Afgelopen weekend was de officiële aftrap van het nieuwe culturele seizoen in Rotterdam. Op verzoek van TENT gaf Eeva Liukku een ‘snack-lezing’ in het kader van het Food for Thought programma. Eeva blikt terug op de discussie rondom de kunst- en cultuurbezuinigingen in Rotterdam en ontwaart een nieuw Rotterdams zelfvertrouwen.
Dit stuk gaat over bezuinigingen. Of in ieder geval de aanleiding daartoe. Ik heb het nog zo geprobeerd, maar het lukte mij niet om bij een ander onderwerp uit te komen. Ik vind het nu eenmaal onvermijdelijk. Zeker nu de officiële aftrap van het nieuwe Rotterdamse culturele seizoen plaats heeft gevonden. We gaan voor het eerst in lange tijd een seizoen tegemoet zonder de programma’s van Kosmopolis, zonder de debatten van De Unie, zonder het theater van het OT.
Maar wees gerust, dit wordt niet de zoveelste klaagzang. Als ik naar de discussie van de afgelopen twee jaar kijk, valt mij iets op. Volgens mij is er sprake van een nieuwe groep Rotterdammers. Een generatie met een verfrissende blik op de toekomst.
We hadden subsidie nódig
Vroeger heerste de opinie dat we, juist in Rotterdam, veel cultuursubsidie nodig hadden. In Rotterdam is het moeilijker om publiek te trekken, het publiek heeft gemiddeld minder te besteden en het is lastiger om cultuurmecenassen te vinden. Bovendien: wat te denken van het feit dat we demografisch de jongste stad van Nederland zijn? We moeten de jeugd toch iets te bieden hebben?
We verdienenden ook cultuursubsidie omdat we in vergelijking met Amsterdam minder rijksgeld krijgen voor nationale instellingen die hier zetelen. De Culturele Hoofdstad, het Jongerenjaar: dat hadden we nódig, ten behoeve van de culturele wederopbouw van Rotterdam. Daarom beweerde men dat de bezuinigingen op kunst en cultuur in Rotterdam extra hard vallen.
Ik hoorde tijdens het publieke debat over de bezuinigingen toch ook andere reacties. Ik ken opvallend veel kunstenaars en mensen uit de culturele wereld die hun schouders ophaalden. Dat deden ze misschien niet over hun eigen baan die op het spel stond, maar wél over het idee achter de bezuinigingen. Immers, werd er ook niet te veel slechte kunst gesubsidieerd? En was het niet ongezond om als kunstenaar afhankelijk te zijn van staat? Mijn vriendenkring was verdeeld: óf je liep mee in de Mars der Beschaving, óf je vond die creatieve destructie die de bezuinigingen teweeg bracht eigenlijk niet zo erg, en misschien zelfs gezond voor de kunst.
Dat lijkt op het eerste gezicht een vreemde reactie voor mensen die zelf hun brood verdienen in de sector. Maar kunstenaars staan soms dichter bij neoliberalen dan je zou denken. De kunstwereld is een hardvochtige wereld waarin een moordende concurrentie vereist dat je veel, zo niet alles, van jezelf investeert voor een onzekere toekomst. Alleen de besten kunnen leven van hun kunst. Net zoals niet elk bedrijf een Apple kan worden, kan niet iedereen kunstenaar zijn. Het is daarom goed om af en toe wat creatieve destructie toe te passen, zodat door concurrentie en innovatie de beste komen bovendrijven.
Een ander geluid
In Rotterdam bemerk ik, vooral bij jonge generaties, een ander, kritischer geluid over de kunst- en cultuursector. Die zagen we ook terug op Vers Beton. Ik geef twee voorbeelden.
Op het moment dat Ted Langenbach begint te roepen dat de uitgaanswereld, meestal dankzij de gemeente, op sterven na dood is, beginnen jongeren te zuchten. “Heb je Ted weer”. Een goed gelezen artikel op Vers Beton deze zomer was een stukje waarin de heer Langenbach van repliek werd gediend: het gaat ontzettend goed met de Rotterdamse uitgaanswereld. We moeten in de weekenden zelfs kiézen waar we naar toe gaan.
Een ander stuk waar veel discussie over was, gaat over de genânte realiteit dat Rotterdam geen groot poppodium heeft, dankzij het debacle rondom Nighttown en Watt. In dit artikel betoogt jongRRKC, dat Rotterdam simpelweg nog niet kláár is voor een nieuw poppodium. Eerst moet de Rotterdamse muzieksector maar eens een goede basisstructuur ontwikkelen, en dat ontbeert volgens het jongerenorgaan van de Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur.
Een opvallende kritische noot, niet toevallig van een jongerenorganisatie! Of je het nu eens bent met de analyse die ze maken, of niet, het is in ieder geval opvallend dat ze niet direct de mantra om méér subsidie voor een poppodium bezigen.
Persoonlijk vind ik wél dat we gewoon een poppodium verdienen, als tweede stad van Nederland. Ik vind het verschrikkelijk dat het OT er niet meer is, het theater waar ik het vaakst kwam. Ik vind het verontrustend dat ‘elitair’ een woord is waar je als kunstenaar niet meer mee geassocieerd mag worden.
Nieuw zelfvertrouwen
Hoewel ik het dus niet per se eens ben met bovenstaande voorbeelden, zie ik in deze kritische geluiden een positieve en optimistische houding. Ze vertelt dat de kunst niet zwak, ziek en misselijk is. De kunst kan het best voor een deel zelf rooien en, heel belangrijk, zélfs in Rotterdam. Ik denk dat deze houding zijn weerklank vindt bij een nieuw zelfvertrouwen dat bij meer Rotterdammers in de stad heerst. Want het gaat best goed met Rotterdam de laatste tijd.
De Culturele Hoofdstad heeft de stad destijds een boost gegeven waar we nog steeds de vruchten van plukken. Dankzij een intensief binnenstadsbeleid zijn straten van een facelift voorzien: de Meent, de Binnenweg en last but nog least de Witte de Withstraat. Ze zijn qua uiterlijk en levendigheid bijna onherkenbaar veranderd ten opzichte van, zeg, 1990. Zelfs de kenmerkende lelijke paviljoens op de Coolsingel moeten er binnenkort aan geloven. Je hoort sommigen al mopperen dat we moeten oppassen dat de onaffe en rauwe kant van Rotterdam niet verloren gaat.
Ook het aantal hoogopgeleiden in Rotterdam is gestegen van 26% in 2002 naar 36% dit jaar. Het aantal studenten dat dit jaar aan de Erasmus Universiteit en aan de hogescholen zijn begonnen, is ook weer gestegen. De reflex om na je middelbare school in Rotterdam naar Amsterdam te verhuizen is, kennelijk, van een andere tijd.
Calimerocomplex van de baan
Toen wij in 2011 met Vers Beton begonnen bestond er simpelweg geen vergelijkbare website of blog dat zich op Rotterdam richtte. Nu is er ook Bogue, Stadslog, We Own Rotterdam, de Urban City Guide. Je kunt meer dan 15 verschillende Rotterdam-shirts kopen bij de VVV. In de winkel Groos kun je zelfs alléén maar Rotterdamse producten kopen.
Eerder dit jaar ging Rotterdam 2040 in première, de documentaire van kunstenaar Gyz La Rivière. Ik zie de film als hét symbool voor nieuw zelfbewustzijn aangaande de toekomst van de stad, dat nu ook in de kunstwereld is neergedaald.
Het is dit nieuwe Rotterdamse zelfvertrouwen waarmee Ted Langebach de mond wordt gesnoerd, en waarmee jongRRKC de eigen muzieksector kritisch bekijkt.
Ik vind het in de eerste plaats hoopgevend voor diezelfde nieuwe generatie. Dit betekent dat ons culturele calimerocomplex van de baan is. Ik heb zelf ook altijd geroepen onze generatie niet meer in de wederopbouw leeft. Wel nu, dan moet ik ook accepteren dat datzelfde op gaat voor de culturele wederopbouw.
De vanzelfsprekendheid waarmee we altijd betoogden dat de Rotterdamse cultuursector een extra steuntje in de rug nodig heeft, is ter ziele gegaan met onze culturele volwassenwording. Dát argument kunnen we in ieder geval niet meer gebruiken als het gaat om cultuursubsidies. Volgend jaar, als er weer gemeenteraadsverkiezingen zijn, moeten we met bétere argumenten richting de politiek komen.
Al 2 reacties — discussieer mee!
Ik ben het helemaal, maar dan ook helemaal met je eens. Ophouden met dat gezeik over subsidies. Doe wat! En er gebeurt veel, heel veel, zoals je zelf opsomt.
Zo gaan wij van Ram Horna het komend seizoen aantonen dat al dat gelul als zou Rotterdam geen letterenstad zijn volkomen passé is.
Voor de duidelijkheid: ik ben vóór cultuursubsidies. Het gaat mij erom de argumenten scherp te krijgen die daarvoor in Rotterdam gebruikt worden.
Succes met Ram Horna!