De afgelopen maanden zijn er op Vers Beton diverse artikelen verschenen over de Rotterdamwet: de wet die het mogelijk maakt om in specifieke wijken bewoners onder een bepaald inkomensniveau te weigeren. Gwen van Eijk schreef bijvoorbeeld over het discriminatoire karakter van de wet, omdat mensen van een lage sociaaleconomische klasse worden buitengesloten. Myrta Otten schreef over het koude en bureaucratische karakter van de wet.
Beiden zijn daarmee vooral negatieve beschouwingen van de wet. Het is echter interessant om verder te kijken dan deze associaties. Koude bureaucratie is immers meer een gemeenteprobleem dan een Rotterdamwet-probleem (wel eens geprobeerd een vergunning aan te vragen?). En discriminatie mag dan onwenselijk zijn, dat zijn de alternatieven voor de Rotterdamwet ook. In plaats van de wet categorisch af te wijzen, is het daarom verstandiger om te kijken welke maatregelen er per wijk of buurt nodig zijn. De Rotterdamwet kan daarbij de beste optie zijn.
Het doel van de Rotterdamwet is gentrification. Dit is het proces waarbij een buurt, wijk of stad sociaaleconomisch sterker wordt. Met andere woorden: het gemiddelde inkomen van een wijk stijgt. In heel Rotterdam vindt dit proces plaats. Met name wijken als Spangen en Pendrecht zijn mooie voorbeelden, maar ook een wijk als Middelland maken een dergelijke verandering door.
Gentrification werd in eerste instantie vooral waargenomen als een onafhankelijk fenomeen, als iets dat ‘ zomaar’ gebeurde. Inmiddels is gentrification zowel in Rotterdam als in de rest van Nederland echter steeds meer een doelbewust middel van de overheid geworden om leefbaarheidsproblemen op te lossen. Wijken met veel leefbaarheidsproblemen worden gekenmerkt door een hoge concentratie laag opgeleide bewoners met lage inkomens. Het doel van gentrification van een buurt is dan ook dat er minder mensen met lage inkomens komen wonen en er daarmee minder leefbaarheidsproblemen ontstaan. De Rotterdamse overheid streeft gentrification op drie verschillende manieren na. Aan alle drie de mechanismen kleven echter nadelen.
In de eerste plaats wordt getracht gentrification te bewerkstelligen door renovatie of sloop en nieuwbouw van oude panden. Meer dan eens moeten oude, armere bewoners hierbij plaatsmaken voor nieuwe, rijkere bewoners. Een groot nadeel van deze methode is dat het veel geld kost, dat de overheid en woningbouwcorporaties door de crisis steeds minder te besteden hebben.
Een tweede mechanisme is het aantrekken van de ‘creatieve klasse’, een methode gebaseerd op de klassieke onderzoeken naar gentrification. Loretta Lees schreef bijvoorbeeld over de gentrification van het vervallen Brooklyn, New York, dat door de toestroom van jonge creatieve kunstenaars ook weer populair werd bij de rijke zakenmensen van Wall Street (pdf). In corporatietermen spreekt men in dit verband echter liever van de ‘ rode leefstijl’, gebaseerd op het ‘BSR model’ van SmartAgent. Hiermee wordt de hoger opgeleide klasse die zich interesseert voor haar omgeving in al haar facetten bedoeld. De bedoeling is dat deze mensen naar probleemwijken verhuizen waardoor gentrification plaatsvindt op de manier zoals het door veel onderzoekers is waargenomen: als een ‘natuurlijk’ proces waarbij betrokken bewoners een wijk van onderaf verbeteren. Het nadeel van dit mechanisme is echter dat de potentiële poel van ‘rode’ Rotterdammers nogal ondiep is. Recent onderzoek van SmartAgent wijst namelijk uit dat nog geen 8% van de Rotterdammers ‘rood’ genoemd kan worden. Hierdoor is de reikwijdte van deze methode beperkt.
Het derde mechanisme is dus de Rotterdamwet. Hierbij draait het niet om het aantrekken van een sociaaleconomisch hogere klasse, maar juist om het weren van een sociaaleconomisch lagere klasse. Doordat de laagste inkomens, met de meeste problemen, uit een wijk worden geweerd zal deze langzaam ten goede veranderen, althans dat is het idee. Het voordeel van de Rotterdamwet ten opzichte van de twee andere mechanismen, is dat het weinig kost. Het nadeel van de Rotterdamwet is natuurlijk het discriminatoire karakter, maar of het weigeren van nieuwe bewoners erger is dan het uitzetten van oude bewoners (zoals bij sloop en nieuwbouw nog wel eens wil gebeuren), is maar de vraag.
Discriminatie is nu eenmaal een algemeen nadeel van gentrification. Volgens welk mechanisme het ook plaatsvindt, de sociaaleconomisch lagere klasse is altijd de dupe. Toch zal de gemeente leefbaarheidsproblemen hoe dan ook moeten aanpakken. Ze moet daarbij beseffen dat de Rotterdamwet niet de enige en de beste strategie is. Elke wijk is anders, de ene wijk kan gebaat zijn bij het versterken van de sociale cohesie, terwijl in andere wijken een repressieve aanpak of juist extra vrijheid een positief effect kunnen hebben. Maar soms zal gentrification van een wijk de beste optie zijn. Het is daarom onwenselijk om de Rotterdamwet categorisch af te wijzen.
Al 5 reacties — discussieer mee!
Mag ik vragen met welk cijfer je scriptie is gewaardeerd? Je argumenten zijn niet bijzonder sterk. De sociologische onderbouwing is dat nog minder.
die Joost, die snapt het wel!
Ik ben het helemaal met Ewout eens dat er meer maatregelen te bedenken zijn om wijkverandering tot stand te brengen. Het is ook niet nieuw om daarbij ook aan woonruimteverdeling te denken, dat gebeurt immers al decennia lang. Het gaat mij echter te ver om zijn stukje te zien als een sociologische beschouwing, dat vergt wel wat meer diepgang.
Gwen van Eijk noemde de toepassing van de Rotterdamwet ‘principle-free politics’. Je zou kunnen stellen dat het vooral een politieke discussie is, waarbij door het Rotterdams bestuur gekozen wordt voor bepaalde principes (voor de goede orde: niet mijn principes). Belangrijke vraag is dan echter altijd nog of iets werkt. En dat doet de Rotterdamwet niet, zie het artikel dat ik samen met Wenda Doff schreef in het Tijdschrift voor de Volkshuisvesting. Het zou de gemeente Rotterdam sieren als ze serieus werk maakte van de evaluatie, maar daar lijkt niemand behoefte aan te hebben.
Ik vind dat de auteur van dit artikel al te gemakkelijk heen stapt over het discriminatoire aspect van de set aan maatregelen die Gemeente Rotterdam neemt aangaande de leefbaarheidsproblematiek in het algemeen, en de Rotterdamwet in het bijzonder (“Discriminatie is nu eenmaal een algemeen nadeel”). Het artikel schaart zich naar mijn bescheiden mening teveel aan de zijde van het gemeentebestuur en beleidsmakers. Een goede, kritische sociologische exercitie laat zich niet leiden door geldende opvattingen over contingente maatschappelijke constellaties. Een sociale orde die zich laat kenmerken door een patriarchale houding van machthebbenden jegens de sociaaleconomisch lagere klasse is geen neutrale sociale toestand, maar een toestand die gekenmerkt wordt door ongelijkheid en een eenzijdige probleemdefinitie en -aanpak van ‘bovenaf’. Door de onderklasse achtereenvolgens te categoriseren, lokaliseren en problematiseren, wordt ruim baan gemaakt voor ongelijke sociale verhoudingen, en gaat men totaal voorbij aan de levensopvattingen van de ‘lagere klasse’ (overigens ook niet bepaald een neutrale term). Nog los daarvan is de ‘lagere klasse’ alles behalve een monolitische eenheid die zich aan de hand van een enkele variabele (inkomen) laat kenschetsen. Daarmee gaat de Rotterdamwet ook nog eens voorbij aan de complexiteit van ‘het leefbaarheidsprobleem’, alsof het een kwestie van het uitfilteren en verplaatsen van de ongewensten is. Als we de Rotterdamwet niet categorisch af mogen wijzen, waarom de ‘sociaal economisch lagere klasse’ dan wel?
De scriptie van Joost is vast gewaardeerd met een 8 of hoger!