Wat hebben Rotterdammers toch met daden en tegen woorden? Chris van der Meulen is het zat en stelt – ter voorbereiding op het debat ‘Rotterdam, (anti)intellectuele stad?’ van vanavond – de pornoficatie van de dadendrang aan de kaak. En je kunt nog vrijkaarten winnen ook!
Met lichte tegenzin zal ik dit korte relaas beginnen met een opsomming van een aantal dingen die u al weet. Houd u vast, hier komt het:
Rotterdam staat bekend als een werkstad. Een stad waar de overhemden met opgestroopte mouwen worden verkocht, een stad van “niet-lullen-maar-poetsen”, van “geen woorden maar daden”. Het is ook een stad van “het wordt toch niks”, van “recht voor zijn raap” en van onvervalst chauvinisme.
Rotterdammers weten dit en Utrechters weten dit, mensen uit Enschede weten dit, en volgens mij weten ook de mensen uit Maastricht dit. Toch laten Rotterdammers het niet na keer op keer te herhalen dat wat iedereen al weet en waarvan ik denk dat je daar niet iedereen continu mee om de oren hoeft te slaan.
Maar goed, het is onderdeel van wat het DNA van de stad heet. Tijdens de laatste aflevering van Zomergasten hoorde ik Daan Roosegaarde zeggen “Flikker op met je mening, kom met een plan”. Het zullen zijn Rotterdamse jaren zijn geweest die hem dat zinnetje lieten oplepelen. Toen ik het hoorde keek ik even op Twitter om te kijken hoe de receptie was. En ja hoor, iedereen werd helemaal week warm van deze voor mij nieuwe vertaling van “niet lullen maar poetsen”. Wat is dat toch met die weerzin tegen woorden?
Anti-intellectuele sentiment
Er zijn vast veel oorzaken aan te wijzen voor deze Rotterdamse voorliefde voor daden. Ik wil me hier kort richten op de twee factoren waar ik iets van weet: de Erasmus Universiteit en de politiek. Beide zijn niet los van elkaar verantwoordelijk houden voor het anti-intellectuele sentiment dat rondwaart in de stad. Wel hebben ze er allebei invloed op.
De Erasmus Universiteit
Een paar maanden geleden werd de Erasmus Universiteit ter verantwoording geroepen voor intellectuele verwaarlozing van de stad. Tijdens een zitting van Het Tribunaal in WORM werd de Universiteit voor de voeten geworpen dat ze een al te beperkte taakopvatting koestert en een onevenwichtige nadruk legt op economische studies. Een uitgebreide aanklacht was samengesteld uit de verhalen van universitair docenten, studenten en een aantal (oud) politici.
Is dit een Rotterdams probleem? Nee, een paar weken voordat de universiteit zich geconfronteerd zag met de klacht, stond er een groot artikel in de Groene Amsterdammer over de wijze waarop de vu bestuurd wordt en hoe dat schade berokkent aan het academisch klimaat op de universiteit. Het is zelfs geen specifiek Nederlands fenomeen. Ook in het buitenland wordt de universiteit meer en meer gezien als instituut dat enkel en alleen studenten klaarstoomt voor de arbeidsmarkt. In haar manifest Not for profit trekt Amerikaans filosofe Martha Nussbaum ten strijde tegen de uitholling van de universiteit als culturele instantie.
De aanklacht die het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit op haar bureau kreeg, werd niet echt met academische nieuwsgierigheid ontvangen. Wel werd een indrukwekkende opsomming gemaakt van wat de universiteit allemaal doet in de stad. De universiteit voelt zich bij – monde van onder andere collegebestuursvoorzitter Pauline van de Meer Mohr – verantwoordelijk voor de stad en voldoet naar eigen zeggen ook aan die opdracht. Ook ging er een stem op die iedere verantwoordelijkheid voor de stad ontkende. Wetenschap verhoudt zich immers tot de wereld, provinciale wetenschap bestaat immers niet.
Natuurlijk is de universiteit niet in haar eentje verantwoordelijk voor het klimaat in de stad. Wel is het gegeven dat Rotterdam een universiteit heeft van groot belang voor de stad, en dat het ons daarom allemaal aangaat hoe het de universiteit vergaat. Andersom hoop je dat de universiteit zorgt voor de stad.
De politiek
Het stadsbestuur, de politiek, heeft uiteraard ook een rol in het creëren van het klimaat in de stad. Maar al te vaak werd door politici het predicaat ‘academisch’ als diskwalificatie gebruikt. Het imago van werkstad wordt bewust gecultiveerd. En dan heb ik het niet alleen over de sluiting van debatcentrum De Unie. Begrijp me niet verkeerd. Ik denk niet dat Rotterdam net zoals Amsterdam vijf debatcentra moet hebben. Maar dat politici denken goede sier te kunnen maken door te stellen dat twee debatcentra te veel is, dat is wonderlijk.
Eeuwig zonde
Voor wie is het erg dat deze kwade lucht wordt verspreid? Is dat erg voor de of een elite? Is dat erg voor de publieke intellectuelen in Rotterdam? Zullen mensen nu stiekem hun boeken moeten lezen of schrijven? Kunnen we een geboortegolf van mensen met brillen verwachten, door de verveling die zal toeslaan? Zal na het NRC ook het RD de stad verlaten? Zal ook Arminius haar deuren moeten sluiten? Stopt Vers Beton? Zijn er geen gesprekken meer in TENT, ’t Gemaal op Zuid, de centrale bibliotheek? Ik denk het niet.
Wat ik wél denk, is dat het “flikker-op-met-je-mening”-fetisjisme onderdeel gaat uitmaken van een taalgebruik dat vooral invloed heeft op mensen die niet naar Arminius gaan, die niet zoveel lezen, die de neiging hebben zich af te keren van het debat in de stad. Als een bepaalde retoriek zich verankert in ons taalgebruik, dan wennen mensen daaraan. Dan wordt het gewoon, een beetje waarheid. En dat is eeuwig zonde.
“Geen woorden, maar daden” is natuurlijk kort voor: “geen loze woorden, geen woorden zonder daden” en ik geloof niet dat daar veel onenigheid over is. Maar ik hoef het niet meer te horen, ik weet het nu langzamerhand wel.
Vanavond vindt het debat ‘Rotterdam, (anti)intellectuele stad?‘ plaats tijdens Discovery Festival Rotterdam in het Onderwijscentrum Erasmus MC. Voor de gratis hier naartoe? Mail dan je naam naar [email protected], want wij geven 5×2 vrijkaarten weg.
Nog geen reactie — begin de discussie!