Vandaag, donderdag 20 juni, vergadert de gemeenteraad over de verlenging van de Rotterdamwet en een uitbreiding naar andere wijken, zoals Tussendijken in Delfshaven. De verwachte toestroom van Roemenen en Bulgaren in de stad na 1 januari 2014 is een belangrijke reden voor wethouder Karakus om de wet uit te breiden. Maar is de wet wel nodig en effectief om de overlast van deze groepen tegen te gaan? Matthijs van Muijen, deelraadslid van de PvdA in Charlois vindt van niet.
Wie rondloopt in de Tarwewijk ziet veel auto’s met Poolse kentekens. Op de scholen in Charlois zitten veel kinderen met Poolse ouders. Dankzij de Europese samenwerking en het vrij verkeer van goederen, diensten en personen, is onze arbeidsmarkt voor Midden- en Oost-Europeanen toegankelijk. Nederland heeft mede op verzoek van Rotterdam een paar jaar tegen weten te houden dat Bulgaren en Roemenen zonder werkvergunning aan het werk konden. Echter, vanaf 1 januari 2014 staan voor hen de poorten wagenwijd open door het vervallen van deze verplichting. De vraag is wat de effecten zullen zijn en of de komst van deze nieuwe groepen negatief zal uitpakken voor de leefbaarheid in de wijken. En is de Rotterdamwet een geschikt instrument om de komst van Bulgaren en Roemenen te beperken? In Rotterdam leven nu naar schatting 7000 Roemenen, van wie er zich 900 hebben ingeschreven bij de gemeente en 7500 Bulgaren, waarvan er 2500 staan geregistreerd. Matthijs van Muijen, PvdA deelraadslid en inwoner van de Tarwewijk heeft juist positieve ervaringen met de MOE-landers in zijn wijk, hieronder legt hij uit waarom.
Kijk in de praktijk: geen probleem voor de leefbaarheid
Ik heb mijn twijfels bij de wenselijkheid om Roemenen en Bulgaren te weren, buiten de vraag of de Rotterdamwet nu wel zo effectief is. Arbeidsmigranten kunnen bijdragen aan het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt. Daarbij zijn mijn ervaringen in de Tarwewijk waar ik woon zeker niet negatief.
Op een vrijdagmiddag in februari werd ik benaderd door een cameraploeg van de Bulgaarse televisie, die een item maakte over Bulgaren in Rotterdam. Ik heb genoeg positieve voorbeelden. Zo werk ik op het Zadkine Startcollege, waar ik sprak met de 19-jarige studente Buzana die al in 2009 met haar ouders naar Rotterdam kwam. Ze woont in Hillesluis, haar vader werkt in een uitgeverij in Utrecht en haar moeder werkt in een hotel. Nederlands leerde ze op VMBO de Wielslag, samen met nog 15 andere Bulgaarse kinderen.
We besloten naar de Tarwewijk te gaan om Bulgaarse immigranten te spreken. De eerste was een ondernemer in witgoed, die nu een paar jaar in Rotterdam woont. Even later troffen we in de Millinxstraat mevrouw Reni Cahavarovo. Haar dochter studeert verpleegkunde aan Zadkine. Zelf werkt ze in een kruidenierszaak en vertelde met plezier hier te wonen en niet meer terug te willen.
Ze nam ons mee naar de levensmiddelenzaak waar ze werkt aan het Mijnsheerenplein (zie foto). Sinds een half jaar komen daar Bulgaren uit de hele stad voor worst, zuivel, snoepgoed en andere producten uit Bulgarije. Het is een verzamelpunt voor Bulgaren, er komen heel veel families. Sommige wonen al tien jaar of langer in Rotterdam, anderen zijn onlangs aangekomen. De meeste mensen werken en de jongeren gaan allemaal naar school. Een aantal jongeren heeft een bijbaantje bij Thuis Op Straat. De tv ploeg interviewde ook een groep jongeren die actief zijn in de wijk bij Jong Burgerblauw. Bulgaarse jongeren zijn de ogen en oren van de politie en surveilleren elke donderdagavond in de Tarwewijk. Ik vind het positief dat ze zo actief zijn. Toen de documentaire ‘Bulgaren in de Tarwewijk’ in maart werd uitgezonden was het grappig dat Bulgaarse buren mij meteen herkenden.
Grote verschillen tussen migranten
Het dekt niet de lading om alle arbeidsmigranten over één kam te scheren. Het rapport ‘Arbeidsmigratie in vieren, Bulgaren en Roemenen vergeleken met Polen’ van prof. dr. G Engbersen e.a. uit 2012 (PDF) is gebaseerd op onderzoek in negen Nederlandse gemeenten, die representatief zijn voor de spreiding van migranten uit Midden- en Oost-Europa. Er is uitgebreid onderzoek gedaan met o.a. veel interviews in Rotterdam.
Tussen de groepen is veel verschil in inkomen, opleiding, huisvesting, demografische samenstelling en verblijfsperspectief. Met name dat laatste is tekenend voor een patroon: werk je hier tijdelijk of vestig je je permanent en laat je je gezin overkomen? De diversiteit onder de migranten toont het belang aan van verschillende manieren van aanpak voor bijvoorbeeld huisvesting en integratie zowel op Rijks- als gemeentelijk niveau.
Voor de gehele groep geldt dat de werkloosheid zeer laag is: slechts 5% is werkloos. Zorgwekkend is echter dat veel Bulgaren en ook Roemenen een zeer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. Als de verplichte werkvergunning vervalt, zal mogelijk hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren omdat ze niet langer illegaal werken. Velen zijn zonder werkvergunning naar Nederland gekomen en begeven zich in de informele economie.
Mijns inziens zal het vrijgeven van de werkvergunning niet leiden tot een hogere instroom van arbeidsmigranten. Ze hebben zich eerder daar niet door laten tegenhouden. Gezien de mogelijkheden in de informele economie en legale huisvesting hadden ze dat kennelijk niet nodig en kwamen toch. De motivatie om te werken is bij Oost-Europeanen heel hoog. Misschien komen er meer laagopgeleide Roemenen, er is voor hen veel werk hier. Met 30.000 mensen in de bijstand is dat eigenlijk te gek, maar meerdere colleges van B&W zijn er de afgelopen tien jaar niet in geslaagd vacatures in de landbouw en de haven op grote schaal door uitkeringsgerechtigden te laten vervullen.
De onderzoekers constateren dat er een grote diversiteit is in patronen onder de arbeidsmigranten, als gevolg van openheid van grenzen, afstand tot Nederland en specifieke arbeidsmarktsituaties in de verschillende EU landen. Gebaseerd op binding met het thuisland en het bestemmingsland tekenen zich vier ideaaltypische patronen af, die zich naast elkaar voordoen, namelijk: 1) Tijdelijke circulaire migratie, zoals de seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw; 2) transnationale of binationale migratie, bijvoorbeeld kennismigranten; 3) vestigingsmigratie, zoals huwelijksmigranten; 4) ‘footloose’ migratie; denk aan jonge, ongebonden en laag opgeleide gelukzoekers met een onzekere arbeidspositie. Opvallend is dat veel Roemenen bij het patroon ‘kennismigranten’ worden ingedeeld.
Actieve rol overheid
Ondanks de relatief grote werkloosheid heerst in sommige sectoren van de economie schaarste. Toch lukt het niet – ondanks alle inspanningen van het gemeentebestuur – mensen met een uitkering uit Rotterdam in grote aantallen in de kassen of in de haven aan werk te helpen. De WRR (Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid) heeft zich uitgesproken voor een actieve rol van de overheid om de arbeidsmigratie beter te sturen, één van de conclusies van haar publicatie ‘In betere banen’ uit 2012 (PDF). Arbeidsmigratie heeft de afgelopen jaren een ander gezicht gekregen. De huidige generatie arbeidsmigranten is veelal hoger opgeleid dan de gastarbeiders uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Roemenen die hier aan het werk zijn en hebben meegedaan aan het onderzoek zijn relatief hoog opgeleid (40 procent heeft Hogeschool afgerond, 47 procent universiteit), van de Polen heeft 68 procent Hogeschool afgerond, 22 procent universiteit, voor Bulgaren ligt dat lager (50 procent Hogeschool, 18 procent universiteit), volgens het onderzoek van Engbersen uit 2011.
Het aantrekken van arbeidsmigranten wordt steeds vaker voorgesteld als een middel om de vergrijzing en de krimp van de beroepsbevolking op te vangen. De WRR pleit voor een meer doordacht en doelgericht arbeidsmigratiebeleid voor de lange termijn. Dit begint bij de vraag: zijn arbeidsmigranten nodig, en zo ja, welke zijn dit dan. De overheid zou hier meer inzicht in moeten krijgen en daarbij gericht beleid kunnen voeren om bijvoorbeeld hoogopgeleide migranten naar Nederland te halen. Laagopgeleide migranten die hier tijdelijk zijn (circulaire migratie) hebben behoefte aan adequate huisvesting. Vestigingsmigranten zullen goed Nederlands moeten leren en scholen in de wijken met grote concentraties migranten zullen sterker ondersteund moeten worden. Een voorbeeld hiervan is basisschool De Kameleon in Carnisse, waar rond de 65 Poolse en Bulgaarse kinderen op zitten.
Rotterdamwet
Op dit moment wordt door de gemeenteraad bekeken of de Rotterdamwet voor wijken op Zuid wordt verlengd en in Bospolder-Tussendijken in Delfshaven gestart wordt. Eén van de onderdelen van de Rotterdamwet is de huisvestingsverordening. Sinds juli 2006 is deze van toepassing voor een aantal wijken op Zuid. Mensen die een huur betalen lager dan 680 euro hebben een huisvestingsverordening nodig en voor een hogere huur krijgen ze controle bij inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie. Inkomen uit werk is een voorwaarde voor het verkrijgen van de vergunning. Doel is om de instroom van kansarmen te beperken en meer balans te krijgen in de sociaal-economische samenstelling van de wijken. De Rotterdamwet is een paar keer geëvalueerd en heeft een positief effect op het bijstandsniveau van de wijk. De nieuwe arbeidsmigratie draagt er toe bij dat traditionele ‘uitkeringswijken’ weer ‘werkwijken’ worden. Door de aanwezigheid van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa ligt het aandeel langdurige werklozen in wijken als de Tarwewijk lager dan het Rotterdams gemiddelde studie. (zie ‘Migratiestromen Rotterdam Zuid’: impactanalyse op doelen NPRZ’ (2012) door Policy Research Corporation)
Er is echter geen reden om nu al in andere wijken de Rotterdamwet uit te breiden. Het college van B&W stelt zelf in een brief aan de gemeenteraad (mei 2013) dat het een laatste maatregel is als de instroom van kansarmen toeneemt, de onveiligheid te groot is, en de sociale index in de wijk slecht scoort.
De huisvestingsverordening is hooguit sluitstuk van een brede aanpak. In deze brief van het college staat tevens dat het positieve effect van de huisvestingsverordening mede afhankelijk is van het inzetten op handhaving, toezicht en controle. Daar wringt nu volgens mij de schoen. Door de bezuinigingen op gemeentelijk niveau en bij deelgemeenten zijn er minder teams op straat die controleren. Zo doen de interventieteams in Charlois veel minder huisbezoeken dan in 2010 en 2011. Ook de teams van Stadstoezicht en de afdeling Toezicht Gebouwen van Stadsontwikkeling kunnen minder optreden.
Conclusie
De komst van Roemenen en Bulgaren is een feit. Uit onderzoek blijkt dat ze gemiddeld hoger opgeleid zijn dan gastarbeiders die eerder naar ons land kwamen. Omdat ze meestal werk hebben en vaak ook hun gezin laten overkomen, is er geen reden een beleid te ontwikkelen om ze tegen te houden. Omdat er al veel Midden- en Oost-Europeanen in Charlois wonen, is de aantrekkingskracht groot. Andere factoren zijn de aanwezigheid van werk (deels via het opzetten van eigen bedrijvigheid), betaalbare particuliere huisvesting. Ik vind dat deze mensen over het algemeen een positieve bijdrage leveren aan de wijk. Kinderen gaan gewoon naar school, ouders worden actief op school, de meeste ouders hebben werk. Huizen staan niet langer leeg. Er komen extra winkeltjes in de wijk. Misstanden als overbewoning moeten worden tegen gegaan en ook het kleine percentage dat zich schuldig maakt aan criminaliteit moet uiteraard worden aangepakt. Maar er is geen reden de Rotterdamwet van toepassing te verklaren voor Roemenen en Bulgaren, omdat het niet nodig en niet wenselijk is.
Al één reactie — discussieer mee!
Matthijs, je hebt een erg sociaal wenselijk stuk geschreven waarin je eigenlijk zegt: geef ze de mogelijkheid en werp geen barrieres op. Zoals je waarschijnlijk zelf ook wel weet, bestaan er tussen de groepen EU-arbeidsmigranten vele verschillen. Zo ook tussen de Roemenen en Bulgaren, evenals de Bulgaren onderling. Hier zitten hoger opgeleiden tussen, maar ook (kansarme) gelukszoekers.
Wat je mijn inziens met de Rotterdamwet kunt bewerkstelligen is dat met name deze laatste categorie niet in de reeds sociaal-economisch zwakkere wijken in de stad terechtkomt. En, daarmee ook niet ’ten prooi’ vallen aan de praktijken van huisjesmelkers, illegale onderverhuur en wat al niet meer. De overheid heeft daarnaast een taak die breder is, zoals voorlichting in het land van herkomst, begeleiding hier, etc.
Uit onderzoek blijkt dat de groep Bulgaren die nu al in Rotterdam aanwezig is, voor een groot deel bestaat uit Roma-Bulgaren. Dit is nou niet persé de groep die hier met een universitaire titel op zak de grens over rijdt… Gewoon maar laten gebeuren dus?
Vraag jouw collega’s in Delfshaven eens wat ze er van vinden: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/1872645/2011/04/09/De-Bulgaren-komen.dhtml