De Beste Stuurlui zijn in een opstandige bui en houden deze week drie maal een pleidooi. Het Wereldmuseum wordt opgeroepen om weer normaal te gaan doen en de afkomst niet te verloochenen, Rotterdam wordt opgeroepen om trots te zijn op zijn diversiteit en hondenbezitters wordt op het hart gedrukt rekening te houden met de niet-hondenbezittende medemens.
Geen pretfabriek
Per vandaag hef ik het Wereldmuseum op, en hernoem ik het tot verhuurschuur. Dat waar WORM enige tijd geleden mee dreigde voert directeur Stanley Bremer van het museum zonder blikken of blozen door. Ongeveer de helft van het personeel staat op straat en ze gaan zich vooral richten op geld verdienen. Want als je het woord museum in de naam draagt is dat precies waar je voor bent, als we de heer Bremer mogen geloven, tenminste. Sinds mijn studie Kunstgeschiedenis dacht ik dat de belangrijkste taken conserveren, presenteren en informeren waren, niets blijkt minder waar.
Volgens Bremer is het allemaal de schuld van de gemeente. Door de verkoop van de Afrikacollectie te stoppen mogen zij het boetekleed dragen. Onzin. De ondernemende rol van de musea stimuleren is een goede stap in de juiste richting maar de kerntaken mogen nooit uit het oog verloren worden. En daar mag de wethouder best een stokje voor steken.
In tijden waarin op school nog maar weinig aandacht is voor kunst en cultuur is het aan andere instellingen om dit op te pakken. Door dit soort absurde praktijken van de compleet losgeslagen museumdirecteur is de wanhoop nabij. Dit gaat verder dan begrotingstekorten, dit gaat om een ontbrekende liefde voor een gedeelde historie. Een pleidooi dat Gyz La Riviere ook aanzwengelt in zijn film Rotterdam 2040. Zonder besef verdwijnen er links en rechts beeldbepalende instellingen die voor mensen van buiten Rotterdam ook belangrijk zijn.
Horeca in een museum is een extra inkomstenbron naast andere gelden maar laat dit nooit de hoofdmoot worden. Anders kan Stanley Bremer net zo goed intrek gaan nemen aan het Westelijk Handelsterrein en daar een leuk decor neerzetten. Ik mis bovenal visionairs als Rudi Fuchs, een man met een hart voor de kunst. Dezelfde heer Bremer vertelde ons in de Groene Amsterdammer van 9 december 2009 nog dit: “We zijn een etnografisch kunstmuseum, geen commerciële pretfabriek”.
Doe dan verdomme je best meneer!
door Gino van Weenen
Turkoois Chinatown
Elke zichzelf respecterende metropool kent een Chinatown. Het is een must-see voor elke rechtgeaarde toerist, zoals als Little Italy in Manhattan. New York is trots op haar ‘ethnic neighborhoods’, de stad beschikt zelfs over een Walking Around voor toeristen waarin naast Chinatown, nog ruim 50 andere wijken zijn te vinden, zoals een Griekse wijk, een Ierse wijk, een Colombiaanse wijk en een Indiase wijk.
In het Chinatown van New York City wonen 30.000 mensen, voornamelijk van Chinese afkomst en in het Chinatown van San Francisco wonen zelfs 100.000 mensen. Het zijn aantallen die niet te vergelijken zijn met het aantal inwoners in de Haagse of Amsterdamse equivalenten. Het Chinatown van Rotterdam concentreert zich sinds de jaren ’80 rondom de West-Kruiskade. Opmerkelijk genoeg wonen hier, naast mensen van Chinese afkomst, ook mensen met een Nederlandse, Surinaamse, Antilliaanse of Afrikaanse achtergrond.
Deze week was er nieuws: in Rotterdam gaat een Turkse wijk gebouwd worden. Een bericht waar verschillende media – ieder op hun eigen manier – over berichtten. Eén vraag is daarbij niet gesteld: komt de metropool daarmee een stapje hoger op de toeristische ladder te staan? Nou ja, enige nuance is op z’n plaats: de wijk is niet alleen voor Turkse Rotterdammers bedoeld. Wel voor iedereen die graag (weer) op Rotterdam-Zuid wil wonen of daar wil blijven wonen en die zorgzaam wil omgaan met buren en medebewoners. Het wordt dus een Turkoois Chinatown, waarin, zoals Rotterdam eigen is, verschillende groepen naast elkaar wonen. In plaats van chagrijn of cynisme zou trots daarom wel eens voorop mogen staan. Het is een uitgelezen mogelijkheid om de diversiteit van Rotterdam nog eens voor het voetlicht te brengen.
door Marina Meeuwisse
Schijt aan/op de uitlaatvelden
Honden-uitlaatvelden. Van een afstandje lijken het leuke perkjes, maar als je er dichterbij komt zie je de werkelijke aard ervan: een hondentoilet. Te herkennen aan de vrolijke groene bordjes met een enthousiast debiel hondje erop. De reden voor de poepvelden is, jawel, handhaving. Als je op bepaalde plekken mensen de vrijheid geeft hun hond te laten schijten, dan ben je eerder geneigd de poep ergens anders op te ruimen.
De praktijk is anders. Ik woon tegenover een hondentoilet, voorheen een rozenperk, tegenwoordig bezaait met sterker geurende lavendel. Ik sluit niet uit dat één en ander verband met elkaar houdt. In mijn blok wonen veel mensen met honden. Om een uurtje of zes is het spitsuur. De hondenbezitters, liefkozend ook wel ‘baasje’ genoemd, lopen met hun hond direct naar plek des onheils, die daar zijn behoefte doet.
Probleem 1. De hond doet zijn behoefte daar niet. Zou ik ook niet doen, op zo’n ranzig openbaar toilet. Ga je mooi in het volgende perkje wel. Lekker fris. De hondenbezitter heeft echter geen zakje mee. Hij had namelijk verwacht dat de hond wel van het hondentoilet gebruik zou maken. Geen probleem hoor, er is toch geen handhaver in de buurt. De hond mag vrij wild poepen. De buurvrouw durft toch niet naar buiten te roepen dat ze het goor vindt.
Probleem 2. De lavendel werkt niet. Het veldje meurt een uur in de wind. En niet alleen het idyllische veldje voor mijn huis. Zo meurt ook de chique Heemraadssingel naar hondenpoep, wegens de aanleg van een lekker lange renstrook/honden-WC. Of dat leuke parkje in Bergpolder waar je fijn met je hond kan ravotten, terwijl je kinderen in de met schijt besmeurde speeltuin kunnen spelen. Ideaal.
De honden-WC’s zijn barbaars. Poep is goor. Een oplossing? Zakjes, meer prullenbakken voor hondenpoep en onverbiddelijke, sacherijnige stadswachten. Het lijkt me vreselijk om als hondenbezitter uitwerpselen op te moeten ruimen, maar de hondenbezitter kiest zelf voor een hond in de stad. Het is nog lulliger als je in de schijt staat zonder hond te bezitten. Of dat je genoodzaakt bent de ramen dicht te houden in de zomer, omdat de lucht niet te harden is als de temperatuur stijgt. Gadverdamme.
door Anneke Kortleve
Al 6 reacties — discussieer mee!
Hartstikke leuk en idealistisch, Gino. Vertel je ons gelijk even hoe het Wereldmuseum zijn jaarbegroting sluitend krijgt? Ik heb er (op een plek naar keuze zelfs!) 2 bier voor over om hier een valide plan te horen.
Nou Inge – Bremer heeft zelf bijna heel het museum bij de horeca-BV ondergebracht, waardoor hij ‘geconsolideerde’ jaarcijfers heeft ingeleverd bij de Cultuurplanaanvraag. Oftewel: geen enkel inzicht in de verdiensten met zaalverhuur en horeca, maar of de gemeente onderwijl wel even zes miljoen euro subsidie op jaarbasis wil ophoesten. De kans is vrij groot dat hij met zijn strapatsen van de afgelopen weken/jaren zijn begroting nu sluitend heeft. Verder heeft hij heel hoog spel gespeeld – dat gedoe rondom de Afrikacollectie hangt van schaamteloosheid en opportunisme aan elkaar.
Heb ik nou twee bier binnengesleept?
Sorry, laat ik mijn vraag opnieuw formulieren: vertel mij hoe het Wereldmuseum zonder al die verderfelijke commerciële strapatsen zijn begroting sluitend moet krijgen. Oftewel: als het niet via commercie mag, hoe dan wel?
Alle criticasters van Bremer moeten wel in de gaten houden dat hij het Wereldmuseum destijds op dezelfde manier van de ondergang heeft behoed. Ook toen kreeg hij veel kritiek als ‘sell-out’ maar tegenwoordig maakt het Wereldmuseum van alle Rotterdamse musea het minste gebruik van subsidies omdat Bremer toen al inzette op meer diverse inkomsten (o.a. het reisbureau, de winkel en het restaurant). De gemeentelijke bezuinigingen betekenen echter dat het museum nu nog verder moet snijden en ik vind het logisch dat Bremer dat niet gewillig over zich heen laat komen en probeert te compenseren door weer zwaarder in te zetten op andere inkomsten. Een museum kan nu niet eenmaal ‘meer met minder’ doen zoals bestuurders ons graag zouden willen laten geloven.
Oh, en een laatste ding: ik heb niet de indruk dat het museum haar status te grabbel gooit. Integendeel, de huidige incarnatie van het museum is veel, veel beter dan het oude Museum voor Volkenkunde ooit was!
Zaalverhuur en horeca is prima, absoluut. Of je dan enerzijds je hand moet ophouden bij de gemeente en anderzijds hoogspel moet spelen als wannabe sterrenrestaurant én je museumstatus zo rigoureus te grabbel moet gooien is een andere vraag. Het mag wat sjieker, kortom.