Over iets minder dan een week wordt een nieuwe wethoudersploeg op de trappen van het Stadhuis verwacht. Zes of zeven politici, die de koers van Rotterdam de komende jaren gaan vormgeven. Maar dit hoeven natuurlijk niet per se politici te zijn: in Rotterdam lopen genoeg verstandige vakmensen rond die onze stad zouden kunnen besturen. Vers Beton stelde daarom het droomcollege samen, met zeven ideale schaduwwethouders: Zihni Özdil, Anke Griffioen, Sandra Phlippen, Derk Loorbach, Erik Zevenbergen, Vincent Taapken en Conny Janssen. Ties Joosten sprak met hen over hún visie voor Rotterdam.
Derk Loorbach
Schaduwwethouder Decentralisaties en Sociale Zaken
Derk Loorbach is directeur van DRIFT, het onderzoeksinstituut naar transities van de Erasmus Universiteit. Hij doet onderzoek naar de manier waarop het sociale, economische en institutionele domein elkaar overlappen en hoe binnen die driehoek duurzame veranderingen tot stand gebracht kunnen worden. Dit maakt hem wat ons betreft tot de ideale wethouder Decentralisaties en Sociale Zaken. Vanaf komend jaar moet Rotterdam namelijk zelf de Jeugdzorg, de Participatiewet én de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gaan uitvoeren. Dit gigantische nieuwe takenpakket kan alleen verantwoord worden uitgevoerd als de gemeente optimaal weet te profiteren van de sociale, financiële en institutionele overlap tussen de drie decentralisaties. En wie kan dat beter dan Loorbach, die sinds januari hoogleraar Socio-economische Transities is?
“Lange tijd werd gedacht dat voortdurende economische groei de almaar duurder wordende verzorgingsstaat wel zou kunnen betalen,” zegt Loorbach over de telefoon. “Dat model blijkt nu niet langer duurzaam. Als reactie hierop kent de politiek vrijwel alleen het mantra van bezuinigingen en efficiency. Terwijl juist in nieuwe economische en organisatorische modellen nog veel winst te behalen valt. Die potentie wordt onvoldoende benut.”
Wat dat betreft kan Loorbach als gedroomde wethouder Decentralisaties zijn hart ophalen. De gigantische nieuwe takenpakketten die er vanuit het Rijk op de gemeenten afkomen (alleen in Rotterdam gaat het al om zo’n 600-700 miljoen euro) bieden naast een bezuinigingsopdracht namelijk ook kansen: voor het eerst krijgt één partij de zeggenschap over bijna het hele sociale domein. Sommige politieke partijen vinden dat de gemeentes hier niet genoeg tijd en geld voor krijgen, maar Loorbach is het daar niet mee eens. “Veel gemeenten zijn juist zelf veel te laat begonnen met voorsorteren op hun nieuwe taken. Daarnaast moet een dergelijk reorganisatie ook gepaard gaan met grote druk en chaos, anders komt er nooit een echte verandering tot stand. Dan krijg je maar waterige compromissen.”
Loorbach vindt dat de nieuwe wethouder Decentralisaties en Sociale Zaken een taak heeft die breder is dan die van een projectmanager. “Juist nu kunnen we nadenken over vragen als: Wat is werk? Wat is waarde? Werklozen worden nu nog zo snel mogelijk begeleid naar betaald werk, anders zijn ze in maatschappelijke zin waardeloos. De decentralisaties bieden echter de kans om dit soort conventies ter discussie te stellen. Daarnaast kan de gemeente door de decentralisaties nu echt eens maatwerk gaan leveren. Arbeidsparticipatie kan in Schiebroek heel anders georganiseerd gaan worden dan in de Tarwewijk. Dat zijn kansen die de verantwoordelijk wethouder met beide handen moet gaan aangrijpen.”
Anke Griffioen
Schaduwwethouder Economie en Bestuurlijke Vernieuwing
Met in de hoek van haar winkel de oorkonde van de Van der Leeuwprijs 2013 is het niet gek dat wij Anke Griffioen als de ideale wethouder Economie en Bestuurlijke Vernieuwing zien. De prijs is namelijk bestemd voor Rotterdammers die de private en publieke ruimte optimaal met elkaar weten te verbinden. Griffioen kreeg de prijs samen met Jeanne Hogenboom voor hun rol als pioniers van Vereniging de Binnenweg en zij stonden daarmee aan de basis van het succes van de tegenwoordig hippe winkelstraat. Daarnaast is Griffioen eigenaar van Caland/Schoen, bestuurskundige, voormalig ambtenaar en schuift ze zeer regelmatig aan bij expertpanels over de lokale economie.
“Twee grote problemen bij de gemeente zijn dat de juiste mensen niet op de juiste plekken zitten en dat de gemeente meer tijd besteedt aan het verkopen van hun diensten dan aan die diensten zelf”, steekt Griffioen van wal. “Aan de top heb je directeuren die zich nauwelijks voor de inhoud interesseren. Ze besteden enorm veel aandacht aan het communiceren van papieren succes, of dit nu strookt met de werkelijkheid of niet. Als een ambtelijk project van start gaat worden er leuke pr-momentjes georganiseerd. Maar nooit is er een begrafenis als iets fout gaat. Dat wordt dan onder het tapijt geschoven waardoor er binnen de gemeente zelden van de eigen fouten wordt geleerd. Het college heeft dat onvoldoende door en ook de raad lijkt slecht geïnformeerd over projecten die mislukken.”
“In de rest van het apparaat werken dan weer een boel ambtenaren die ongelukkig zijn omdat hun professionaliteit niet wordt erkend. Zij moeten alles volgens de letter van de wet doen. Zodoende blijft er erg weinig ruimte over voor persoonlijk initiatief. Toen ik afdelingshoofd was moedigde ik mijn medewerkers juist aan om creatief problemen op te lossen en de regels maximaal op te rekken, zolang je maar binnen de geest van de wet blijft.”
“Door deze ambtelijke angstcultuur is de afstemming en coördinatie binnen de gemeentelijke organisatie zeer gebrekkig. Ik zal je een voorbeeld geven: een tijd geleden wilden ondernemers hier in de straat wat feestverlichting ophangen. Dus ik naar de dienst Stadstoezicht en vervolgens naar Gemeentewerken. Zij vonden het allebei een leuk plan. Maar toen ik de boom in klom, kreeg ik toch Stadstoezicht op mijn dak. Ik had namelijk geen toestemming van de Groenvoorziening! Het feit dat er drie diensten bezig zijn met een paar lichtjes is nog tot daar aan toe, maar dat er bij de eerste twee überhaupt niemand tegen me zegt dat ik ook nog bij Groenvoorziening moet zijn – dat is toch absurd?!”
“Vanwege dit soort akkefietjes is het college vier jaar geleden het project deregulering gestart. Dat is dus volkomen mislukt. Ik heb geprobeerd heel actief te sturen in die ‘denktank’ maar ondervond daarbij veel tegenwerking van de ambtelijke top. Die wil helemaal geen inhoudelijke en analytische bijdrage om tot een beter project te komen. Binnen hun ambtelijke denkwereld moeten processen hun eigen goddelijke gang kunnen gaan.”
“Voor ondernemers is dit bijzonder frustrerend. Niet omdat het je raakt in de kern van je ondernemerschap: achter de winkeldeur heeft de gemeente immers weinig te vertellen. Maar alles wat je daarbuiten doet – zorgen dat de winkelstraat leuk, bruisend en groen is, maatschappelijk verantwoorde projecten, de leuke dingen zeg maar – díé worden lastig gemaakt. De gemeente zegt wel dat participatie belangrijk is, maar weet zich in de praktijk met bottom-up initiatieven totaal geen raad. Terwijl dat de toekomst is, top-down besturen is over en uit. De stad zou nog zoveel meer van ondernemers en creatievelingen kunnen profiteren als ze zou begrijpen hoe de maatschappij tegenwoordig functioneert.”
Sandra Phlippen
Schaduwwethouder Financiën
Dat ze als hoofdredactrice van het vakblad Economisch Statistische Berichten (ESB) dagelijks met de belangrijkste economen en financiële promovendi en hoogleraren in contact staat is op zichzelf natuurlijk al een behoorlijke aanbeveling. Maar toen wij hoorden dat ze haar proefschrift ook nog eens aan Rotterdam heeft opgedragen, wisten wij het zeker: Sandra Phlippen is onze gedroomde wethouder Financiën.
Als we haar opbellen, blijkt onze hoop niet ongegrond. Binnen vijf minuten haalt Phlippen namelijk een onderzoek aan naar het verband tussen geldstromen uit gemeentefondsen en Onroerend Zaak Belasting (OZB), met zeer opvallende resultaten voor Rotterdam: “Het gemeentefonds is een pot met geld waarmee het Rijk gemeenten compenseert die naar verhouding bijvoorbeeld veel bijstandsuitkeringen moeten verstrekken. Dit geld is bedoeld om de voorzieningen op peil te houden, zodat de leefbaarheid in wijken en steden met veel mensen met een laag inkomen niet fors achteruit gaat. Dit geld is dus bedoeld om arme mensen te ondersteunen. Een onbedoeld bijeffect is echter dat door het gestegen voorzieningenpeil in die wijken de gemiddelde huizenprijzen stijgen, omdat mensen er liever willen wonen. Van iedere euro die vanuit het gemeentefonds wordt geïnvesteerd, stijgt de gemiddelde huizenprijs met maar liefst 78 cent. Huiseigenaren profiteren dus onevenredig veel van het gemeentefonds: zowel van de verbeterde voorzieningen, als van de stijging van de waarde van hun huis.”
“Omdat Rotterdam een grote, arme gemeente is en daardoor veel geld vanuit het gemeentefonds krijgt, is dit effect hier bijzonder sterk. Het is voor de wethouder Financiën dus zeer wel te rechtvaardigen om huiseigenaren te vragen dat relatief hoge profijt te compenseren: via een hogere OZB.”
Verder maakt Phlippen zich wat betreft de gemeentefinanciën vooral druk om de zogeheten weerstandscapaciteitsratio: “Dat is een bedrag dat elke gemeente in kas moet hebben om allerlei potentiële risico’s – van een natuurramp, via extra rijksbezuinigingen tot onvoorziene kosten die de vergrijzing met zich mee brengen – af te dekken. Op zich zit Rotterdam daar aan de goede kant van de streep. Maar wie inzoomt op dat ratio ziet dat niet alle risico’s goed in kaart zijn gebracht. Twee springen er met name uit. Aan de ene kant zijn er risico’s verbonden aan het uitbesteden van gemeentetaken met bijbehorend budget (5 miljoen) aan burgers – denk aan gebiedscommissies. Gemeenten geven daarmee controle uit handen en laten taken over aan relatief onervaren burgers. Beide brengen risico’s met zich mee. Deze risico’s zijn onvoldoende onderzocht.”
“Daarnaast wentelt het Rijk steeds meer taken af op de gemeentes. Deze decentralisaties zijn absoluut het zwaarste en belangrijkste dossier de komende jaren. Ook hier loopt de gemeente de nodige financiële risico’s, die nog onvoldoende in het weerstandscapaciteitsratio lijken te zijn meegenomen.”
Voor de aankomend wethouder Financiën heeft Phlippen tenslotte ook nog een tip: “Uit onderzoek blijkt dat politici het best op hun begroting letten als ze net te weinig geld krijgen. Wie structureel een groot tekort heeft verliest de motivatie om dat tekort terug te dringen en wie een overschot heeft ziet weinig noodzaak dat verder uit te breiden. Maar wie een klein tekort weet om te buigen in een klein plusje oogst het grootste applaus en zet zich daarvoor het hardst in. Ik zou alle vakwethouders daarom net te weinig geld geven.”
Zihni Özdil
Schaduwwethouder Integratie en Participatie
Enigszins mismoedig neemt Zihni Özdil de telefoon op: “Mijn website en e-mail liggen eruit omdat ik het slachtoffer ben geworden van een DDos-aanval”, zegt hij. “Wie het gedaan heeft? Ik heb geen idee. Iedereen haat mij.” Özdil doelt op het feit dat hij vanwege zijn uitspraken over integratie en participatie al jaren ruzie heeft met zowel mensen die ‘minder, minder, minder’ Marokkanen in Nederland wensen als PvdA’ers die allochtonen zien als subsidiebehoeftig stemvee. Hoewel het lullig is voor zijn website, is deze bereidheid om zowel mensen ter linker- als ter rechterzijde tegen de haren in te strijken precies de reden waarom Özdil volgens Vers Beton de gedroomde wethouder Integratie en Participatie zou zijn.
“We hebben in Rotterdam behoefte aan een wethouder die geen politicus is, die ophoudt met het oeverloze gelul, met pappen en nathouden. We weten al sinds 1986 dat discriminatie op de arbeidsmarkt een hardnekkig probleem is. In sommige Rotterdamse wijken loopt de jeugdwerkloosheid op tot tachtig procent. Wanneer gaan we discriminerende werkgevers nu eens keihard aanpakken? Tegenwoordig mogen potentieel frauderende Bijstanders gewoon bespioneerd worden. Waarom doen we dat niet hetzelfde bij discriminerende werkgevers? Waarom pakken we alleen de arme mensen keihard aan?”
“Maar nee, wethouders denken dat integratie gelijk staat aan het organiseren van een gezellige multiculti buurtbarbecue. Of ze gaan praten met clubs als het Inspraakorgaan Turken. Ken je die? Dat is een ondemocratische club met een ongekozen voorzitter die namens Turken in Nederland, namens mij dus kennelijk, praat met de overheid en daar een boel subsidie voor krijgt. Alsof Turkse Nederlanders niet gewoon binnen een democratie zouden kunnen functioneren! Daar spreekt zo’n minachting uit.”
“Verder zou ik als wethouder als de wiedeweerga de illegale moskee-internaten sluiten en de overige niet meer subsidiëren. Ik snap echt niet dat dat niet al lang is gebeurd. Weet je wat ze kleine kinderen daar leren? Dat kaaskoppen heidenen zijn en dat iedere haar die een vrouw in het openbaar laat zijn in het hiernamaals verandert in een slang. Dat sta je toch niet toe als stad?”
“Op het gebied van integratie en participatie doen we nu al erg lang alles verkeerd. We lopen met een grote boog om de echte problemen heen, geven bakken met geld uit aan non-oplossingen en durven de uitwassen niet aan te pakken. Integratie staat voor mij voor binding voelen met de samenleving waarin je leeft. Dat proces wordt nu al jarenlang door de politiek gefrustreerd. Daar moet echt eens verandering in komen.”
Erik Zevenbergen
Schaduwwethouder Onderwijs
Erik Zevenbergen is rector van het Libanon Lyceum op de grens van Kralingen en Crooswijk. Onder zijn leiding is het Libanon weer uitgegroeid tot een school waar ook de ouders uit het chique deel van Kralingen hun kinderen (weer) naar toe willen sturen. Toen afgelopen maart de inschrijving voor het komende schooljaar begon, stonden ouders zelfs om 4 uur ’s ochtends al in de rij. Kennelijk doet Zevenbergen iets goed.
“Tien jaar geleden zijn wij begonnen met wat wij ‘wereldklassen’ noemen. Dit is een onderwijsvorm waarbij leerlingen worden uitgedaagd om actief met de lesstof bezig te gaan. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het rendement van een passieve leervorm als zitten en luisteren maar vijf procent is, terwijl het rendement bij een actieve leervorm als de stof zélf aan anderen uitleggen wel kan oplopen tot negentig procent. We hebben onze leraren daarom getraind om hun leerlingen te activeren. En van de leraren die dat niet konden of wilden, hebben we afscheid genomen.”
“In 2010 zijn we bovendien begonnen met het technasium, een onderwijsvorm voor slimme kinderen die op technisch vlak extra uitdaging willen. Zij krijgen échte opdrachten vanuit het bedrijfsleven waar ze in acht weken een oplossing voor moeten bedenken en ontwerpen. Zo heeft één projectgroep uit de tweede klas voor Diergaarde Blijdorp een verbet
“Het zou dan ook een mooie taak zijn voor een wethouder Onderwijs om contacten tussen bedrijfsleven en onderwijs meer te faciliteren. Aan alle kanten horen we dat er een tekort is aan technisch geschoold personeel, vooral vanuit de MBO-opleidingen. Techniek heeft daar nog een imago van vieze handen, hard werken en een laag salaris. Terwijl het prachtige opleidingen en beroepen zijn, waar je bovendien bijna een baangarantie geboden wordt na je opleiding. Een nieuwe wethouder zal dus echt moeten inzetten op een beter imago voor techniekonderwijs en –beroepen.”
“Daarnaast maak ik mij zorgen als ik kijk naar de versnippering van het voortgezet onderwijs, met name op Zuid. Sommige scholen hebben op bepaalde niveaus te weinig leerlingen, waardoor hun bestaansrecht in het gedrang komt. Toch worden deze scholen of afdelingen overeind gehouden, omdat zij onderdeel uitmaken van een van de drie grote onderwijsbesturen CVO, BOOR en LMC. Als ik wethouder was, zou ik deze besturen dwingen over hun eigen schaduw heen te stappen. Ze moeten met elkaar zorgen voor een goede verdeling van de onderwijsniveaus over de scholen.”
Vincent Taapken
Schaduwwethouder Bouwen en Stadsontwikkeling
Vincent Taapken zet zich al jaren in voor de stad, op het gebied van vastgoedtransformatie, maar net zo goed door het promoten van de stad Rotterdam. Hij wordt niet voor niets de burgemeester van de Wilhelminapier genoemd: tegen iedereen die hij tegenkomt vertelt hij waarom dit zo’n succesverhaal is. Taapken was ooit betrokken bij de totstandkoming van De Rotterdam, maar heeft met zijn eigen bedrijf New Industry ook op kleinere schaal gewerkt, bijvoorbeeld aan de transformatie van de Piekstraat. Taapken is niet van het benoemen van wat er fout gaat op Zuid, maar van wat er goed gaat. En als het aan hem ligt komt er binnenkort een derde Maasbrug. Taapken kan dus zowel praten met de grote vastgoedjongens, als met de eigenzinnige architecten die zich bezig houden met hergebruik. Wat wil je als wethouder Bouwen nog meer?
New Industry Development zet zich al jaren in voor duurzame stadsontwikkeling door het creëren van aantrekkelijke ontmoetingsplaatsen om te werken, wonen en ontspannen. Taapkens bedrijf is vooral gericht op herontwikkeling van erfgoed en kenmerkende gebouwen die als aanjager voor de stad kunnen dienen. “Leegstand van kantoorruimte wordt onterecht gezien als een groot maatschappelijk probleem. Dat is het niet, het is vooral een financieel probleem voor vastgoedeigenaren. Voor de stad is eenzijdig gebruik van gebouwen en gebieden veel problematischer. Vroeger reden werknemers met de auto het voormalige FORTIS-gebouw aan de Blaak om 9 uur in en om 5 uur weer uit, tegenwoordig staat het al een tijd leeg. Merk jij nu veel verschil als je er langs fiets?”
Leegstand biedt volgens Taapken juist kansen om iets aan die eenzijdige, monofunctionele invulling te doen. “Toen ING grotendeels uit het Nationale Nederlanden-gebouw vertrok was er even paniek. Het hele gebouw zou toch niet leeg komen te staan? Nu zit het DE-café onderin en wordt het gebouw een plek waar Rotterdammers ook echt naar binnen kunnen, in plaats van dat ze alleen tegen het spiegelglas aan zitten te kijken.”
Taapken denkt dat Rotterdammers na jaren van grote bouwprojecten behoefte hebben aan kleinere initiatieven waar ze sneller resultaat van zien. “Door projecten als De Rotterdam, het Centraal Station en de Markthal staat Rotterdam nu meer dan ooit internationaal op de kaart. Dat is goed, maar dat betekent ook dat de stad nu moet gaan leveren aan die nieuwe bedrijven, bewoners en toeristen die deze kant op komen. Het moet hier bruisen. Wat dat betreft ben ik erg te spreken over de culinaire revolte in de stad.”
Dat betekent overigens niet dat de nieuwe wethouder Bouwen radicaal moet breken met het beleid van acht jaar Karakus. “Toen Leefbaar in 2002 in het college kwam zag je dat veel grote projecten ter discussie werden gesteld. Gelukkig heeft men toen niet de daad bij het woord gevoegd. Sterker nog: toenmalig wethouder Marco Pastors sloeg zelf de eerste paal van de Maastoren de grond in. Daar plukken we nu de vruchten van. Stadsontwikkeling is nu eenmaal een langzaam proces. Daar zitten we op veel fronten nog middenin, bijvoorbeeld bij de verdichting van de stad. Een nieuwe wethouder moet vooral goed kunnen luisteren en samenwerken. Zowel naar grote marktpartijen die kansen zien voor bijvoorbeeld een groot nieuw winkelcentrum als het Forum, als naar kleinere partijen die gebruik willen maken van de kansen die leegstand en lage huurlasten bieden. Om het in computertaal te zeggen: Rotterdam moet zowel blijven investeren in zijn hardware als in zijn software.”
Conny Janssen
Schaduwwethouder Kunst en Cultuur
Hoewel Rotterdam de thuishaven is van culturele instellingen van internationale allure, dringt dat in het imago van de stad en in de belevingswereld van haar bewoners vaak maar moeilijk door. Niet lullen maar poetsen, blijft vaak het romantische devies. Een belangrijke taak voor een wethouder van Kunst en Cultuur is dan ook om de Rotterdamse culturele instellingen op een intelligente manier aan de stad te verbinden en groots aan de buitenwereld te presenteren.
En wie kan dat beter dan Conny Janssen, artistiek leider van het dansgezelschap Conny Janssen Danst? Bij de opening van het Centraal Station presenteerde zij zichzelf en drie andere grote culturele instellingen uit de stad – Mothership, CodArts en het Rotterdams Philharmonisch Orkest – al aan de stad en de koning. Toen de Tour de France Rotterdam aandeed organiseerde ze op nog geen honderd meter van het startpunt de grote openlucht voorstelling Common Ground op het dak van station Hofplein. En haar nieuwste voorstelling How Long Is Now ontstond toen ze de mogelijkheid greep om in de gigantische tramremise in Hillegersberg een voorstelling te maken. Als geen ander weet Conny Janssen kortom de Rotterdamse cultuur aan de stad te verbinden.
“De nieuwe wethouder Kunst en Cultuur heeft eigenlijk twee rollen”, stelt Janssen. “In de eerste plaats is hij of zij een vertegenwoordiger van de Rotterdamse cultuur, een belangenbehartiger. Onze instellingen hebben bij de bezuinigingen vanuit het Rijk bijvoorbeeld relatief veel geld verloren, meer dan andere steden. De wethouder moet in Den Haag dus vechten voor onze instellingen en duidelijk maken dat zij hun subsidie dubbel en dwars verdienen.”
“Daarnaast moet de wethouder een goede netwerker zijn en de culturele wereld tot in de haarvaten leren kennen. De wethouder zit namelijk aan tafels waar wij niet komen en moet dan weten wat cultureel Rotterdam te bieden heeft. Als er bijvoorbeeld buitenlanders naar de stad komen, voor een handelsmissie of wat dan ook, zorg dan dat je Rotterdam op zo’n divers mogelijke manier presenteert. Er is zoveel rijkdom in de stad, dat moet worden uitgedragen. Op die manier kan de wethouder kansen creëren voor onze instellingen.”
“Een heel concreet probleem waar de toekomstig wethouder een antwoord op moet verzinnen is tenslotte de huisvestingsproblematiek van een aantal instellingen. Zo moeten wij ons pand verlaten, omdat de dienst Stadsontwikkeling wil gaan verkopen. Maar als wij moeten verhuizen, is het niet zo eenvoudig om nieuwe geschikte huisvesting te vinden. Bovendien worden onze studio’s ’s avonds door amateurgezelschappen gebruikt, maar de vraag is of dit dan nog kan. Een culturele humuslaag dreigt zo verloren te gaan.”
“Een goede huisvesting zorgt er uiteindelijk voor dat het culturele leven kan bloeien. Voor een levendige muziek scène heeft Rotterdam bijvoorbeeld een kwalitatief poppodium nodig. Het is idioot dat we dat niet gewoon hebben. Hetzelfde geldt voor goede oefenruimtes en dansstudio’s. Wat dat betreft is het ontwikkelen van een visie op de huisvesting van culturele instellingen wel een belangrijk aandachtspunt van de komende jaren.”
Al 3 reacties — discussieer mee!
Bravo. Wat een topstuk.
Positief. Origineel. Goed geïnformeerd. Visie.
Klasse.
Goed stuk! Ik geloof wel in dit droomcollege. 🙂
Stuk voor stuk TOPPERS, die schaduwwethouders. Prachtig stuk!
Ik ben tegelijkertijd ook benieuwd naar de echte nieuwkomers in het stadhuis. En hoe de chemie zal zijn in het nieuwe college en de gemeenteraad…..D66, Leefbaar en CDA.