Taal is leuk. Elke Rotterdammer daarvan te doordringen en meer, is de missie van de Taalnomaden. Want taal is óók de lijm die een buurt bij elkaar kan houden. Enter: Michiel Brink en Carla Scheepe-Belksma. Zij zetten de deur naar betere communicatie in de wijk wijd open.
‘Dat kan ik niet’, is volgens Carla Scheepe-Belksma meestal de eerste reactie als de Taalnomaden ergens een workshop geven. “Laatst, tijdens een workshop voor kinderen in de speeltuin kwam er bijvoorbeeld een jongetje naar me toe: ‘Mevrouw, ik kan toch geen gedicht schrijven?’ Twee uur later stond hij vol trots op een zeepkist z’n gedicht voor te dragen. Dat zijn toch wel kippenvelmomenten.” De Taalnomaden gebruiken kunst en plezier om taalvaardigheid te verbeteren. En daardoor verbetert de communicatie in een wijk, is de gedachte. Brink: “Hier in Charlois bijvoorbeeld wonen mensen heel dicht op elkaar, waardoor problemen al snel groter lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Deels ontstaan die problemen door gebrekkige communicatie, bijvoorbeeld doordat mensen een taalachterstand hebben. Door op een leuke, speelse manier aan taalvaardigheden te werken, hopen we dat mensen vaker met elkaar in gesprek gaan in plaats van zichzelf in hun burchtje op te sluiten en naar elkaar te gaan schelden.”
De Taalnomaden ontstonden twee jaar geleden toen Brink, in het kader van het door hem bedachte project Charloisse Hitspot, bewoners vroeg om een liedje te schrijven over Charlois. “Iedereen begon te schrijven. We waren echt helemaal verbaasd. De bewoners moesten de zinnetjes in liedvorm gieten. Zonder dat ze het doorhadden, waren ze bezig hun taalvaardigheden te ontwikkelen. ‘Dit is dé manier’, dacht ik toen.”
Rembrandt
Gedichten, verhalen en liedjes schrijven, tekenen, schilderen, drukken: de Taalnomaden gebruiken een scala aan kunstzinnige uitingsvormen. Tijdens de kerstvakantie mochten kinderen in de bibliotheek zelf papier scheppen en daarop vervolgens een wens voor een eenzame oudere schrijven. “Dit is typisch een project”, zegt Scheepe-Belksma, “waar een kunstzinnige of ambachtelijke werkvorm, in dit geval zelf papier scheppen, de ingang vormt voor het bezig zijn met taal.”
Kan ik niet, is wil ik niet en wil ik niet, is doe ik niet. Daar hoeven deelnemers bij de Taalnomaden niet mee aan te komen. Brink: “Maar ze hoeven ook niet meteen Rembrandt te zijn. ‘Probeer het maar gewoon’, zeggen we dan.” Ook vooronderstellingen over hoe iets eruit moet zien, spelen de deelnemers soms parten. “Ik hoor bijvoorbeeld vaak dat een gedicht moet rijmen”, zegt Scheepe-Belksma. “‘Oh, is dat zo?’, vraag ik dan. Vervolgens draag ik de zinnen die ze opgeschreven hebben met dichterlijke, theatrale intonatie voor. ‘Wow, heb ik dat gemaakt?’, zie ik de maker dan denken.” Hoewel in Charlois begonnen, strekt het werkgebied van Taalnomaden zich inmiddels uit over de hele stad. Brink: ”We hebben hier een vrij kleine ruimte om workshops te geven, maar we gaan ook overal naartoe. De bakfiets van Carla is daar een heel mooi symbool van.” Scheepe-Belksma: “Ik gooi die zeepkist erin of m’n materialen om een workshop te geven en dan ga ik naar de plekken toe. Dat werkt tegenwoordig beter dan mensen naar een plek laten komen.”
Subsidietoer
Brink en Scheepe-Belksma doen Taalnomaden er grotendeels in hun vrije tijd bij. Scheepe-Belksma: “Bij de meeste projecten zit er amper budget achter. Dat is wel pittig af en toe.” De doelgroepen waar Taalnomaden mee werkt, hebben niet zoveel geld te besteden. Brink: “Hoofdprobleem is dat we door het gebrek aan financiering niet twee à drie dagen in de week vol voor Taalnomaden kunnen gaan. Er moet toch ook geld binnen komen, dus ik werk ’s nachts weer in een drukkerij. Dat is wel belemmerend voor ons.” Op de subsidietoer gaan, zien de twee niet zitten: “Voor ons is dat de omgekeerde wereld. Wij willen mensen zo enthousiast maken, dat ze zelf subsidie gaan aanvragen. We gaan ze geen dingen door de strot duwen.” Het is veel leuker als Taalnomaden geadopteerd wordt door de mensen waarvoor het bedoeld is, betoogt Scheepe-Belksma: “We kunnen alles alleen doen, potjes gaan opzoeken en zo een eilandje creëren, maar dat staat haaks op wat we met Taalnomaden proberen en dat is: de verbinding zoeken door taal. Samen met anderen uitkijken naar geschikte deelnemers. Samen mensen vragen mee te doen. Samen organisaties erbij betrekken.” Hun afkerige houding richting subsidie vindt ook een oorzaak in de papierwinkel die gemeenschapsgeld met zich meebrengt. “We zijn helemaal niet zo goed in subsidie aanvragen”, zegt Brink. “Wat voor ons ideaal zou zijn, is meer samenwerking met anderen, ook met mensen die de administratieve kant van Taalnomaden willen doen.” Meedenkers en administrateurs dus, daar is behoefte aan. “We staan zeker open voor nieuw bloed.” Bij deze; de deur staat open.
Nog geen reactie — begin de discussie!