Goed onderwijs valt of staat met een goede leraar. Maar ons onderwijsbeleid is niet gericht op een verbeterde, aantrekkelijke werkomgeving voor leraren. Liever slaat Rotterdam het onderwijsbudget stuk op symptoombestrijding, vindt Michelle van Dijk.
De afgelopen vier jaar is in Rotterdam hard gewerkt aan beter onderwijs. Wethouder Onderwijs Hugo de Jonge heeft zichzelf in zijn termijn twee grote doelen gesteld: betere leerprestaties en lagere uitvalcijfers. Dat klinkt mooi, maar in mijn ogen heeft hij daarmee voor een quick fix gekozen, terwijl het Rotterdams onderwijs structureel groot onderhoud nodig heeft.
Ik ben leraar Nederlands: na een van de vele reorganisaties in het mbo in Rotterdam ben ik in het vo in Den Haag terechtgekomen. Laat ik eens uiteenzetten wat ik als leraar zie gebeuren – en wat er wat mij betreft nú anders moet.
Citofixatie
Laten we beginnen met de leerresultaten: de gemeente is redelijk content met zichzelf, maar waar is dat eigenlijk op gebaseerd? Er wordt gemeld dat Rotterdam stijgende Citoscores heeft. Inderdaad: in 2011 en 2012 waren de resultaten hoger. En in 2013 weer lager. Deze cijfers zeggen niet zo gek veel, zeker niet als je bedenkt dat ze meegingen met de landelijke trend. Zo daalde ook het aantal zwakke scholen in Rotterdam, net als in het hele land. Rotterdam scoort op de Cito’s echter nog altijd flink onder het landelijk gemiddelde én onder het gemiddelde van de vier grote steden. Ik zie dus weinig aanleiding voor borstklopperij.
Als leraar word ik ook niet erg warm van hogere testresultaten an sich. Hoe zijn die resultaten tot stand gekomen, hebben de leerlingen wat meer geoefend? Hoe doen ze het over een paar jaar? Snel scoren op de Cito is bepaald niet mijn idee van kwaliteit van onderwijs.
Onbevoegd
Kwaliteit van onderwijs valt en staat wél met goede docenten. Dat is internationaal in vele onderzoeken gebleken (onder andere het werk van onderwijskundige John Hattie) en is nu ook het uitgangspunt van landelijk beleid. Een goed opgeleide, ervaren docent maakt het verschil. In Rotterdam hebben we juist een tekort aan bevoegde docenten. Wie betere leerresultaten wil, moet dus zorgen dat er meer bevoegde, ervaren (top)docenten zijn die (niet slechts tijdelijk) in de Rotterdamse scholen werken.
Maar in onze mooie stad wordt zo’n dertig procent van de lessen door onbevoegde docenten gegeven (in andere grote steden: twintig procent). Een bevoegdheid is misschien nog geen garantie voor kwaliteit, maar wel de belangrijkste graadmeter die we hebben. En laten we eerlijk zijn, als je kind naar het ziekenhuis gaat, hoop je toch ook dat alle werknemers daar een diploma hebben?
De afgelopen jaren zijn er juist bij grootschalige reorganisaties en bezuinigingen honderden bevoegde docenten ontslagen bij BOOR (koepel voor scholen voor voortgezet onderwijs en basisonderwijs) en mbo-giganten zoals Zadkine. Zij zijn vertrokken naar werkplekken buiten Rotterdam of buiten het onderwijs. Vanuit de gemeente is er geen enkel initiatief genomen om de gevolgen van deze aderlating te beperken.
En het ziet ernaar uit dat het alleen maar erger wordt. Binnen een paar jaar gaat veertig procent van de Rotterdamse docenten met pensioen. En wat gebeurt er dan? Volgens het onderzoek De Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld komt er een nijpend tekort aan bevoegde docenten in het vmbo en mbo (hier staan pabo-docenten en vakmensen, bijvoorbeeld een technicus, voor de klas) en dreigt op alle vo-scholen een tekort aan eerstegraders door de vergrijzing.
Reddingsplan
De wethouder kwam nogal laat met het idee dat hij ook ‘iets’ met de leraren zou moeten doen. In september 2013 presenteerde Hugo de Jonge de Rotterdamse Lerarenagenda aan minister van Onderwijs Jet Bussemaker. Het ministerie van OCW maakt in een knelpuntenaanpak in totaal vijf ton (2013-2016) vrij voor het probleem dat er te veel onbevoegde leraren voor de klas staan.
Zeker, ik ben blij dat de gemeente er eindelijk voor koos de aandacht naar de leraar te verschuiven, die zal het moeten waarmaken. Dit beetje geld wordt geïnvesteerd in de lerarenopleidingen, niet in het onderwijs. De plannen: meer studenten binnenhalen bij de lerarenopleidingen, on- of onderbevoegde leraren aan hun bevoegdheid helpen (‘opscholen’), het beter begeleiden van startende leraren en er is een “streven naar een eerstegraads opleiding” (die is er nu niet in Rotterdam). Kortom: het toverwoord is de lerarenopleiding.
Paard achter de wagen
Maar er schort nogal wat aan de invulling van de plannen. Er worden ideeën opgeworpen die de lerarenopleidingen al hebben uitgeprobeerd, maar zonder veel succes. Een eerstegraads opleiding was tot nu toe niet rendabel en die zal ook niet in één of twee jaar veel docenten opleveren – de vergrijzing start al wel zo snel. En het is in mijn ogen gênant dat de gemeente, zo kort na de diplomafraude van InHolland, probeert om versnelde trajecten op hogescholen voor een lerarenbevoegdheid te ontwikkelen… wat hadden we ook weer geleerd over te snel diploma’s ‘weggeven’? Bovendien, als het uitgangspunt is dat een goede docent een bevoegde, goed opgeleide docent is, dan zou ik sowieso niet beginnen aan verkorte trajecten. Investeren in de opleidingen is prima, maar doe het dan goed en realistisch.
Een fundamenteler probleem is dat het niet zo zinvol is om te investeren in de opleiding van leraren als er niets aan de situatie op de scholen gebeurt: het is hard werken in het onderwijs. Veel startende leraren haken af in de eerste jaren, of ze gaan aan het werk op een rustige school buiten Rotterdam, omdat de werkdruk enorm hoog is. Schoolleiders geven in het onderzoek naar de arbeidsmarkt ook aan: er zijn nu geen vacatures, maar onze teams zijn verkleind door bezuinigingen. De school is niet kleiner geworden, maar het aantal werknemers wel: een verhoging van de werkdruk. En ondertussen hangen verdere reorganisaties en bezuinigingen als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de docent, hoe hard hij/zij ook werkt.
Onlangs nog sprak De Jonge zijn voorkeur uit voor een ‘Finse atmosfeer’ in het onderwijs: in Finland, daar heb je namelijk “gedreven mensen die de sfeer in het onderwijs echt helpen veranderen”. Ja meneer De Jonge, dat doen wij ook, maar u weet toch wel dat het lesrooster van de Finse docent in de middagen leeg is? Goed onderwijs krijg je van goede leraren in een prettig functionerende school. Zolang de situatie op scholen niet verandert, leiden we leraren vooral op voor een flinke burn-out.
Symptoombestrijding
Laat ik nog een ander voorbeeld geven van typisch gemeentebeleid: het paradepaardje van de gemeente is het project Aanval op Uitval. Jaarlijks is in Rotterdam dertig miljoen besteed aan het terugbrengen van het aantal ‘dropouts’. Er is geïnvesteerd in wijkscholen en werkscholen, in verzuimaanpak en loopbaanoriëntatie, in flexibele instroom, kortom, in alles wat er te verzinnen valt tegen uitval.
Net als bij de Citoscores en de onbevoegde docenten scoorden wij in Rotterdam ook hierin zwakker dan de andere grote steden met een percentage drop-outs van 6,3 procent in 2008/2009 (met deze startcijfers is het programma ingezet; het landelijke percentage is drie procent). Het doel is dat getal terug te brengen naar 3,8 procent en in de afgelopen jaren zijn de doelstellingen gehaald.
In absolute aantallen betekent dit dat we van 2700 uitvallers per jaar naar 1600 uitvallers zijn gegaan. We ‘redden’ dus 1100 meer studenten per jaar van een leven zonder diploma. Dat is belangrijk voor die jongeren en het levert ook geld op, want een jongere met diploma gaat een succesvollere loopbaan tegemoet.
Toch vraag ik me af: is het de dertig miljoen euro waard en is die zo wel het beste besteed? Zou een school ook al niet meer leerlingen binnenhouden als docenten meer tijd kregen hun werk goed te doen? Of met een geheel andere, meer gerichte aanpak? Een voetbalcoach zou zeggen: we hebben een sterkere basis nodig, niet alleen een aanvalsplan.
Rotterdams lef
De aanpak van Hugo de Jonge was om met Rotterdamse voortvarendheid ‘even’ het onderwijs weer op het goede spoor te zetten. Je gooit er een zak geld tegenaan en de Citoscores stijgen, de uitval daalt, de taalachterstanden verdwijnen. Ik mag hopen dat een nieuw gemeentebestuur veel meer gevoel heeft voor wat scholen nodig hebben.
Ik mis visie in het Rotterdamse onderwijsbeleid, ik zie alleen maar quick wins. Ik mis Rotterdams Lef: trek leraren aan met extra geld, beloon de leraren die hier al jarenlang goed werk leveren in pittige klassen, verlaag de werkdruk door geld vrij te maken voor een lager aantal lesuren per week. Kies voor de basis, niet voor symptomen; voor de lange termijn, niet voor oplossingen op projectbasis.
Ik hou mijn Rotterdamse hart vast voor de komende jaren.
Al 8 reacties — discussieer mee!
Er mist een belangrijk punt. Verkorte leraren opleidingen hoeven geen probleem te zijn, mits de docenten goed worden begeleid op hun werkplek en dat gebeurt onvoldoende. Daarnaast is er natuurlijk de discussie of bevoegd ook automatisch betekent dat iemand bekwaam is. En biedt jonge docenten nu eens vaste contracten aan ipv al die losse jaarcontracten, dat zorgt ervoor dat docenten ervoor gaan en zich binden aan de school!
Here, mag ik weer 15 zijn en dan Nederlands hebben van Michelle v. Dijk?
Eindelijk een scherpe analyse ván en duidelijke taal over het onderwijs…
Vergelijk dat eens met dit verhullende broddelverhaal, ook op @versbeton…
https://www.versbeton.nl/2014/02/rotterdams-onderwijs-is-bezig-met-een-inhaalslag/
Geen vergelijk.
Hans, het artikel van Michelle is een reactie op dat eerdere artikel dat verscheen op Vers Beton. Michelle verdiept de onderwijsdiscussie in Rotterdam, zo bouwen we voort en komen we verder.
Veel smaakvoller dan een zure reactie vanaf de zijlijn, vind je niet?
Goed stuk dat ik met veel herkenbaarheid heb gelezen. Ik ben alleen bang dat beleidsmakers veel meer het onderwijs zullen inrichten op Angelsaksische wijze: meer toetsen en o.b.v. daarvan de leerkracht nog meer onder druk zetten. Er moeten immers doelstellingen worden gehaald en het beleid moet rendement opleveren. Door dit korte termijn beleid, de verschraling van het niveau van studenten en lerarenopleidingen en de grote uitstroom van grijze collega’s inclusief alle kennis/vaardigheden zie ik de toekomst voor het Nederlandse onderwijs niet rooskleurig in.
Het erge van dit alles: onderwijsminnend staat erbij, kijkt er naar en laat het gebeuren. Wij zijn hier net zo schuldig aan. Geen Fins systeem hier zolang wij niet duidelijk een front vormen en de beleidsmakers laten weten hoe wij de Nederlandse onderwijsvisie vorm willen geven.
Zeker Peter, je aanvulling is terecht. Overigens is er in de Rotterdamse lerarenagenda wel aandacht voor het beter begeleiden van docenten in opleiding – vanuit de opleiding. Zolang niemand op de scholen zelf tijd heeft om te begeleiden, is dat een wassen neus (vind ik).
En inderdaad, bevoegd is nog niet bekwaam. Landelijk geldt dat het nu eindelijk de trend wordt om het functioneren van docenten bespreekbaar te maken… sommige mensen zijn vies van het woord ‘professionalisering’, maar ik zeker niet. Ook hier geldt dat mensen de tijd en begeleiding moeten krijgen om zich te ontwikkelen. En scholen moeten de middelen hebben om goede docenten te houden, want dat kan nu vaak ook niet. Sluit mooi aan op jouw opmerking over de contracten… helemaal mee eens!
Update: ‘Helft van de jonge docenten dreigt op te stappen’ in AD, werkdruk te hoog en carrièreperspectieven te gering. Let op, dit gaat over docenten van 20-35 jaar, niet de docenten-in-opleiding. Slecht nieuws! http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3629232/2014/04/05/Helft-jonge-docenten-dreigt-op-te-stappen.dhtml
En Jan Kees de Jager heeft zijn verkenning voor een nieuw college afgerond met partijen LR, D66, CDA, VVD, GL. Over het onderwijs hebben de partijen schijnbaar dezelfde speerpunten: verbetering van taal en investeren in lerarenopleidingen. (Zoals hierboven beschreven, dat doen we al vier jaar en dat gaat geen wonderen doen.) http://www.rotterdam.nl/verkenningnaarcoalitie
Er is nog meer mogelijk ter verbetering van het onderwijs.
Na een aantal jaren ervaring in middelbaar onderwijs op een zestal scholen in Rotterdam en daaromheen is mij opgevallen dat er op géén van deze scholen de intentie was om te onderzoeken wat de verschillen tussen de goede en minder goede docenten zijn, en daarvan profijt te trekken. Wel zag ik meehuilen met elkaar over het lage startniveau van de instroom en dat het daarom onmogelijk is om met die leerlingen goede resultaten te halen. Peer-reviewing (als het al wordt toegepast), gebeurt alleen bij de starters Het is veel te pijnlijk om ‘met de billen bloot te gaan’ ten opzichte van collega’s. Daarnaast zag ik dat het kado doen van zessen werd beloond en soms zelfs aangemoedigd (understatement) door het management.
Bij een goede docent hangen de leerlingen aan de lippen, is de les van pittig niveau, wordt niets cadeau gedaan en krijgt de leerling een correcte feedback over zijn/haar voortgang. En om dat als docent neer te zetten, is gewoon keihard werken.
Ik heb nergens in de proffesionele sfeer zo weinig applaus gezien als voor de topprestaties van goede leraren in het onderwijs. De motivatie van een leraar moet voor 90% van binnenuit komen, want van ‘buitenaf’ is er werkelijk weinig lol aan te beleven. Uitzonderingen zoals bijvoorbeeld de nomineringen voor docent van het jaar daargelaten.
Johannes Visser van de Correspondent heeft het onderzoeksrapport opgevraagd, en daar krijg je toch wel een genuanceerder beeld van de situatie dan het artikel in AD suggereert ….
https://www.cnvo.nl/fileadmin/user_upload/PDF/Jonge_leerkrachten_4-4.pdf
Meerderheid van de leraren voelen zichzelf voldoende begeleid, voelt zich erkend door de school, is nog steeds gepassioneerd.
Een meerderheid van de leraren denkt er NIET aan om te stoppen. Slechts 11 procent denkt eraan om te stoppen, 30 procent weet het niet (twijfel).
Het onderzoek gaat voor het overgrote deel over leerkrachten in het basisonderwijs.