Rotterdam gaat een literair weekend tegemoet! Op vrijdag 9 en zaterdag 10 november (vandaag en morgen, voor de onoplettende lezer) worden maar liefst vier boeken gepresenteerd ván Rotterdammers en óver Rotterdam. Op zaterdagavond is het zien en gezien worden op het Lezersfeest alwaar onder andere de vierde editie van literair tijdschrift Strak wordt gelanceerd. Op dinsdag 13 november organiseert Worm een avond rondom de documentairefilm EXITing, met niet eerder vertoond beeldmateriaal.
Vers Beton deelt mee in de literaire feestvreugde en presenteert hedenmiddag een artikel van gastredacteur Ronald Glasbergen. Over Cornelis Bastiaan Vaandrager en rauwe poëzie in Rotterdam.
De Dikke Van Dale heeft zojuist zijn nieuwe elektronische versie gepubliceerd. Met vijftienhonderd nieuwkomers zoals smartphone, retweeten, wordfeuden en casual gaming. De eerste twee kent u al en wordfeuden kunt u ook al casual gamend doen. Het muntten van nieuwe woorden is veelal een collectief proces. Iemand zegt het of verspreekt zich en iemand pikt het op al dan niet bewust. De Rotterdamse dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992) van wie eerder dit jaar zijn niet eerder gepubliceerde novelle ‘Sleutels’ uitkwam, had een goed oor voor die nieuwe taal. Zijn belangrijkste gedichten, bezorgd door Martin Bril en zijn oude dichtersvriend Hans Sleutelaar, zijn een paar jaar geleden gebundeld in de dikke pil ‘Made in Rotterdam’. De gedichten in die bundel, min of meer chronologisch samengebracht, laten de achtereenvolgende fasen van zijn leven als dichter zien. De ambitieuze jonge dichter van eind jaren vijftig, de schrijver gefascineerd door straattaal en de laatste jaren van zijn leven, de getormenteerde junkie slash dichter. De rode lijn door zijn werk is zijn fascinatie voor de de poëzie als ready made. Die bleef, rauw en direct, tot het eind van zijn leven als dichter overeind.
Het begon ruim vijftig jaar geleden. Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992), zoon van een postbode in Rotterdam Zuid en Hans Sleutelaar (1935) uit West, gaan naar verschillende middelbare scholen. Ze kennen elkaar van de schoolkranten waar ze mee bezig zijn. Ze lezen Leopold, Reve, Homerus en Kerouac. Ze schrijven gedichten, doen eindexamen. Het zijn begaafde jongens. Vaandrager heeft één tien en vijf negens op zijn eindlijst gymnasium. Beide gaan ze als copywriter in de reclame werken, op hetzelfde bureau aan de Coolsingel. Het werk als copywriter heeft als praktisch gevolg dat ze op economische, doelgerichte wijze met taal dienen om te gaan. Dat lijkt goed aan te sluiten bij hun opvattingen van poëzie. Het dient een poëzie te zijn die is als de stad waar ze in wonen, een stad die rond 1955 met veel heigeweld bezig is zichzelf opnieuw uit te vinden. Ze krijgen gedichten onder ogen van de Amerikaanse beatgeneratie, dichters als Creeley en Ferlinghetti. Ze zetten zich af, tegen de in die tijd alom aanwezige Vijftigers, de dichtersgroep rond Kouwenaar, Lucebert, Elburg en de Vlaming Claus, die neigen naar het surrealisme. Vaandrager en Sleutelaar moeten het als dichter hebben van de Rotterdamse werkelijkheid.
Je kent het wel: een middag wachten
tot het gaat misten. Wachten
Zo dicht Vaandrager in 1961, zijn eerste regels van het gedicht `A Foggy day in Rotterdam’.
Een paar jaar eerder zijn Vaandrager en Sleutelaar deel gaan uitmaken van de redactie het tijdschrift Gard Sivik. De geestverwante dichters Armando en Hans Verhagen komen erbij. In 1960 verschijnt Vaandragers roman ‘Leve Joop Massaker’. Het redactiekantoor van Gard Sivik komt op de Rotterdamse Essenburgsingel te zitten, in het ouderlijk huis van Sleutelaar. Met zijn vieren maken ze Gard Sivik tot 1964 een platform voor hun poëzie.
Na verloop van tijd verhuizen Sleutelaar, Armando en Verhagen, mede vanwege hun werk voor de Haagse Post, naar Amsterdam. Vaandrager blijft in Rotterdam. De tijden veranderen, voor hem moet de ruwste tijd nog komen.
“Het waren dichters die een echt Rotterdams geluid maakten”, vindt directeur van het Rotterdamse Poetry International Festival, Bas Kwakman. Het zijn woorden en beelden die je ook op de Rotterdamse straat meekrijgt. Ze waren daarin zeer herkenbaar, maar ook heel eigenzinnig en bijzonder. Naar de vorm gemeten zaten ze dicht in de buurt van de pop-art die toen opkwam en die voorwerpen uit het dagelijks leven gebruikte, naar herkomst en specifieke invulling had die vorm alles met deze stad te maken. “De poëzie in Rotterdam werd lange tijd gevangen gehouden door het idee dat we ons moesten profileren ten opzichte van Amsterdam”, zegt de directeur. “Dat was gedeeltelijk ook weer afzetten tegen de bestaande orde, tegen de Vijftigers”. Dat heeft wel geresulteerd in een typisch Rotterdamse vorm, een no-nonsense, ready made taal die ook zo direct van de straat gepikt kon zijn, die ze gebruikten in hun gedichten.
Het handjevol dichters in Rotterdam dat zich een jaar of vijftig geleden hierop toelegde, produceerde en passant taalvernieuwing. Er zitten grote namen bij, zoals Armando en Verhagen. Deelder kwam vlak erna. Er zijn legendarische, half vergeten dichters bij, zoals Waskovsky. En natuurlijk Cornelis Bastiaan Vaandrager. Met name over hem doen veel wilde, en soms verbeten, verhalen de ronde. Het past bij de stad van toen. Hans Sleutelaar dichtte in ‘Vermiste stad’ (2005), terugblikkend op de stad waar hij geboren was:
[…] Hier huist een ras,
dat van zijn ruigheid nooit genas. ’t Is ingeklonken.
De stad, waar Sleutelaar het over heeft, is rond 1960 bezig op te krabbelen uit de naweeën van de Tweede Wereldoorlog, die het centrum leeg had achter gelaten. `De stad met het lege hart’ is aan het bouwen. Het project werd succesvol verkocht als wederopbouw. De handen uit de mouwen. Aanpakken. Plus loonmatiging, dat wel.
Vaandrager, Sleutelaar, Waskovsky, Deelder; er is hier in die tijd een rijke poëzie ontstaan. Maar wel één die zichzelf heeft weggecijferd. Met uitzondering van Deelder, die nog niet zo lang geleden in Colombia als popster werd aanbeden. Kwakman: ”Dat Calimero-effect, het zich afzetten tegen de grote broer, heeft veel van de kwaliteit van die poëzie verborgen gehouden”.
Bas Kwakman vertelt hoe de dichter Seamus Heaney (de latere Nobelprijswinnaar) rond 1990 kennis maakte met het werk van Vaandrager. Heaney maakte deel uit van een vertaalproject en was onder de indruk van de Rotterdamse dichter. Heaney vroeg waar Vaandrager was: “Hij woont hier toch, dit is toch zijn stad?” Er was wel iemand bij het Poetry van toen die wist in welke kroegen Vaandrager kwam. Vervolgens zijn enkele medewerkers hem gaan zoeken. Maar iemand had Vaandrager op de hoogte gebracht van de kleine zoekexpeditie en de dichter besloot dat hij er niets mee te maken wilde hebben. Naarmate de zoekers vorderden trok Vaandrager zich steeds meer terug. Hij werd niet gevonden. De anekdote lijkt iets te zeggen over Vaans wantrouwen voor het establishment, maar Kwakman wil er iets anders mee zeggen: “Voor mij zegt dat enthousiasme van Heaney over de gedichten van Vaandrager dat het typische geluid van diens Rotterdamse taal een internationale uitstraling kan hebben”.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Nog geen reactie — begin de discussie!