Het Rotterdamse culturele veld is in beweging. De subsidies in het cultuurplan zijn vastgesteld, en de instellingen zijn zich aan het vernieuwen. Steeds meer jonge mensen nemen een staffunctie in. Wat is hun visie? Hoe verschilt die van de oudgedienden in de sector? En wat vinden zij waardevol? Vers Beton sprak met drie nieuwbakken institutionele cultuurmakers.
Het moet anders, zoveel is zeker. Dertiger Yoeri Meessen en twintigers Tabitha Mann en Marianne van de Velde schrijven de noodzakelijke koersverandering van culturele instellingen niet zozeer toe aan het wegvallen van veel subsidies, als wel aan de huidige tijdgeest. Volgens hen is het verdwijnen van publiek geld het gevolg van een breder probleem, namelijk dat instellingen zich te weinig bezighouden met hun maatschappelijke draagvlak. ‘Interessanter dan te kijken hoe onze subsidies verdeeld moeten worden, is een onderzoek naar dat draagvlak. Wat houdt het precies in? Welke mensen ondersteunen wat wel en wat niet?,’ vindt Meessen, curator educatie en theorie bij Witte de With.
Meessen krijgt bijval van Mann en Van de Velde, respectievelijk voorzitter van de jongerenraad van de Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur (JongRRKC) en directeur van Music Matters. Ze merken bovenal dat de praktijk weerbarstig is. Jammer, want er is veel potentie aldus Mann: ‘Mensen van nu zijn self-supporting, initiatiefrijk en willen graag meedoen. Bij Jong RRKC proberen we daarop in te spelen, bijvoorbeeld met ons artikel over de Rotterdamse popsector. In plaats van nóg een mening toe te voegen, zetten we de feiten op een rij en laten we zien waarom de discussie een bepaalde kant opgaat. Door die kennis te delen, kunnen nog meer Rotterdammers deelnemen aan het gesprek.’
Mensen van nu
Die mensen van nu zijn volgens Mann niet per definitie jong. Het gaat om een manier van denken en handelen. Al lijkt voor de oudgediende cultuurmakers die “nieuwe” levenshouding vaak behoorlijk ongrijpbaar. ‘Ik merk dat veel van mijn collega-directeuren, die veel langer in het vak zitten, het lastig vinden om vat te krijgen op mijn generatie,’vertelt Van de Velde. “We kopen geen abonnement meer bij De Doelen om elke zondag naar een concert te gaan. Liever hebben we wat te kiezen, maar wat we kiezen laat zich moeilijk voorspellen. Voor de oudere garde speelt nog te veel de vraag: wat moeten we aanbieden om die mensen in godsnaam binnen te krijgen? Ik vind dat het meer moet gaan over waar de stad behoefte aan heeft. Dus niet wij doen dit en daarom moeten wij subsidie krijgen, maar wat heeft de stad nodig en hoe kunnen we daaraan bijdragen? En pas daarna de vraag: misschien wil de stad wel investeren in het feit dat ik die handschoen wil oppakken?’
Zou de culturele sector op die manier helemaal zonder de gemeenschap kunnen? Meessen vindt van niet: ‘Soms is er sprake van een collectief goed. Daar valt ook de tak onder die wij vertegenwoordigen, omdat het gaat om de verzorging van algemene middelen. De vraag hoeveel we aan cultuur moeten uitgeven is reëel, maar de vraag of we dat moeten doen niet. Dat is voor mij vanzelfsprekend.’
Nieuwe ordening
Meessen stelt voor alle subsidie aan goede kunsteducatie te geven, zodat ‘er over twintig jaar geen subsidie meer nodig is. Dan heb je een hele generatie mensen die weet wat kunst en cultuur waard is. Nu gaat het mis op de scholen, want op de pabo’s wordt gekort, op het voortgezet onderwijs wordt gekort. Jonge mensen leren daar dat kunst gratis is en slechts een aanvulling, in ieder geval niet noodzakelijk. Natuurlijk verdwijnt dan ook het maatschappelijke draagvlak. Met het huidige subsidiesysteem spannen we eigenlijk het paard achter de wagen.’
Mann bepleit een nieuwe ordening van het cultuurstelsel: ‘Er moet heel selectief gekeken worden naar de in- en output van instellingen en hoe ze bijdragen aan de stad Rotterdam’. Van de Velde voegt daaraan toe: ‘Ik zou het fijn vinden als er meer flexibiliteit in het huidige systeem zou komen. Nu is het zo dat als een instelling is opgenomen in het cultuurplan, de koers structureel kan worden vervolgd. Zo niet dan is het einde oefening. Het zou beter werken als we per project kunnen inschrijven op bepaalde programma’s van de gemeente die gericht zijn op problemen die wij willen aanpakken.’
Samenwerken
Goed, het systeem moet dus grondig worden herzien, maar zijn er ook dingen die op de korte termijn moeten worden aangepakt om het draagvlak voor kunst en cultuur te verbreden? ‘Samenwerken, daar heeft de sector ontzettend veel baat bij,’vindt Mann. En daarover zijn ook de andere twee het roerend eens. Het aangaan van nieuwe samenwerkingen, ook buiten de sector, is het fundament voor een maatschappelijk draagvlak voor kunst en cultuur. Het creëert nieuwe aanknopingspunten met de omgeving: in de eerste plaats de regio, in de tweede plaats landelijk en, in het geval van Witte de With, ook het buitenland. De sector zou volgens de drie minder instellingsgericht moeten denken en meer functie- en netwerkgericht. Meessen: ‘Het zou interessant zijn om cultuur onderzoeken als een ecosysteem, een geheel van groepen, groot en klein, gezien in hun wisselwerking met hun omgeving. Voor instellingen speelt dan alleen nog de vraag: hoe kunnen we dat ecosysteem faciliteren en hoe kunnen we waarde creëren voor Rotterdam?’
Vincent Cardinaal droeg bij aan het interview.
Al 11 reacties — discussieer mee!
Te Gers! artikel…
Je zou verwachten van jonge mensen en in het bijzonder zij die cultuur als werkterrein hebben, dat zij zich tenminste vlot presenteren. Nee dus. Zij praten net als hardcore-ambtenaren schrijven. Niet om doorheen te komen en de holle frasen en clichés vliegen je om de oren. Ik heb mijn best gedaan en het 3 x gelezen: maar wat zéggen ze nou eigenlijk? Ontluisterend eigenlijk. Als dit dé ambassadeurs zijn voor cultuur in Rotterdam, zie ik het somber in.
Ja, ik herken dit wel. Ook ik vind ik het te abstract. Het zal wel samenhangen met het zijn van beleidsmaker, maar je zou juist van de jonge garde verwachten dat zij concreet en beknopt te werk gaan. Of zijn zij nu al ingekapseld in het jargon en systeem? Dan is het hoog tijd voor een nóg jongere garde!
Of gewoon weer oude, wijze, gezéllige mensen. Opnieuw bewijs dat leeftijd slechts een getal is 🙂
Beleidsmakers veranderen de cultuur niet. De drive moet komen van jonge cultuurmakers die de revolutie verkondigen. De laatste golf amokmakers dateert van rond 2000, toen onder andere Worm, Passionate en Mama de boel opschudden. Op zo’n nieuwe generatie is het wachten, niet op beleidswijzigingen in de subsidiesfeer.
In dat geval zonde van het geld dat zij kosten.
Ik denk ook niet dat deze mensen hun baan zeker zijn met de nieuwe raadsverkiezingen in het zicht. Oftewel: dat wordt heel snel presteren voor iedereen de komende maanden.
(ik geloof trouwens dat er relatief weinig geld omgaat in clubs als jongrrkc voor de overhead, dus als het al zonde is, dan is het eentje waarvoor één weesgegroetje voldoende is om ervoor te compenseren)
haha, één weesgegroetje. Nou, vooruit dan maar.
Wat je hier leest, zijn hun ideeën en idealen omtrent de rol van kunst en cultuur in de samenleving. Dat vertalen zij alle drie ook naar de praktijk. Enkele voorbeelden: Jong RRKC deelt kennis over de sector, zodat meer Rotterdammers kunnen deelnemen aan het debat; Music Matters werkt aan projecten voor kinderen, jongeren en volwassenen en is daardoor goed op de hoogte van wat er speelt bij jonge Rotterdammers (of die ‘oude, wijze, gezéllige mensen’ in hun ivoren toren dat ook weten, vraag ik me af) en Witte de With werkt samen met TENT en Showroom MAMA om de straat te profileren als de place to be voor hedendaagse kunst, niet alleen binnen Rotterdam, maar voor heel Nederland. Check bijvoorbeeld 100procenthedendaags.nl.
Haha, ik lees al deze comments nu pas…. Ja het was een abstract gesprek, op verzoek van de redactie. Een ieder die van gezelligheid houdt is van harte welkom bij een van de evenementen van Music Matters de komende maanden, of kan een keer een wijntje met me komen drinken in de kroeg… 😉
Alle subsidies aan clubs en culturele instellingen zijn de dood in de pot. Vaak profiteren daar alleen sommigen (zoals overhead) van. Iedereen moet zichzelf bedruipen. Of niet, dan rest de bijstand.