De politieke talkshow Draad in Arminius wordt iedere maand opgeluisterd door een redacteur van Vers Beton die er een column voordraagt. In de aflevering van woensdag 25 september nam Ties Joosten de honneurs waar. De door hem uitgesproken column over verbodsbordjes, schapen en de Kralingse Plas lees je hieronder terug.
Sinds ik in Rotterdam woon heb ik er voor mezelf een regel van gemaakt om ieder seizoen een rondje te lopen rond de Kralingse Plas. Het is goed voor een mens om de jaargetijden regelmatig te zien kwartieren en waar kan dat beter dan rond de oude veengraverij van de Kralingse Plas? Waar – om de woorden van de Rotterdamse dichter Joop van den Bos te parafraseren: de stad geen stad is, maar natuur in de mensen, in onze grootvaders handen.
Afgelopen zomer was ik er weer. Ik zette mijn fiets naast de frituur aan de westkant en liep als gebruikelijk tegen de klok in rond het meer. Het was één van de dagen dat een kudde schapen was ingehuurd om de grasvelden te maaien. Ik stond naast een bordje dat mij opriep om de beesten vooral niet te voederen maar, hoewel ik ècht geen suikerklontjes of ander schapensnoepgoed in mijn zakken verborg, toch kwam één der schapen mij traag tegemoet sjokken. Daar het een nog ongeschoren exemplaar betrof en het net een flinke regenbui te verwerken had gekregen, had ik medelijden met het topzware dier. Ik besloot daarom om maar wat gras te plukken en dat aan het beest te geven – een mens moet wat, niet waar? Maar nog voordat ik dit toch wat magere cadeau kon presenteren, kwam de herdershond al aangesneld om het schaap al blaffend duidelijk te maken toch vooral op de tellen te passen. Wij vervolgden elk dan maar ons weegs.
Nog voor ik goed en wel op pad was, liep ik opnieuw tegen een bordje aan. Hierop stond dat een hond rond het meer niet is toegestaan. Tenminste, niet tussen 21 maart en 30 september. Nu heb ik geen hond, maar voor mijn geestesoog verschenen toch de duizenden droeve schepsels, die nu al ruim een half jaar uitkijken naar volgende week, wanneer ook zij weer welkom zullen zijn. Ik had ineens wat medelijden met dat rotbeest van de buren, dat ons op zondagochtenden het slapen onmogelijk maakt.
Een gigantisch bord dat me welkom heette vlak voor het strand van de Kralingse Plas maakte me vervolgens duidelijk wat er verder zoal niet toegestaan is. Zo is er een zeer duidelijk onderscheid gemaakt tussen de plekken waar je wel en waar je niet mag barbecueën en – als je al ergens gaat staan bakken – hoe hoog je barbecue dan moet zijn. Dertig centimeter, gemeten vanaf de onderkant van de barbecue, niet vanaf de grilplaat. Verder is binnen een dikke rode cirkel een groot blad van een cannabisplant afgebeeld met daar omheen gedrapeerd wat heroïnespuiten en xtc-pillen. Een bord waar ik mij als blower toch wat door gedemoniseerd voel.
Op één van de hoeken van het strand staat een ijzeren uitkijktoren, vanwaar je een mooi uitzicht over het meer hebt. Voordat je de stalen wenteltrap betreedt, waarschuwen onze leidinggevenden ervoor deze niet te betreden wanneer het onweert. Het nut van een dergelijke waarschuwing is natuurlijk evident, maar toch vraag ik mij af of we mensen die tijdens een gigantische onweersbui bij een groot open meer willen schuilen in een enorme stalen toren, werkelijk tegen zichzelf in bescherming moeten willen nemen.
Een paar honderd meter verder is de kinderboerderij, waar twee grote rechthoekige borden, samen zeker een vierkante meter in oppervlak, ons de gewenste kleding voorschrijven. Links staat een wat dikkige moeder met overduidelijk haar zoontje en haar dochtertje afgebeeld, rechts staat hetzelfde gezinnetje, maar dan in zwemkledij en achter een dikke, rode streep. Behalve het bijzonder ongeëmancipeerde karakter van het bord – waar is immers de vader? – is de daaronder beschreven reden van het kledingvoorschrift opvallend. Dit is namelijk ingesteld vanwege uw en mijn veiligheid. Nu zal de aanblik van een wat dikkige moeder in bikini bepaald onprettig zijn, maar om zo’n vrouw nu te bestempelen tot een gevaar voor onze samenleving gaat me toch wat ver.
Weer een stuk verder staat een bord aan de rand van een brak water, dat me verbiedt het modderpoeltje te betreden. Hoe en waarom ik dat zou doen, is me volslagen onduidelijk. Op de andere hoek van het strand is met discreet lage struikjes een gebiedje afgezet dat, zo leggen vier verschillende borden me uit, bedoeld is om naakt te verblijven. Maar wel alleen van zonsopgang tot zonsondergang, daarbuiten is het een heel ander verhaal. Weer wat verderop zie ik een bordje waarop staat dat ik mijn hond, die sowieso dus al niet was toegestaan, hier niet mag laten zwemmen. Want, zo staat in grote letters: “kikkervisjes gaan dood door de verstoring.”
Het laatste stuk van mijn rondje liep ik langs de jachthaven. De stijger aldaar was gesloten, waarschijnlijk omdat het een zondagmiddag betrof. Een klein blauw bordje maakte me duidelijk dat op deze haven geen toegang verleend werd aan onbevoegden. Daar ik geen enkele reden had om te veronderstellen dat ik niet tot deze categorie zou behoren, ben ik maar doorgelopen. Vriendelijk was wel, dat mij werd medegedeeld op basis van welk artikel in het wetboek van strafrecht mij de toegang was verboden, zodat ik thuis in alle rust nog eens kon nalezen welke vrijheidsbeperkingen en geldboetes mij konden worden opgelegd, mocht ik mij niet aan het voorschrift hebben gehouden. Artikel nummer 461.
Vanaf de Kralingse Plasweg liep ik tenslotte weer terug naar mijn fiets. Daar aangekomen kwam het schaap mij weer tegemoet, waarschijnlijk hopend dat ik gedurende het rondje alsnog ergens een suikerklontje opgeduikeld had. De herdershond liet er ditmaal echter geen gras over groeien en kwam direct blaffend aangerend. Het arme schaap kwam zacht blatend tot stilstand en liet de kop onwillekeurig hangen. Het beest bleef me aankijken en terwijl het zich langzaam begon om te draaien zag ik het in de moedeloze ogen en las ik, wat het dacht: ‘Je mag hier ook helemaal niets’.
Nog geen reactie — begin de discussie!