Vers Beton start in samenwerking met Rotterdamse Nieuwe een interviewreeks met jonge beeldbepalende ondernemers in Rotterdam. Wie zijn ze, wat doen ze en waarom kozen ze voor Rotterdam? In de eerste aflevering spraken we met Granny’s Finest.
De jonge ondernemers Niek van Hengel en Jip Pulles verkopen handschoenen, mutsen, stropdassen, hoofdbanden, sjaals, strikken, kragen en collen. Allen van wol. Met het modemerk Granny’s Finest brengen zij breiende ouderen en jong modetalent bij elkaar. De één breit, de ander ontwerpt. Toekomstdroom: een internationaal modemerk. Suggesties voor wollen zomerproducten zijn van harte welkom.
In hun pand aan de Karel Doormanstraat is het een drukke bedoening. Een grote bestelling moet zo de deur uit. Dozen staan klaar om gevuld te worden. De winkel fungeert als conceptstore, breilocatie, inpakplek. Op de grote houten tafel in het midden liggen bollen wol en glanzende witte laptops. Rond die tafel zit het Granny’s Finest team. Vrienden schuiven af en aan. De één stopt hoofdbanden in plastic zakjes, de ander vouwt labels. Er wordt koffie geserveerd, er klinkt muziek. Het is er gezellig. Een brandende openhaard en slapende Sint Bernard zouden het plaatje compleet maken.
Granny’s Finest?
Niek: ‘Ik heb eigenlijk geen idee meer wie onze naam heeft bedacht. Volgens mij was het een vriend van mij die op een feestje met ‘Granny’s Finest’ kwam. Het was meteen raak. Datzelfde geldt voor het logo, ook daar kwam een vriend mee. Wij begonnen net en zaten met hem op een terras. Hij tekende dit oude dametje en toen hadden wij ons logo. Zo simpel ging het. Veel in ons bedrijf gebeurt vrij spontaan.’
Wat doen jullie en waarom?
Niek: ‘Wij koppelen breiende ouderen en modeontwerpers aan elkaar. Het idee is ontstaan toen ik met mijn oma bij mijn opa op bezoek ging in het verzorgingstehuis. Daar raakte ik aan de praat met een oudere vrouw. Zij was aan het breien. Dat deed ze voor niemand in het bijzonder, maar gewoon voor haar eigen plezier. Meteen ging ik met míjn oma wol halen. Ook zij vond het weer geweldig. Toen ging er een lampje branden.’
Tussen het lampje in het verzorgingstehuis en het uiteindelijke bedrijf zat anderhalf jaar. In die tijd heeft Jip zijn afstudeeronderzoek over Granny’s Finest gehouden en zijn zij hun plan gaan ontwikkelen. Niek: ‘We hadden het er continu over. Met elkaar, maar ook met anderen om de reacties te peilen. Zo hebben wij dat oorspronkelijke idee constant bijgeschaafd. Ook gewoon vanuit de kroeg.’
Hoe Rotterdams is je bedrijf?
Niek: ‘Het grootste gedeelte van de oma’s komt uit Rotterdam! Wij zijn in de meest vergrijsde wijk van Nederland begonnen: Ommoord. Hier startten wij met een pilot. We verkochten nog niets, maar testten het concept. Onze volgende stap was een winkel op de Meent. En nu dus de Karel Doormanstraat. Wat zeker meespeelt, is dat het in Rotterdam relatief makkelijk is om ruimte te krijgen. Een winkel zoals de huidige is in Amsterdam ondenkbaar. In Rotterdam zijn meer plekken te vullen. Daar staat tegenover dat in Amsterdam meer wordt verkocht. Rotterdam is een goede stad om in te produceren, een mindere om in te verkopen.’
Hoe verkoop je jezelf?
Niek: ‘Onze marketing en pr gaan eigenlijk vanzelf. Vanaf dag één was iedereen zó enthousiast dat wij overal voor werden gevraagd. We stonden in de Volkskrant, het Algemeen Dagblad. Terwijl wij hier zelf expres juist níet achteraan gingen. Ons productieniveau was nog helemaal niet zo hoog. Er breidden slechts twintig oma’s! Nu breien er zo’n honderd, maar nog steeds kunnen we niet aan de vraag voldoen. Breien duurt nou eenmaal best lang.’
Wat was jullie slimste zet tot nu toe?
Niek: ‘Om het gewoon te gaan proberen. Wij zijn kleinschalig begonnen en hebben eerst alles uitvoerig getest. Met de pilot in Ommoord, maar ook door het er met anderen over te hebben. Voor ons was meedoen aan The Enterprize (red. Rotterdamse ondernemerswedstrijd) een sleutelmoment. Hier moesten wij onze plannen presenteren, terwijl wij er eigenlijk nog niet helemaal uit waren. Sta je daar. Dat was best confronterend. Maar ook nuttig, want de feedback en kritiek die wij kregen, hebben ons weer verder geholpen.’
Wat is je grootste (beginners)fout?
Niek: ‘Dat is een beetje dubbel. Hoewel wij er een groot voorstander van zijn om met je werk naar buiten te treden, schuilt daar ook een gevaar in. Eén van de eerste partijen waar wij mee spraken is er met ons idee vandoor gegaan. Dat was wel even slikken. Toch moet je van je eigen kracht uit blijven gaan.’
Wat is af en toe frustrerend?
Niek: ‘Dat iemand er met je idee vandoor gaat (lacht). Maar ook dat de gemeente met name kleine initiatieven steunt. Er worden veel kleinschalige subsidies aan starters gegeven. De vervolgstap vinden ze moeilijk. Inmiddels zijn wij geen starters meer, maar we hebben wél nog steeds hulp nodig. Voordat een bedrijf überhaupt geld oplevert ben je makkelijk een half jaar tot een jaar verder. Daartussen moet je investeren.’
Jip: ‘De gemeente vindt het lastig dat wij zowel een sociaal als een commercieel doel hebben. Terwijl wij juist vinden dat die twee elkaar versterken. Voor de gemeente is het een obstakel om structurele steun te geven wanneer je ook een commercieel doel hebt.’
Over vijf jaar, wat dan?
Jip: ‘Dan zijn wij een internationaal modemerk. En met internationaal bedoel ik de Westerse wereld, want daar is de vergrijzing en de eenzaamheid onder ouderen het grootst. In Zuid-Amerika is familie veel belangrijker en heb je dat probleem minder. Ook willen wij héle mooie truien! We hebben nu alleen accessoires zónder maten in ons assortiment. Dus dat is ook een droom: truien in verschillende maten!’
Niek: ‘En zomerproducten! Nóg een doel. Dat is best lastig, want verzin maar eens zomerkleding van wol…’
Deze interviewreeks met jonge beeldbepalende ondernemers in Rotterdam is tot stand gekomen in samenwerking met Rotterdamse Nieuwe. (Wat betekent dit?) R’damse Nieuwe is een community van ondernemende Rotterdammers tussen de 18 en 35 jaar die zich inzetten om de stad bruisend en aantrekkelijk te maken. Rotterdamse Nieuwe adviseert de Economic Development Board Rotterdam en het college van B&W. Wil je op de hoogte blijven van de activiteiten van Rotterdamse Nieuwe, meld je dan hier aan.
Rotterdamse Nieuwe en Vers Beton zijn altijd op zoek naar inspirerende jonge ondernemers en initiatieven om over te publiceren. Ben of ken jij een interessante Rotterdamse ondernemer die aandacht verdiend? Mail dan naar: [email protected].
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek
Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.
Al 3 reacties — discussieer mee!
Wat een ontzettend leuk idee, …sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ben wel benieuwd hoe ze de oudere dames benaderen, hoe de contacten zijn. Ik ga nu zeker eens langs!
Ook weer prachtig geschreven, Dore! Ik wist bij de eerste regel al dat het van jouw hand kwam!
Groet
Karin
Karin! Volgens mij zijn er vrijdags breimiddagen, dus dan heb je kans de oma’s, en vast ook kleinkinderloze ouderen, tegen het lijf te lopen. Een ander voorbeeld van commercieel én maatschappelijk ondernemen: Striped Clothing; t-shirts gemaakt door gevangenen.
Daar moest ik ook gelijk aan denken: we zeggen met groot gemak ‘oma’ en ‘oma’s’ als we de groep (pak m beet) 65-plussers willen duiden. Ik kan me voorstellen dat kleinkindloze of zelfs geheel kinderloze zich daar misschien wel bezwaard bij, of gekwetst door kunnen voelen. Maar dat is een andere discussie. En 65+finest, of old ladies finest, dat is toch wat minder pakkend! 😉