Nabil Bantal schrijft zijn ervaringen op als huisarts in opleiding. In de Tarwewijk werkte hij soms met bejaarden. Maar praat hij wel met mensen die bestaan?
In de huiskamer tikt de klok de tijd langzaam weg. Ik hoor de seconden wegtikken, en die tikken bepalen het ritme van mijn vragen. Het gaat langzaam vandaag.
Ik heb geen haast vandaag, en woning waar ik mij bevind ook niet. De tijd lijkt hier stil te hebben gestaan. Ik zit in een huiskamer vol herinneringen aan een verleden dat zich hier ooit heeft afgespeeld. Er staan stoelen, een bank, een bijzettafel en een beeldbuis. Ik zit op een stoel die minstens zo oud is als dat ik ben. De stoel heeft de tijd goed doorstaan. Ik kan er goed op zitten, net zoals je dat dertig jaar geleden kon doen.
Tegenover mij zit een man op leeftijd, eenentachtig jaar. Hij zit ook op een stoel, een stoel die hem trouw is gebleven.
“Wilt u wat drinken, dokter?”
“Nee, dank u.”
“Mooie planten hè? Alles is netjes.”
“Dat is het zeker, mag ik u wat vragen?
“…eh ja, en kijk eens naar de meubels! Mooi hè?”
“U heeft inderdaad mooie meubels.”
“Wilt u wat drinken, dokter?”
“Nee, dank u.”
“Mooie planten, alles is netjes.”
“Weet u welke dag het vandaag is?
“….ja, vindt u de planten ook zo mooi?”
“Ja, het zijn heel mooie planten. Weet uw welke maand het is?”
“…eh ja..ik heb het wel ergens…mooie planten hè?”
In mijn maag wordt een knoop gelegd, langzaam. Ik besef me dat deze antwoorden niet de antwoorden zijn die ik graag had willen horen. De antwoorden zijn even hol als zijn geheugen. De grijze massa is aangetast, en een omhulsel is achtergelaten. Woont daar nog iemand, vraag ik me af? Of is er iemand die soms, heel soms op bezoek komt en de juiste deur weet te vinden?
“Mooie planten hè? Heel netjes allemaal.”
“Ja, u heeft mooie planten. Heel mooi.”
De planten zijn mooi bijgehouden. De buren komen elke dag kijken hoe het met hem gaat. Hij heeft geen kinderen of andere familie meer, en ook zichzelf is hij kwijtgeraakt. De buren moesten hem de afgelopen tijd regelmatig naar huis brengen. Hij weet dan niet meer waar hij woont of hoe hij de deur met een sleutel moet openmaken. Ik vraag me af of hij nog weet hoe hij heet.
De buren vinden het niet meer verantwoord om hem in huis te houden. Het gas dat hij regelmatig aan laat staan heeft hem verraden. Gelukkig zijn er nooit ongelukken gebeurd, maar lang hoeft dat niet meer te duren. Ook ik besef dit zo niet langer kan.
In de auto merk ik dat het me raakt. De eenzaamheid, de machteloosheid, en het besef dat ik hem nooit zal bereiken, hoe goed ik mijn best ook doe. De vraag die mij de rest van de dag bezighoudt: heb ik iemand gesproken die bestaat?
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Al 5 reacties — discussieer mee!
Mooi de tegenstelling tussen de stoel die zijn functie behouden heeft en de geest van deze man.Mooi op een verdrietige manier.
Maar wat heb je met de plantjes gedaan?
Nabil zou je alsjeblieft nooit je verhalen kunnen bundelen en als boek verkopen? Het probleem is dat ik het zou kopen, in een hoekje ga zitten lezen en niet meer stop tot het op is. Wellicht zou ik daarna in tranen uitbarsten. Wellicht zou ik daarna iedere dag dankbaar zijn die ik gezond door het leven ga. In ieder geval denk ik dat ik het niet aankan.
Dank voor het compliment
Heel mooi geschreven! Maar ook verdrietig helaas 🙁