Ga naar de inhoud

Bekering op de Meent

Rotterdams raadslid Peter van Heemst (PvdA) heeft een lange geschiedenis met de Meent, en kon niet warmlopen voor de recente renovatie hiervan. Zijn gastbijdrage maakt duidelijk hoe hij eind 2012 niettemin het licht zag, wat vervolgens ruw werd uitgeknipt door Ted Langebach.
Met de Meent heb ik een haat-liefdeverhouding. Die is van heel, heel ver voor de grote metamorfose die deze winkelstraat het afgelopen jaar heeft ondergaan. Hoe die gecompliceerde relatie met de Meent is ontstaan? De precieze reden heb ik nog niet achterhaald, maar dat mijn vader lang heeft gewerkt in het pand dat nu Dudok herbergt, heeft er vast het nodige aan bijgedragen.
Ik maakte bij zijn kantoor op weg van school naar ‘de stad’ vaak een tussenstop om hem van mijn laatste schoolprestaties op de hoogte te brengen, in de hoop dat hij mij wat geld zou meegeven om een filmpje te pakken in de Cineac naast de Bijenkorf.
Henk van Heemst werkte in de jaren ‘60 namelijk bij de voorloper van de Nationale Nederlanden, en dat deed hij in een enorm grote, kale kantoorruimte vol ratelende typemachines en secretaresses met hoogopgestoken blond haar. Op die plek worden nu snelle lunches weggehapt, bieren achterovergeslagen en kranten verslonden.
De Meent was een lange en kale straat waar je zo snel mogelijk doorheen fietste om bij de Coolsingel en de Lijnbaan te komen, niet meer dan een aaneenschakeling van reiswinkels, uitzendbureaus, kantoren en her en der een oer-Rotterdamse winkel, zoals de hoedenzaak van de dames Heniger en de kunsthandel Liberty.
De Meent is nu opgeknapt, hip, en – in het onnavolgbare jargon van de stedebouwkundigen – zelfs gepromoveerd tot citylounge. Het is dan wel nog even koud en winderig als vroeger, de auto’s negeren massaal de maximumsnelheid (die is teruggebracht van 50 naar 30 kilometer per uur), maar de Meent glimt, is aangeharkt, en voorzien van straatmeubilair in de Rotterdamse Stijl.
Ik was niet zo enthousiast over dat opknappen van de Meent. Was het geld niet harder nodig om meer sportveldjes aan te leggen of te zorgen dat elk Rotterdams kind met een gezond ontbijt naar school gaat? Maar de wethouder van de binnenstad was onverbiddelijk: het centrum moet en zal worden opgepoetst en aangeharkt. Haar reden: een mooi centrum trekt toeristen aan, maakt beleggers gelukkig, bezorgt de winkeliers klandizie, en maakt de Rotterdammers nog trotser op hun stad.
Ik zag en hoorde niettemin ook andere dingen. Hoe winkels die al dertig jaar of langer de Meent bevolkten, steeds meer moeite hadden met het opbrengen van de steeds hogere huren. In het beste geval vertrokken ze noodgedwongen naar de zijstraten; in het ergste geval legden ze het loodje. Een mooie Meent bleek qua huren ook een onbetaalbare Meent.
Ik zag ook hoe de horeca oprukte en de overlast toenam. Wie daar wat van zei was een enorme zeurpiet. Want ja, wie in het centrum van Rotterdam woont, hoort gebroken glazen, pis in het portiek, hamburger- en pizzarestanten, piepende banden en luid getoeter op de koop toe te nemen.
Met lede ogen en zonder enthousiasme aanschouwde ik daarom de metamorfose die de Meent onderging. Maar dat veranderde half november, net voordat de Meent officieel werd heropend, en ik op een zonnige dinsdagochtend bij de Coffee Company de deur uitstapte. Ineens lag de Meent er toch mooier bij dan pakweg een maand of zelfs een jaar geleden. Opgeruimder. Of kwam het doordat het de eerste dag was dat de zon het heft in handen nam en de Meent in een oranje- bruine gloed wist op te lichten?
Ik werd er in elk geval vrolijk van. En hoe ik het ook probeerde: ik kon geen beeld voor ogen toveren van de Meent zoals die er had uitgezien voor de ingrijpende renovatie was begonnen.
Halverwege de Meent, even voor de bloemenkraam van Flowerpower, werd mijn zinsbegoocheling wreed verstoord. Precies op de plek waar mijn vader in de jaren ‘60 zijn geld verdiende op de administratie van de Nationale Nederlanden, kruiste namelijk Ted Langebach mijn pad. Ik riep enthousiast dat ik was bekeerd, en dat mijn scepsis over het opknappen van de Meent als sneeuw voor de zon was verdwenen. Ted keek me streng aan, en ongeloof klonk door in zijn stem. Opknappen? Mooier maken? Oud vervangen door nieuw? Hij vond het nog steeds he-le-maal niets. Volgens hem was een creatieve stad namelijk een onverzorgde stad, één waarin jong talent kon opbloeien in oude panden en waar rommeligheid inspireerde.
Ik was sprakeloos, zuchtte, en merkte dat de twijfel weer toesloeg. Ik rechtte de rug en maakte vaart richting Coolsingel. Ik reed langs driedubbele rijen geparkeerde auto’s en nog meer fietsenrekken bij het voormalige postkantoor. Langs het foeilelijke terras van de dito McDonalds, waar het asfalt nog niet vervangen was door chique siertegels.

De Meent, toen hij open lag
De Meent, toen hij open lag

Gerelateerde inhoud

Steun onafhankelijke journalistiek

Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.

Misschien vind je dit ook interessant

De Stadsagenda

De leukste vacatures in en om Rotterdam