Gino van Weenen heeft een fascinatie voor mensen. Onregelmatig duikt Gino voor Vers Beton in een andere subcultuur van Rotterdam. In alle lagen van de bevolking zijn er groepen en beroepen, maar ook plekken waar je grenzeloos nieuwsgierig naar kunt zijn. Nina Fernande maakt illustraties bij zijn verslag. Deze week brengt hij tijd door in een Turks theehuis.
Hippe koffietenten, bruine cafés. Het zijn de plaatsen die het eerst opkomen als ik denk aan zaken waar mensen zich tegoed doen aan warme dranken. En gezelligheid. Maar er is meer. Vaak verstopt achter geblindeerde ramen kom je ze door heel Rotterdam tegen. Ze ogen onpersoonlijk, een aantal heeft niet eens een naam. Het zijn de koffiehuizen, meestal van Turkse of Marokkaanse oorsprong. De stad kent er honderden.
Als ik in West de deur open van één van deze tenten, kijkt een groot aantal mannen van middelbare leeftijd op. Ze zijn druk verwikkeld in een potje Rummikub. Even valt er een stilte, maar al snel gaan ze onverstoord verder. Ik zit inmiddels aan de bar. Een jongen van mijn leeftijd kijkt me meewarig aan. “Kom je soms de weg vragen?”, zegt hij. Ik schud mijn hoofd en vertel hem van mijn voornemen om eens achter de deur van het koffiehuis te gaan kijken.
“Het is nogal ongebruikelijk anderen dan vaste klanten te zien, de meesten komen hier al jaren”. Het lijkt op de oer-Hollandse stamkroeg, maar dan zonder drank. Hier drinkt men koffie, thee en soms wat fris. Het interieur heeft nog het meeste weg van een sportkantine, met een scheutje bruine kroeg. Ik zie een mediterrane versie van mijn eigen opa, in de kantine van de watersport, zitten. De vale kleedjes op de tafels contrasteren sterk met de warme klanken die hier klinken. Deze gemeenschap lijkt zich af te schermen van de rest van de stad.
“Maar jij gaat toch ook vaker naar een vaste bar?”, riposteert de kastelein. Hij draait de rollen een beetje om en snapt vooral niet waarom ik zo benieuwd ben naar deze plek. Ik voel me betrapt, alsof ik in de dierentuin ben. Exotische vogels kijken. Het is een goed punt dat hij maakt. Ondertussen drink ik koffie. Een prima bakkie, dat zo door een hippe barista gezet kon zijn. “Koffie zit in ons bloed, wij hebben het geperfectioneerd”, stelt hij vol trots. Hij haalt een doek over de espressomachine, glanzend middelpunt achter de counter.
Het gesprek bloedt dood, al is het nooit echt op gang gekomen. De meeste gasten zitten ook niet te wachten op een gesprek met een buitenstaander. Ondanks dat het een struikelafstand van mijn voordeur is, lijkt de kloof tussen mijn wereld en die van het koffiehuis onoverbrugbaar.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek
Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.
Al 2 reacties — discussieer mee!
Leuk stuk! Jammer dat je er niet meer uit hebt kunnen halen, maar ok, dat ligt denk ik ook niet aan jou. Het is sowieso lastig om in zo’n omgeving te komen en dan te verwachten dat je gelijk met iedereen een gesprekje kunt aangaan. Eigenlijk zou je er als een soort antropoloog er helemaal in moeten duiken, maar ok…dan ben je wel weer een paar maanden verder! 🙂
Beste Bob,
In de laatste zinnen haal je inderdaad de kern van de oplossing al aan.
Mijn serie is een korte column en geen diep antropologisch onderzoek naar koffiehuizen in Rotterdam.
Daar ontbreekt mij simpelweg de tijd voor.
Ik heb echter wel gemerkt dat bij veel van mijn onderwerpen mensen nieuwsgierig zijn naar meer.
Dit is dan ook mijn drive, om mensen enthousiast te maken en over te halen het zelf ook eens te doen.
Wat let je? ga eens op bezoek!