Onlangs is de renovatie van het stadhuis afgerond. Veel originele details die waren verdwenen in de jaren ’70-tijdgeest zijn in ere hersteld, en het stadhuis is er beslist mooier op geworden. Wat wellicht niet iedereen weet is dat een hele woonbuurt destijds is afgebroken voor de bouw van het stadhuis. Waarmee in één klap de armoede werd ‘weggevaagd’. Marina Meeuwisse haalt de geschiedenis van het stadhuis op.
S.P.Q.R.
Met die ‘code’ heeft prof. dr. Henri Evers in 1913 de besloten prijsvraag voor de nieuwbouw van het stadhuis op de Coolsingel gewonnen: de Rotterdamse gemeenteraad wilde een ouderwets gebouw. De letters S.P.Q.R. staan voor een insigne van de Romeinse Republiek “Senatus Populusque Romanus”. In gewoon Nederlands: ‘De Senaat en het Volk van Rome”. De term duikt honderden malen op in Romeinse politieke en literaire documenten. Zelfs zo vaak, dat de term S.P.Q.R. verwordt tot een scherts, een dooddoener. Of ook de architect Evers deze term schertsend bedoeld heeft, is niet met zekerheid te zeggen. Wel is het zo dat ‘het volk’, woonachtig in de Zandstraatbuurt, ruimte moest maken om het stadhuis te kunnen bouwen.
Arm Rotterdam
In 1902, na een hygiënische revolutie, treedt de Woningwet in werking. Hiermee is het begin van overheidsbemoeienis gemarkeerd en krijgt de overheid invloed op volkshuisvesting en derhalve ook invloed op stadsplanning, met als oogmerk verbetering van de kwaliteit van bestaande en nieuwe woningen. Het is ook in die tijd dat Hendrik Spiekman, het eerste Rotterdamse raadslid van de SDAP, (Sociaal Democratische Arbeiderspartij) en journalist Louis Schotting gezamenlijk een onderzoek uitvoeren waarmee de gegoede burgerij in Rotterdam inzicht krijgt in de ellende die er bestaat in de stad.
Het onderzoek publiceren zij in het Dagblad van Rotterdam in een serie artikelen. Bewoners komen hierin zelf aan het woord, hetgeen uniek is voor die tijd. In de zomer van 1903 worden de publicaties gebundeld te koop aangeboden voor 25 cent. ‘Arm Rotterdam. Hoe het woont! Hoe het leeft!’ is één van de meest geciteerde publicaties over volkshuisvesting in Rotterdam. Spiekman en Schotting schrijven:
Naast ons, o liefdadige medemensen; in onze onmiddellijke nabijheid ontwikkelt zich in de krotwoningen, in de modderstegen een menselijk geslacht, vreemd aan de samenleving, omdat de verschrompelde leden ervan gedoemd zijn tot een leven van voortdurende ellende en tekortkomingen van allerlei aard, als mensen voor het ongeluk geboren. Stadsgenoten zijn gedoemd te verblijven in vertrekken voor het dier, zij voeden zich met spijzen die voor de meesten van ons niet voor etenswaar in aanmerking komen, zij kleden zich in lompen, wonen in krotwoningen, in modderstegen.
De situatie is ronduit slecht, met name in de Zandstraatbuurt, gelegen in het centrum tussen de (Cool) Vest – nu de Coolsingel – en Delftse Vaart . De buurt is een wirwar van sloppen en stegen, waar duizenden mensen dicht op elkaar leven. Het was een beruchte buurt waar de prostitutie welig tierde, de criminaliteit hoogtij vierde, waar het variété bloeide en veel zeelieden vertier zochten. De Zandstraatbuurt was ook de buurt waar zangers als Lou Bandy, Louis en Heintje Davids woonden. Kunstenaars als Kees Van Dongen en Isaac Israels vonden hier de nodige inspiratie.
Deze schrijnende verhalen hebben niet tot een drastische bijstelling van het gemeentebeleid gezorgd, noch tot de aanpak van het huisvestingsprobleem van arme bewoners. De gemeenteraad besloot de sloppenwijk af te breken. Met de afbraak van de Zandstraatbuurt verdwijnen kleine bedrijfspanden en woningen uit de binnenstad. 2400 bewoners zijn uit hun huis verdreven en gedwongen ergens anders onderdak te zoeken. Het is in de geschiedenis van Rotterdam het eerste voorbeeld waarbij een stadswijk gesaneerd is vanuit een soort beschavingsoffensief.
De achterliggende reden is echter vooral dat de stad moet opklimmen in de internationale stedelijke hiërarchie, zoals Amerikaanse steden, toen al! Internationale allure is belangrijker dan de huisvesting van de eigen inwoners. De Zandstraatbuurt moet plaats maken voor een nieuw representatief stadscentrum, met een nieuw stadhuis, een postkantoor en het beursgebouw.
Stadhuis: een bouwkundig hoogtepunt
Het stadhuis dat tussen 1914-1920 is gebouwd, heeft een skelet van beton, hoewel het een ouderwetse uitstraling heeft. In het ontwerp is een mix van invloeden terug te zien: de Beaux Arts stijl, de Byzantijnse stijl, de Romaanse stijl en Art Deco. Ons Rotterdamse stadhuis is een hoogtepunt in de Nederlandse eclectische bouwkunst. Bovendien is het een vroeg voorbeeld van crowdfunding: tijdens de bouw hebben andere gemeenten, besturen van gewest en land, veel vooraanstaande Rotterdamse bedrijven, verenigingen en families financieel bijgedragen aan vrijwel alle onderdelen van het interieur en de verfraaiingen.
Herstel met respect voor historie
Zoals iedere Rotterdammer weet, overleeft het stadhuis het bombardement, hoewel er in de gevel nog steeds kogelgaten zichtbaar zijn – aan de linkerkant van de hoofdingang op de Coolsingel, net onder het raam op de eerste etage. Die oorlogsschade is niet hersteld vanwege het historische karakter. ’s Avonds, als het stadhuis verlicht is, zijn de kogelgaten goed te zien. Vanaf 1970 ondergaat het stadhuis veel kleine verbouwingen en aanpassingen waardoor authentieke details zijn weggestopt of zelfs weggehaald. Passend in de tijdgeest van toen zijn ingrepen gedaan zonder enig historisch besef, die het gebouw functioneel moesten houden voor de ambtenarij. Sinds kort is daar niets meer van te zien omdat het interieur is in oude glorie is hersteld. De glas-in-loodramen, de mozaïeken, de gevelbeelden, de oorspronkelijke kleuren, ramen, deuren, en kozijnen, alles is in oude glorie hersteld. En dat is kort gezegd een prachtig staaltje ambachtelijk vakmanschap.
Al 4 reacties — discussieer mee!
Het lijkt me logisch om de Rotterdamse variant van SPQR als Senatus Populusque Roterodamus te schrijven. In Amsterdam hebben de bruggen uit dezelfde tijd SPQA als bouwer genoteerd en dat betekent ongetwijfeld Senatus Populusque Amstelodamus. Uiteindelijk wijst het dus op die ‘crowdfunding’ van het stadhuis
Bij mijn weten was het idee van de sloop enerzijds vooral een hygiënische: de woningen van de sloppen -die niet te renoveren waren om verschillende redenen- leidden voor de bewoners grotendeels tot aanraking met afval(water) en juist weer niet met zonlicht en frisse lucht. Een van de doelen was daarmee dan ook de volksgezondheid verbeteren. Anderzijds kon een dergelijk project tot werkgelegenheid leiden. Werk, waarvan het inkomen wat de laagste inkomensgroepen daarmee verdienden, konden spenderen aan een gezondere woonomgeving en gezond voedsel. Of het altijd lukte of lukt, is daar mee niet gezegd. Maar de intentie leefde wel degelijk, ook in die tijd.
Voor diegene die hierin is geïnteresseerd: dit soort zaken staat uitermate helder en prettig leesbaar beschreven in het boek ‘Koninkrijk vol sloppen’ door Auke van der Woud. Een aanrader!
Oke ik ben ook een sucker for classics. Kastelen, ridders, oude herenhuizen ik vind het fantastisch.
Maar als ik nu advocaat van de duivel ga spelen en stel dat het in oude luister herstellen van het stadhuis meer een tijdswaan is waarin we nu leven? Retro is heel hip dit zie je terug in o.a. de Fiat 500, Lana del Ray, Iphone verpakken in cassettehoesje en al het zelf voorzienend/biologisch/niet massa geproduceerde voedsel.
Zijn die lelijke aanpassingen van de jaren 70 niet heel praktisch geweest binnen een ongetwijfeld beperkt budget? Misschien kijken we nu enkel naar het esthetisch aspect en zijn de andere aspecten die destijds die aanpassing noodzakelijk maakten niet meer zichtbaar en daardoor lelijk.
Ik ben geen bouwkundige, maar is het stadhuis niet ook een samenraapsel van stijlen?
Dag Pepijn,
De bron die ik heb gebruikt is Stad van Formaat van Paul van de Laar.
Je hebt wel gelijk dat er in die tijd ook sprake was van een hygienische revolutie. Daar is het Singelplan – ontworpen door Rose – nog steeds een zichtbaar resultaat van.
Dank voor je reactie
Fijne avond
Marina