Rotterdam wil samen met Amsterdam de Olympische spelen in 2028 organiseren. Olivier van Nooten vraagt zich af of we dat wel moeten willen. Wat heeft de stad eraan?
Nu de paralympics zijn afgelopen en alle confetti rond de Olympische Spelen wel zo’n beetje is opgeveegd: over 16 jaar vinden die wellicht om de hoek plaats. Rotterdam en Amsterdam bundelen de krachten om het evenement in 2028 naar ons land te halen. De vraag is: waarom? Dat de hoofdstad dan als ‘naamstad’ fungeert, terwijl de havenstad ‘partnerstad’ heet, is voer voor het sluimerende minderwaardigheidscomplex dat Rotterdammers in zulke discussies toch wel een beetje eigen is. Belangrijker lijkt me de vraag wat het doel is van de Spelen en wat de stad er aan heeft.
Het voelt vreemd dit aan de kaak stellen: door menselijke drang voor traditie behoeft de sacrale sfeer rond het sportfestijn weinig rechtvaardiging. Daarnaast zijn we gevoelig voor spektakel: hoe grootser uitgepakt, hoe belangrijker het dan wel zal zijn. De waarde lijkt vanzelfsprekend, behalve door die ‘self fulfilling importancy’ van herhaling (“Kan ik dat zo zeggen? Ja, dat kan ik zo zeggen”) ook door de voorbeeldfunctie. Het is gezond om te bewegen, dus zijn de Spelen waardevol. Het doet er niet eens toe wat je eigenlijk doet, zolang het maar veel moeite heeft gekost: dan is het knap en dus lovenswaardig. De heldencultus gaat zo ver dat het ‘de koninging behaagt’ lintjes uit te delen aan de winnaars. Ze was er zelf niet bij, maar Rutte kon haar respect ook wel over brengen. Hij leek niet verder te komen dan ‘knap gedaan!’ – want wat valt er te zeggen? Praten over sport lijkt bij voorbaat gedoemd tot gelul in de ruimte… maar laat ik een poging wagen.
Voorstanders van ‘2028’ noemen de Spelen een stimulans om Nederlanders in beweging te krijgen. We moeten dus vooral blijven investeren om de sportmanifestatie hierheen te loodsen, ondanks de crisis, meent wethouder Laan. Volgens haar leveren alleen al de voorbereidingen geld op, wat bijvoorbeeld gebruikt wordt om obesitas onder de jeugd bestrijden. Een goed doel is altijd een goed excuus, maar het geld dat in lobbyen gepompt wordt, kan net zo goed direct naar dat doel. Daarbij is het gevolgen bestrijden: beter lijkt me bijvoorbeeld maximum leeftijden voor kinderen in een buggy, zodat ze van jongs af aan leren wat bewegen is. Ook kan Laan zich richten op gezonder voedsel op scholen of het verbannen van energydrink (symbool voor de gedachte dat je het op eigen kracht niet kan – wat veel jongeren kennelijk geloven). ‘Ze willen nu eenmaal friet’ is geen argument om het in de kantine te verkopen. De liefhebber loopt er best een stukje voor om. Toch nog wat beweging. Maar ik dwaal af.
Posters hielden me tijdens de Spelen het volgende voor: ‘Iedereen wil wel even Henk Grol zijn.’ Hij zal wel judoka zijn (want gaat getooid in judopak) en is waarschijnlijk nog goed ook, anders sta je niet op een poster die onze harten sneller moet laten slaan. De campagne slaat per ongeluk de spijker op zijn kop: ‘even’ – namelijk als hij wint (de poster toonde uiteraard victorie). Dat is ook het enige moment dat een atleet schouderklopjes krijgt van politici en het grote publiek, want succes is ‘van ons allemaal’. Dit opportunisme komt wellicht terug in elke situatie waar collectieve trots aan de orde is. Met een soort gelegenheidsinteresse zijn velen wekenlang hun grenzen aan het verleggen: ‘tering, ik zit gewoon snelwandelen te kijken.’ Het maakt plots niet meer uit welke sport we zien, zolang ‘wij’ maar winnen. Goed voor die sporten, ongetwijfeld, maar elke tak meent meer aandacht te verdienen, terwijl het publiek op oranje popcorn knabbelt.
Le sport pour le sport? Niet echt. De Olympische Spelen zijn een soort wereldwijd nationalistisch evenement, een symbolische strijd om territorium. Iedereen wil roepen dat ‘ze’ de beste zijn; sport geeft een relatief onschuldig kader om die drang te botvieren. Daarbuiten wordt het gevaarlijk. Of sneu, zoals de poging een verheven sfeer op te roepen door Annie Lennox playbackend op een piratenschip te parkeren. De openingsceremonie heeft al lang niet meer te maken met sport, maar dient als visitekaartje van de ontvangende partij. De glorieuze historie van Engeland is heus reuze interessant, maar kunnen we voor dat soort dingen niet een ander evenement verzinnen? Zelfs de organisatie is een wedloop: voorgangers dienen immers overtroffen te worden. De wil om voorgangers te overtreffen is toepasselijk, maar niet altijd even constructief, getuige de vorige edities. Arme wijken moesten wijken voor frisse stadions, mensenrechten mochten slechts buiten beeld geschonden worden.
Het gevaar bestaat dat ik tegen de Spelen lijk te pleiten, maar dat is niet mijn doel. Het is geweldig dat mensen grenzen opzoeken en door discipline tonen hoeveel we eigenlijk kunnen. Alles er omheen is helaas een beetje pervers geworden. De sport lijkt vooral een manier om geld te verdienen, bleek weer in London. Britse cultuur stond centraal bij de bombastische opening, terwijl in een straal om het stadion enkel friet van McDonalds verkocht mocht worden. Geen fish & chips dus. Wat mij betreft een vorm van culturele agressie. Willen we dat in Rotterdam? De Spelen lijken vooral een spelletje tussen bestuurders en bedrijven; ik hoop dat de gemeente de moed heeft het voor te leggen aan de Rotterdammers zelf.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Al 2 reacties — discussieer mee!
Goede reflectie. Eindelijk iemand die ook niet wist wie Henk Grol was. Ik moet zeggen dat ik blij ben dat het excuus om het TV aan te zetten in gezelschappen, dat ‘vlinderslag’, ‘hordelopen’ of een andere verradelijk idyllisch klinkende sport de boventoon voerde in gesprekken en het gevoel dat ik een sociopath ben, bijvoorbeeld omdat ik niet kon vertellen of Vos een man, vrouw of een dier was, voorbij is. Aan de andere kant, ik vind het prachtig dat mensen er zo enthousiast over zijn en elke keer dat ‘het’ er weer is neem ik mij na afloop voor om volgende keer wel te kijken, omdat ik het zo mooi vind dat juist die onderbelichte sporten aan bod komen.
Wellicht wordt het tijd om de spelen te heroverwegen, om te bezien of Nederland het anders kan. Het is pas over 16 jaar, tijd genoeg om te kijken of Nederland (of in dit verband moet ik ook ‘kunnen wij’ zeggen, terwijl oranjepopcorn etende burgers ook op dit punt niets in de melk te brokkelen hebben) het anders kan doen. Het alarm over de monopoliepositie van multinationals op grote spelevenementen is niet nieuw: ik herinner mij het WK in Zuid Afrika, waar dit ook aan de orde was. Een voorwaardenpakket bijvoorbeeld, over lokale partijen, budget (naïeveling die ik ben) en herbestemmingen van stadia.Over dat laatste kan Rotterdam nog wel een slag slaan, herbestemmingen maar dan anders: de Kuip getransformeerd tot Olympisch Zwembad en het oude Shellgebouw naar een pinponghal. Ook dat probleem opgelost.
Ha A! Dank voor je reactie. Goed plan om het om te draaien: geen extra gebouwen voor tijdelijk vertier (die daarna alleen maar geld blijven kosten) maar faciliteiten afstoffen en creatief inzetten. Desnoods voor ping pong. Zelfs plaatsnamen kunnen trouwens idyllisch klinken in Olympische context: Vos woont in – hou je vast – Babyloniënbroek. Ook weer op de kaart.