben en het onderspit delven bij kapitaalkrachtige tegenpartijen.
Welstand draagt al bijna een eeuw bij aan de ruimtelijke kwaliteit – en dus woonkwaliteit en woongenot- van bewoners van wijken en buurten. Ik durf zonder meer te stellen – op grond van eigen ervaring en wat ik hoor van al mijn vrienden en kennisen (en dan ook allemáál) dat hun keuze voor de buurt en de straat waar zij wonen voor een heel groot deel heeft afgehangen van de uiterlijke kwaliteiten van hun buurt en straat, dus van de architectuur en de openbare ruimte. Iedere makelaar kan je vertellen hoe ontzettend belangrijk het uiterlijk van een buurt en woning, dus de architectuur is voor de prijs van het onroerend goed. Hoe minder verzorgd, hoe minder waard de woning. Je kunt er vergif op innemen dat je koopwoning aanzienlijk minder waard wordt als de buren hun pand technisch verwaarlozen (wat wettelijk niet mag), maar ook als ze het pand uiterlijk ‘vernachelen’. Ik denk dat het een publieke zaak is, dat de overheid toeziet op de stabiliteit van woonomgevingen en op de stabiliteit van de enorme hoeveelheden privékapitaal die daar in zijn gestoken. Dat is namelijk een opgave die voor individuele burgers zelf te groot is. Als dit al geen taak meer is voor de overheid, want dan nog wel? Ik zit er niet op te wachten dat mijn pas gekochte woning door een ondoordachte schilderactie van mijn buren in één klap €15.000 minder waard wordt. En al mijn andere buren met mij.
Goed beschouwd is het terugtrekken van de overheid uit het welstandstoezicht een daad van onbehoorlijk bestuur, omdat beleid waar iedere huiseigenaar voor vele decennia als vast gegeven op kon rekenen, in één klap wordt afgeschaft. Dit zal in een stad als Rotterdam duizenden woningeigenaren zwaar in hun portemonnaie raken. Met dank aan de VVD, die het zo goed voor zegt te hebben met huiseigenaren, hypotheekrenteaftrek en lage overdrachtsbelasting. Maar voor de VVD- en D66-leden is er één troost: in dure buurten met veel geld zijn de bewoners doorgaans mordicus tegen het afschaffen van welstand. Die wéten wat hun boven het hoofd hangt. Nu Jan Modaal nog voorlichten…
Als het bouwbesluit nou alleen ging over minimale constructieeisen, dan was het nog tot daaraan toe. Maar het bouwbesluit staat vol met (toekomstige) wenselijkheden die door de overheid verplicht worden gesteld. Toon maar eens aan dat een huis met deuren van 231,5cm veiliger is dan een huis met deuren van 211,5cm. De deurhoogte is geen veiligheidseis, maar een wenselijkheid die door een of andere commissie is bedacht. Het is een van de vele volslagen idiote regels die het bouwen in Nederland onnodig duur maken. In de softwarewereld kent men het ‘YAGNI’-principe, wat staat voor You Ain’t Gonna Need It. Dit houdt in dat men geen zaken aan software toevoegt die men in de toekomst misschien nodig zou hebben. De bouwwereld, inclusief de overheid, zou er goed aan doen dit principe over te nemen.
Wat welstand betreft, dat staat voor betutteling. Waarom zou een welstandscommissie beter in staat zijn om te beoordelen wat ‘mooi’ is dan de gewone burger? Iedereen kan prima zelf bepalen wat hij of zij mooi vindt. En op plekken waar het om de inrichting van gemeenschappelijke ruimten gaat, kunnen burgers samen beslissen. Daar heb je geen commissie van ‘wijzen’ voor nodig.
Een welstandscommissie is ook niet nodig om te voorkomen dat het huis van de buren niet ‘past’ bij de omgeving. Als mensen zich storen aan de keuzes betreffende de privéeigendommen van anderen, dan is het hoog tijd dat ze of naar zichzelf gaan kijken, of verhuizen naar een meer calvinistisch ingestelde buurt. Bovendien is het immoreel om een van gemeenschapsgeld gefinancierde organisatie te gebruiken om anderen te dwingen hun privéeigendommen aan te passen om er zelf financieel profijt van te hebben. Als je huis minder waard wordt omdat de buren hun huis zuurstokroze hebben geschilderd, dan heb je helaas pech.