Jules Schoonman ontdekt een visuele parallel tussen het oude en nieuwe Centraal Station. Schone schijn wint het nog altijd van de geconstrueerde werkelijkheid.
Op een ansichtkaart van de Doelen uit de jaren ’70 verschijnt op de achtergrond het Centraal Station van Sybold van Ravesteyn. Het standpunt is zo gekozen dat de open parkeerterreinen zijn verborgen achter gesloten bouwvolumes. De stad lijkt een samenhangend geheel.
De leegte tussen het station en de Doelen is tijdelijk opgeheven. Voorgrond en achtergrond liggen parallel aan elkaar, met haaks daarop het volume van de Doelen. De blik gaat zigzaggend van de Lijnbaan, via de Doelen naar het station. De gebouwen verschijnen in beeld zoals paviljoens in een Engelse landschapstuin: symmetrische objecten die ‘spontaan’ vanuit een hoek worden benaderd.
Schone schijn
De verbinding tussen het station en de Lijnbaan is schone schijn. Alleen de bevoorrechte bewoners van de Lijnbaanflat konden het station waarnemen zoals op de foto, voordat de nieuwe gebouwen aan het Weena het zicht blokkeerden. De fotograaf heeft door de keuze van een uniek standpunt meer bereikt dan de stedenbouwkundige. Een overtuigend beeld overtreft de realiteit zoals de meesten die waarnemen.
Het omgekeerde zicht, van het station richting het centrum van de stad, is bepalend geweest voor de expressieve vorm van de voorhal van het nieuwe station. Terwijl het oude station met zijn gebogen, symmetrische voorgevel wijselijk geen richting koos, fixeert de nieuwe voorhal onze blik tegenwoordig in de richting van het centrum. Vanuit het brandpunt in het dak boven spoor drie ontvouwt de hal zich als de binnenkant van een fotocamera. De reiziger op het perron heeft dezelfde bevoorrechte blik op de stad als de bewoner van de Lijnbaanflat.
Ander perspectief uitgesloten
Om dit mogelijk te maken, is ieder ander perspectief uitgesloten. Zowel op de perrons als in de voorhal is het zicht op het Groothandelsgebouw en de Delftse Poort afgeschermd. De voorhal dringt zich als een tunnel tussen deze buren en dirigeert de reizigers naar het heldere uitzicht.
Zij kijken echter niet uit op de Lijnbaan, maar op de zakelijke architectuur van het Weena en het Kruisplein. De scheve vormen en bonte kleuren van de Calypso compenseren de rechthoekige en grijze gebouwen die het uitzicht domineren. Samen met de juist aangelegde grasperken maakt de nieuwe woontoren het uitzicht vanuit de stationshal compleet. Vanuit ieder ander standpunt is het een misplaatst gebouw.
Anamorfose zoals op schilderij
Hetzelfde geldt voor de voorhal van het station. Van voren lijkt het een anamorfose, een verwrongen vorm die slechts vanuit een bepaalde hoek goed zichtbaar is. Zoals de doodskop op het schilderij De Ambassadeurs, van de Duitse kunstenaar Hans Holbein de Jonge, breekt de hal met het gangbare perspectief en laat ons zoeken naar het juiste standpunt om de vorm te ontcijferen.
Fotografen lijken deze positie al te hebben gevonden. Zij staan op een trapje naast de linker voet van de overkapping en fotograferen vlak langs het hellende vlak. Hier openbaart zich het werkelijke uitzicht van de hal. Ze kijken recht op het panoramische scherm waarop beelden worden getoond van de Rotterdamse haven. Schone schijn, maar toch veel echter dan de vlakke grasperkjes voor het station.
Al 5 reacties — discussieer mee!
Maar wat is je mening?
Ja de enige mening die ik kan vinden is dat de schrijver de Calypso vanuit elk ander standpunt misplaatst vindt. Verder weet ik ook niet zo goed wat ik er mee moet. Wel mooie illustratie.
Ik vermoed dat de auteur vooral wil wijzen op het ontbreken van het onvermogen van het nieuwe station om een ruimtelijke relatie met de twee naastgelegen gebouwen aan te gaan, de Delftse poort en het groothandelsgebouw. Die zie je namelijk pas als je buiten bent. En ze zijn (helaas) veel geslaagder dan calypso…
correctie (laat ik het niet té ingewikkeld maken): ik bedoel gewoon het onvermogen, niet het ontbreken van het onvermogen…
Hoewel de schrijver van dit stuk in mijn ogen een uiterst sympathiek persoon is, moet ik mij toch achter Marten Toonder (wie anders) scharen.
In de eerste alinea dicht je het Rotterdam uit de jaren’ 70 wel wat misplaatste romantiek toe. De ansichtkaart roept bij mij associaties op van een Amerikaanse prairie-stad als Phoenix of Atlanta waar in een regelmatig stedenbouwkundig patroon de voorkeur aan de auto wordt gegeven in plaats van de voetganger. De gebouwen lijken me juist anonieme objecten binnen dit keurslijf. Het gebouw van het Centraal Station lijkt dan ook meer op een verlaten vliegveld terminal in de Haarlemmermeer, welke in veel gevallen uit ruimtelijke wanhoop is opgebouwd.
In lijn met de eerste alinea lijkt het stuk met name over het verlies van een veelvoud aan perspectieven te gaan. Iets dat in 2 á 3 zinnen gezegd had kunnen worden, maar dat in de 4 alinea’s hierboven nauwelijks wordt uitgediept. Ik moet de schrijver echter wel gelijk geven dat de nieuwe luifel het zicht vanuit de stationshal op de Delftse Poort ontneemt. Het Groothandelsgebouw echter, lijkt me door het terugliggende voetstuk van de overkapping aan deze zijde juist in aanzien gestegen. Het debat over smaak en of Calypso daar deel van uit maakt laat ik aan anderen over.
Wellicht dat het opknappen van het Kruisplein en de Westersingel het aangezicht vanuit de stationshal verbetert.
Kortom, als het perspectief het enige is dat dit station mankeert, dan heeft Rotterdam het mooiste station van Nederland.