De Rotterdamwet is weer in het nieuws. Op 20 juni heeft de gemeenteraad besloten om de Rotterdamwet te verlengen in de wijken op Zuid, én ze wil de wet ook invoeren Tussendijken, Delfshaven. Voorzitter Goncalves uit Delfshaven zei tegen het AD dat hij de wet in meer wijken wil laten gelden. Door de wet kunnen lagere inkomens zich niet zomaar vestigen in de wijk, wat de overlast van kansarme nieuwkomers moet tegengaan. Myrta Otten verhuisde onlangs naar Charlois en kreeg met de wet te maken. In deze column beschrijft ze haar gevoel “gedegradeerd te worden tot een salarisstrookje”.
Je zou mensen die vol vertrouwen en ambitie verhuizen naar de moeilijkere wijken, met open armen welkom kunnen heten. Je zou ze ook, zoals deze stad met haar Rotterdamwet doet, op de drempel van het stadskantoor kunnen degraderen tot hun salarisstrook. Mijn persoonlijke ervaring is dat deze wet haar doel, de stad veiliger en aantrekkelijker maken, enigzins voorbijschiet.
Toen mijn (aanstaande) man en ik enkele maanden geleden door Oud-Charlois liepen door de straten met knusse ateliertjes en overwegend allochtone bewoners, waren we om. In deze wijk wilden we gaan wonen èn investeren. Buren leren kennen, mensen groeten op straat (jaja!), gevel opknappen, huis zo indelen dat de gordijnen wèl de hele dag open kunnen, meedoen met buurtinitiatieven, enzovoorts. We zagen het helemaal voor ons en eerlijk is eerlijk, we dachten dat de gemeente vast blij met ons, gemotiveerde en hoog opgeleide nieuwe wijkbewoners, zou zijn.
Maar in plaats van een warm welkom, wachtte ons een koud bad: de huisvestingvergunningsaanvraag. Loonstrookjes, contracten, kwartaalcijfers, werkgeversverklaringen, een kersvers huurcontract en een verhuurdersverklaring kwamen op tafel. Je moet in de moeilijkere wijken van Rotterdam van goede huize komen, wil je er mogen wonen!
Zenuwachtig stond ik aan het loket van het stadsdeelkantoor. We waren al verhuisd. Moesten we er nu weer uit? Nee. Of nouja, de mevrouw achter de balie ging er niet over. Ze schikte de papieren en zei koeltjes dat zij ze door zou sturen naar een commissie op het stadhuis. Waar die commissie haar oordeel op baseert, kan de mevrouw achter het loket ons niet te vertellen.
Ik raadpleeg de site van de gemeente. Die meldt dat we moeten voldoen aan verschillende eisen. Zo moeten we de Nederlandse nationaliteit hebben of een geldige verblijfstitel, 18 jaar of ouder zijn of hoofd van een gezin met minderjarige kinderen. Ook moeten we beschikken over inkomen uit werk, al geldt die laatste eis niet als je zes jaar onafgebroken in Rotterdam hebt gewoond. Waarom, dat wordt niet duidelijk. Economische zelfstandigheid (minimaal bijstandsniveau) en een woning die aansluit bij de grootte van het huishouden zijn de laatste eisen.
Ik vrees nu het ergste. We zijn dan wel niet ‘in verwachting’ (zoals expliciet gevraagd op het formulier) maar of we economisch zelfstandig zijn volgens de bureaucratische maatstaven van de gemeente Rotterdam? Dat wordt toch wat lastig als je nog maar net voor jezelf bent begonnen als meubelmaker en als recent afgestudeerde student noodgedwongen de ene baan aan de andere plakt. We kunnen onze huur, minder dan wat we eerder betaalden voor onze studentenkamers, zelfs zonder huursubsidie prima betalen. Zal de commissie dat meenemen in haar overwegingen? We can only hope and pray.
Terwijl ik de eisen van de gemeente op me laat inwerken, bel ik mijn broertje die ook in Charlois woont. Sinds een jaar huist hij in een studentenhuis waar je volgens de regels pas mag wonen als je minstens één keer per week ‘iets goeds doet voor de buurt’. Wat blijkt? Hij is een jaar geleden op basis van de Rotterdamwet geweigerd voor deze kamer! Pas nadat hij bezwaar aantekende, een ‘proces’ aanging en onze moeder een mooie brief liet schrijven dat het ‘een beste jongen is die altijd keurig zijn huur betaalt’, mocht íe alsnog de wijk in.
Ik hou mijn hart vast. Zou het echt zo zijn dat ik, nota bene opgegroeid op Rotterdam-Zuid, niet meer terug mag komen? Het is nog even afwachten. De commissie neemt zes weken de tijd om over ons lot te beslissen.
Misschien kunnen ze in de tussentijd toch nog eens een onderzoekje wagen naar het effect van de Rotterdamwet. Mijn persoonlijke ervaring is dat deze wet haar doel een beetje voorbijschiet. Ik kan me in ieder geval een warmer welkom voor gemotiveerde wijkbewoners voorstellen!
Bent u wél blij met de Rotterdamwet in uw wijk? Vindt u het goed dat kansarmen niet meer in Delfshaven mogen huren? Vers Beton plaatst ook graag gastbijdrages die een andere geluid laten horen. Contacteer ons via [email protected]
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek
Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.
Al 6 reacties — discussieer mee!
Mirte Otten is zo ik lees een voorbeeld voor ons allen,ze gaat alle mensen in de buurt groeten,meedoen aan buurtinitiatieven en zo er meer is.
De hele gemeente moet natuurlijk blij zijn met zulke gemotiveerde en hoogopgeleide nieuwe bewoners.
En wie weet,daar kan ik geen oordeel over geven is dat nog waar ook.
Echter,waar de regel voor in het leven is geroepen is proberen te voorkomen dat sommige wijken nog meer verpauperen.Een aantal wijken in Rotterdam staan er slecht voor en 1 van de mogelijkheden dit te stoppen is koopkracht in deze wijken terugbrengen.
Vaak is de betere middenstand al gevlogen en worden de vrij gekomen ruimten ingenomen door belhuizen,shoarma zaken en koffiehuizen.
Om te kunnen beoordelen of iemand aan bepaalde criteria voldoet zul je die moeten opstellen.
We leven niet meer in een land waar we de goede intenties kunnen aflezen aan een mooi verhaal en hun blauwe ogen.
Als inwoner van Delfshaven vind ik het prima dat de overheid een handje helpt bij het verbeteren van de wijk. Da’s soms zuur voor de beoogde inwoners (vals-negatieven hou je altijd), maar waar gehakt wordt vallen spaanders. Een stad als Rotterdam heeft dat soms nodig.
Andere methodes:
De Nieuwe Binnenweg (tussen ’s Gravendijkwal en Lage Erfbrug) is door overheidssturing enorm opgeknapt qua winkels (dag belhuizen, kom er maar in macrobiotisch verantwoorde linksdraaiende kruidenwinkels). Dat kost alleen wel bakken met geld (zowel van de gemeente als van woningcorporaties, en bij beide zijn de reserves inmiddels aardig op).
Op het gebied van dubieuze huisjesmelkers heeft bij mij in de Schiedamseweg de Rotte Tanden-aanpak goed uitgepakt. 2 panden die keihard verpauperden (en waar op onregelmatige momenten opeens Polen, Bulgaren of andere tropische verrassingen woonden, hoewel ik niet begrijp hoe die arme mensen het volhielden in die verruïneerde objecten)) stonden als bij toverslag in de steigers en de grondverf. Later hoorde ik dat niet de eigenaar (die een stuk of 100 objecten heeft, als ik het goed begrijp; vestia is er niets bij) dat uit eigen beweging gedaan heeft, maar dat er, eh, enige druk vanuit de gemeente werd uitgevoerd.
Dus, Myrta: welkom in Rotterdam 🙂
Dat de Rotterdamwet ook toestaat om pandeigenaren aan te pakken wordt nogal onderbelicht.
Maar als je broertje via een proces er toch in is gekomen dan moet dat jullie toch ook lukken? Die papieren, hoe privé de gegevens ook zijn, is een simpele zeef voor de gemeente.
Ik heb ook financiële gegevens moeten laten zien om de verhuurder te overtuigen dat ik netjes kan en blijf betalen. Mijn ouders staan zelfs garant, wat nog een hoop gezeur oplevert met een pa die zelfstandig ondernemer is. Het was even doorbijten, maar uiteindelijk gelukt.
Jij hebt overigens nog geluk dat je een stelletje bent. Stelletjes gaan meestal voor op 2 mannelijke studenten, een risicogroep oid. Wat de situatie weer extra vervelend maakt omdat je steeds up-to-date gegevens moet overhandigen. Kun je weer terug naar je ouders om gegevens op te vragen.
Als je het echt graag wil kom je er wel en aan het eind van de tunnel schijnt dan de zon!
Ja, dat zou wat zijn, Myrta. Omdat bijstandstrekker Myrta Otten journalistiek heeft gestudeerd en eigenlijk helemaal niet in de bijstand hoort te zitten, zou voor ‘ons soort mensen’ een uitzondering gemaakt moeten worden.
Natuurlijk is deze wet dicriminatie van de bovenste plank die oude klassen weer in ere doet herleven.
Er wordt namelijk een direct verband tussen het verpauperen van wijken en inkomen van huurders gelegd, terwijl het maar de vraag of dit zo werkelijk wel zo is.
Worden in “rijke” wijken de huizen beter onderhouden ? Zou dat aan de bewonders liggen ? Ik denk het niet. Het is namelijk de verhuurde die zorgt voor het onderhoud. Daarnaast is het de gemeente die zorg moet dragen voor het onderhoud en inrichten van de openbare ruimte.
En waarom dus het inkomen van huurders bepalend zou kunnen zijn om verpaupering tegen te gaan, is dus een heel groot raadsel.