Een index – wat is dat eigenlijk, waarom indexeren professionals – politici en bestuurders – bepaalde gegevens en wat schiet de stad ermee op? Marina Meeuwisse daagt ons uit om eens hard na te denken over dit fenomeen: houdt een index de bestaande situatie in stand, of is het juist een aanzet tot en het blootleggen van politiek beleid? In dat geval moeten we misschien zelfs het hele leven indexeren.
De allereerste index – de veiligheidsindex – stamt uit 2002. Het jaar waarin er sprake is van een regimeverandering in het Rotterdamse College van Burgemeester en Wethouders. In dat jaar wint Leefbaar Rotterdam de verkiezingen en zet in op ‘het behalen van openbare targets’ waarin de uitvoering van het beleid zichtbaar is voor de burger. Weg met de achterkamertjespolitiek, de vergadernijlpaarden en het pappen en nathouden, is het devies. Veiligheid wordt de eerste prioriteit omdat het gevoel van onveiligheid bij de burger hoog op de agenda staat.
En dus verschijnt in 2002 de eerste index in Rotterdam, het doel is grofweg: meten, analyseren en aansturen van de veiligheidssituatie in de stad. In het kader van meten is weten heeft het College van Burgemeester en Wethouders van onze stad in 2002 ‘targets’ opgenomen: meetbare doelstellingen die SMART* zijn geformuleerd. Voor de veiligheidsindex zijn deze doelstellingen: diefstal, drugsoverlast, geweld, inbraak, vandalisme, overlast, schoon en heel en verkeer. Zo’n index komt tot stand door objectieve en subjectieve gegevens met elkaar te combineren. Objectieve gegevens zijn gegevens van de politie, de brandweer, de Roteb en gemeentewerken, die incidenten, overtredingen en misdrijven bijhouden. Subjectieve gegevens zijn sinds 2008 vastgesteld op basis van een enquête die Rotterdammers ontvangen. Om u een idee te geven van aantallen: voor de veiligheidsindex van 2012 zijn in 2011 60.000 Rotterdammers (9.7%) – via internet, schriftelijk of telefonisch – uitgenodigd om aan de enquête mee te doen. Uiteindelijk is de enquête door 16.000 (2.6%) Rotterdammers ingevuld. Tenslotte zijn gegevens gebruikt over de fysieke, sociale of economische kenmerken van de wijk, de samenstelling van de bevolking, de economische waarde van woningen en het percentage uitkeringsgerechtigden per wijk.
Gaat u nu anders denken over de getallen die de scores van uw wijk weergeven, nu u weet uit welke ingrediënten de veiligheidsindex bestaat? Wie weet, hoewel ik het eigenlijk helemaal niet wil hebben over het feit of zo’n index nu valide of betrouwbaar is. En ik wil het al helemaal niet hebben over het – politieke – bestaansrecht van zo’n index. Mij lijkt het interessanter eens hard te denken over het fenomeen index op zich. Want na de veiligheidsindex verschijnt in 2008 de eerste sociale index: een meetinstrument waarmee de sociale kwaliteit van de stad is te meten. Bij deze index meten de onderzoekers de leefomgeving, de capaciteiten, de sociale binding en meedoen.
En weer is er een getal waarmee iets over de wijk waarin u woont is verteld. En dat is fijn, want statistieken en cijfers geven houvast. Zodra zo’n index klaar is verschijnen er berichten in de media en heeft de politiek instrumenten in handen om beleid aan te sturen. En dan ontstaat er morele paniek, vooral de wijken waarin de scores beneden de norm liggen, krijgen nog eens extra aandacht in de media. Aandacht die de – negatieve – cijfers nog eens bevestigen en versterken, aandacht die soms zelfs aanleiding zijn voor nieuwe wetgeving en beleid. Anders gezegd: een index bepaalt mede het wereldbeeld – nou ja, dat van de stad Rotterdam dan. En natuurlijk gaat er van zo’n index een self-fulfilling prophecy uit: het psychologisch mechanisme dat in de hand werkt dat het, in een wijk waarin het slecht gaat volgens de index, slecht zal blijven gaan. In dat geval houdt de index – geholpen door de media – de situatie in stand. Is het dan slimmer om te stoppen met het indexeren van politieke uitgangspunten?
Is daarmee het vraagstuk van tafel? Eerder is op Vers Beton al gepleit voor een gezelligheidsindex, zo’n index zou een aanzet zijn voor nieuwe politiek. Een gezelligheidsindex representeert in ieder geval een positieve benadering van vraagstukken die zich in een mensenleven kunnen voordoen. Is het verstandig nog wat indexen aan het huidige – beperkte arsenaal – toe te voegen? Losjes associërend op het huidige politieke beleid valt te denken aan een buurt-bestuurt-index, een hondenpoepindex, een talentenindex, een kunst-en-cultuurindex, een geluksindex en misschien een Rotterdamse homo-index (want Fortuyn bekritiseerde begin 2002 het gebrek aan respect voor homo’s). Als er dan toch geïndexeerd moet worden omdat het politieke beleid dan zichtbaar is voor burgers, laten we er dan voor zorgen dat getallen de wijken niet reduceren tot ééndimensionale politieke vergezichten. Laten we dan het leven zoals het is indexeren.
*Smart staat voor: specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdgebonden.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek
Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.
Nog geen reactie — begin de discussie!