Literatuur in Rotterdam, bestaat dat? Ja, blijkt uit onderzoek van belangenvereniging Verzamelde Werken. Sterker nog: de sector is zelfs een stuk groter dan direct betrokkenen durfden te hopen. Hoe zit het Rotterdamse literaire klimaat in elkaar, en waar houden zijn werknemers hun broek mee omhoog? Vers Beton dook in het onderzoek en voelde haar voorzitter aan de tand.
‘De sector in Rotterdam is groot, biedt werk voor honderden mensen, en zet jaarlijks miljoenen om’. Zelfs de meeste mensen die in de letteren werken, zullen amper geloven dat dit citaat over hun sector gaat. Literatuur in Rotterdam, dat bestaat toch uit één centraal gelegen noodlijdende keten met identiteitsproblemen, een handvol idealistische boekenverkopers in straten die eindigen op ‘laan’ en ‘boulevard’, de afdeling prenten van Lemniscaat in Kralingen, en het tweespan Elfie Tromp en Ernest van der Kwast? Misschien dat de zelfverklaarde expert nog mompelt, met enige angst om ernaast te zitten, dat het Goethe-Institut er misschien ook iets mee te maken heeft, maar daar stopt het ook wel. Toch?
Maar nee. Verzamelde Werken, de dit jaar opgerichte belangenvereniging van de letterensector in Rotterdam, vroeg Erasmus-hoogleraar econometrie en marketing Philip Hans Franses zich onder te dompelen in het literaire circuit, en hij kwam eind november met verrassende resultaten boven water, waaronder miljoenen omzet, honderden banen, tientallen schrijvers en landelijk gerenommeerde festivals.
Échte schrijvers
Toegegeven: het zijn voorlopige conclusies, gebaseerd op een onderzoek onder 28 respondenten. Toch is het verbazingwekkend, want wie bijvoorbeeld ooit per ongeluk een studie Nederlands volgde*, zal tijdens zijn studie vrijwel nooit over Rotterdam gehoord hebben. Ja, Willem Elsschot schreef – als hij niet als correspondent werkte in de havens van Delfshaven en Schiedam – als inwoner van het Oude Westen zijn debuutroman ‘Villa des Roses’, CB Vaandrager deed vanuit zijn hoarding-kelder iets moeilijks met postmoderne rijmelarij om zijn heroïneverslaving een beetje te bekostigen, en Jules Deelder, nouja, da’s geen échte poëzie natuurlijk, maar een vingeroefening voor Sinterklaas-fanatici. Nee, échte schrijvers (lees: Reve, Hermans en Mulisch), die zitten natuurlijk in Amsterdam, en échte lezers (lees: brildragende, vroegkale jongemannen met een schilferachtige huid en oogverblindend mooie anorexia-meisjes die stuntelend eigen proza voordragen in schimmelige werfgrotten), die wonen in Utrecht.
Niet dus. Of, beter gezegd: Rotterdam mag er ook zijn. De onderzoeker vermoedt dat hun 28 respondenten zo’n 15 procent vormen van de totale sector alhier, en zelfs dit fragment zet al flinke zoden aan de dijk. Zo zetten deze deelnemers in 2012 bijna 2 miljoen euro om aan literaire activiteiten, boden werkgelegenheid aan ruim 250 man, en gaven bovendien zo’n 230 vrijwilligers een dak boven het hoofd. Bovendien, weet Verzamelde Werken, zijn er minstens dertig échte schrijvers (lees: mensen die twee of meer romans, verhalen of dichtbundels hebben uitgegeven bij een erkende uitgeverij) en tientallen échte organisaties (lees: van lokale initiatieven tot Poetry International) te vinden in de Maasstad. En, ook niet onverdienstelijk: de vorige Dichter des Vaderlands, Ramsey Nasr, komt uit Rotterdam, en zijn opvolger, Anne Vegter, is inmiddels óók Rotterdammer. Harry Mulisch, eat your heart out!
Nuanceren
Feico Houweling is voorzitter van Verzamelde Werken, en benadrukt tegenover Vers Beton dat het slechts een voorlopig onderzoek betreft. De resultaten zijn dus nog een beetje prematuur, maar toch schrok Verzamelde Werken in eerste instantie van de meerdere miljoenen. Houweling: “De insteek was beslist niet om te bewijzen dat de letterensector in Rotterdam zo groot is. Integendeel, we hadden echt niet verwacht dat er een miljoenenomzet zou zijn. Maar als ik achteraf de festivals optel, zoals Poetry International, Geen Daden Maar Woorden, de Dag van de Literatuur en het Lezersfeest, dan snap ik het wel.”
Maar, zo nuanceert Houweling: “Ik denk niet dat de 2 miljoen aan nu getelde omzet 15 procent van het totaal is, want dan zou het wel heel erg veel worden.” Het gaat niettemin om serieus geld, en – zo laat Verzamelde Werken niet onvermeld – die omzet geven de respondenten vervolgens weer voor bijna viervijfde uit in Rotterdam.
Gebrek aan geld
Tot zover het goede nieuws, want natuurlijk raakt de crisis ook de Rotterdamse letterensector. De netto winst uit het literaire werk daalde tussen 2010 en 2012 namelijk van dik twee ton naar 56 duizend euro. Waar die drastische winstdaling vandaan komt, daarover tast Houweling nog een beetje in het duister, vooral omdat de omzet grofweg gelijk bleef. Hier speelt ook het beperkte aantal respondenten een rol, waarvan een handvol zo groot is dat het de cijfers sterk bepaalt. “Zodra zich bij een van die clubs een ingrijpende verandering voordoet, dan is dat meteen heel duidelijk in de cijfers terug te zien. Het wil dus niet zeggen dat de winst over de hele linie zo sterk is teruggelopen.”
Qua werkgelegenheid lijkt de schade mee te vallen: van 269 banen in 2010 naar 253 in 2012. Maar omdat in de tussentijd failliet gegane organisaties niet mee konden doen aan het onderzoek, vallen alle ontslagen die daar vielen buiten de meting. Dat kunnen er nog aardig wat zijn, want tegelijkertijd nam het aantal vrijwilligers juist flink toe, van 185 naar 233. Houweling wil via vervolgonderzoek dan ook graag achterhalen of dat mensen zijn die eerder een betaalde functie hadden en nu – bij gebrek aan geld en uit liefde voor papier – datzelfde werk onbetaald doen.
Waar de banen verdwenen, dat kan Houweling vanwege de vertrouwelijkheid van het onderzoek niet vertellen. “Een aantal organisaties heeft de omvang flink moeten terugschroeven, en een blik in het uiteindelijke Cultuurplan vertelt je meteen welke dat zijn.”
Dieper induiken
Verzamelde Werken liet ook analyseren onder welke rechtsvorm de respondenten in de letterensector opereren. Bijna 40 procent van de 28 respondenten werkt als zzp’er (zoals schrijvers, vertalers en dichters), terwijl ruim een derde een stichting (zoals Passionate bulkboek en, jawel, het Goethe-Institut) betreft. Zo’n 10 procent is een VOF of vereniging (zoals een boekhandel of uitgeverij), en bijna 15 procent meldt dat er geen rechtsvorm van toepassing is (zoals vrijwilligersclubs die voor het publiek toegankelijke literaire activiteiten organiseren). Particuliere, niet publiekelijk toegankelijke leeskringen tellen daarom niet mee bij dit onderzoek.
Die literatoren en aanverwante organisaties draaien in grote mate op commercieel geld, weet Houweling: “Iets meer dan de helft is afkomstig uit activiteiten in de vrije markt, zoals de verkoop van kaartjes voor evenementen, boekenverkoop, optredens, verkoop van teksten en dergelijke.” Daarnaast zijn subsidies goed voor een derde van de omzet. Wie dat zijn? “Hier moeten we echt nog dieper induiken. We hebben niet gevraagd naar de namen van de fondsen die de Rotterdamse literatuur ondersteunen, maar de voorbeelden daarvan liggen natuurlijk voor de hand. Je hoeft maar een gesubsidieerd boek open te slaan en je ziet de namen terugkeren van allerlei fondsen zoals Volkskracht, de G.Ph. Verhagen-Stichting en de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.”
Goeddoeners
Ook wil Verzamelde Werken graag analyseren wat de verhouding is tussen rijkssubsidies en gemeentesubsidies. Maar dat is ingewikkeld, weet Houweling. “Het gaat hier om allerlei fondsen, denk bijvoorbeeld aan het Fonds voor de Letteren, maar ook aan het Cultuurplan en de projectsubsidies van de gemeente Rotterdam.” En dan ben je er nog steeds niet, want het onderzoek houdt niet op bij de stadsgrenzen. Er zijn namelijk ook gemeenten als Schiedam, Capelle aan de IJssel en Albrandswaard die geld geven. “Het is dus een kwestie van lange adem om dit goed in beeld te krijgen.”
Bovendien vormen giften van mecenassen met 15 procent van de totale omzet een leuk zakcentje. Houweling heeft ook hen nog niet allemaal in kaart gebracht, maar kent uit zijn hoofd wel enkele van die goeddoeners. “Zo herinner ik me de presentatie van een dichtbundel die was gefinancierd door de bekende ondernemer Joop van Caldenborgh. En dan is er natuurlijk het fonds genoemd naar wijlen Ludo Pieterse voor gastschrijvers. Zo zal er nog veel meer zijn, en dat gaan we in de toekomst op een rijtje zetten.” Wordt vervolgd dus.
* zoals ik
Al 2 reacties — discussieer mee!
Heerlijk stuk! Banketletter erbij en klaar!
Grote dank! Graag gedaan. Neem het verzameld werk van Elsschot op mijn kosten!