Dat Volkert van der Graaf sinds afgelopen vrijdag op vrije voeten is, toont volgens Vincent Cardinaal aan waar de grootste uitdaging van ons geloof in de rechtsstaat zit: bij ons vermogen een groot trauma te verwerken. Toch moeten we Volkert zijn vrijheid gunnen, om 6 mei 2002 los te kunnen laten.
Volkert van der Graaf is vrij. De moordenaar van Pim Fortuyn heeft twaalf van de achttien jaar celstraf die hij kreeg uitgezeten. Volgens de bij zijn veroordeling geldende mores is hij nu vervroegd in vrijheid gesteld. Zijn vrijlating toont de glazen kin van de samenleving: ons onvermogen een gigantische klap te kunnen incasseren.
De onderbuik roept: ‘die man mag nooit meer vrij’. Zijn daad was een directe aanval op de vrijheid van het woord én de democratie. Dat is precies de reden waarom het ons zo raakt. De zucht naar vergelding ligt op de loer. Simon Fortuyn zei afgelopen week: ‘ik zou het niet erg vinden als Volkert net als Ferdi E. onder een mestkar kwam. Dan gaat bij mij de vlag uit.’ Natuurlijk zijn die emoties normaal. Er valt immers veel af te dingen op Volkerts straf. Twaalf jaar voor het vermoorden van een politicus: het ís ook niet uit te leggen.
Maar – dit soort denken is uiteindelijk onwenselijk. De rechtsstaat is het hoogste goed. Dat betekent simpelweg dat we ons neer moeten leggen bij de regels en de manier waarop die door onze rechters worden geïnterpreteerd. Mensen die dat proces proberen te ondermijnen zetten de deur open naar willekeur. Dries van Agt had gelijk toen hij stelde dat het traineren van de vrijlating van Volkert de nabestaanden van andere moordzaken schoffeert.
Volkert heeft hij nu eenmaal rechten. Zoals iedere veroordeelde, ja, zoals iedereen in dit land. Pim Fortuyn zelf was daar, wrang-ironisch genoeg, de grootste voorvechter van. Die rechten in een individueel geval onbestaand verklaren is een kaakslag voor de democratie.
Wie blijft vasthouden aan eeuwige celstraf, aan een klopjacht, aan een doodswens – die maakt van zichzelf ook een gevangene. Als Nederland én Rotterdam willen beginnen met het loslaten van 6 mei 2002, dan zullen we Volkerts vrijheid moeten accepteren. Niet voor hem. Maar voor onszelf.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Al 11 reacties — discussieer mee!
Klein puntje: moet je echt zijn achternaam gebruiken? Volkskrant en NRC doen het niet en niet zonder reden..
Nu hij vrij is gebruiken veel media (zoals AD, Volkskrant, NOS Journaal en RTL Nieuws) zijn achternaam. Daarnaast – ik vind het een beetje mal om ‘Van der G.’ te schrijven terwijl het volgens mij wel zo goed als bekend is dat hij Van der Graaf heet.
Het noemen van een achternaam in je artikel voegt niets toe. Juist in een rechtsstaat wordt er zorgvuldig met achternamen om gegaan. Dit om (jawel) klopjachten te voorkomen.
Overigens schrijft de VK zijn achternaam niet..
Iedereen kent zijn achternaam inmiddels wel. Weinig nut om er nog Volkert van der G. van te maken. We leven in 2014, niet 1914.
Kevin:
“Dit om (jawel) klopjachten te voorkomen.”
Het niet noemen van achternamen is een praktijk die samenhangt met verdachten van misdrijven. Om onschuldigen te beschermen. Immers, een verdachte kan onschuldig blijken te zijn.
Voor een veroordeelde van een misdrijf gelden deze regels niet. De rechtstaat legt geen beperkingen op aan het voluit noemen van een veroordeelde. Rechtstatelijk gezien is het voluit noemen dus zorgvuldig.
“Twaalf jaar voor het vermoorden van een politicus: het ís ook niet uit te leggen.
Maar – dit soort denken is uiteindelijk onwenselijk.”
Is het dan tóch uit te leggen? U doet een poging, weinig succesvol in mijn ogen. Niet in de laatste plaats juist dóór uw zinsnede dat het niet uit te leggen ís.
“Als Nederland én Rotterdam willen beginnen met het loslaten van 6 mei 2002, dan zullen we Volkerts vrijheid moeten accepteren.”
Met alle risico van de ‘Godwin’ van dien: We hebben net 4 mei herdacht. Ik ben van mening dat de moord op Fortuyn, die eveneens een aanslag was op onze democratische rechtstaat, nooit losgelaten mag worden.
Volkerts vrijheid wel, die moeten we maar loslaten, en daar geeft u goede argumenten voor. Maar 6 mei? Doe maar niet, houdt die vast. “Nooit meer…”
De strafmaat is niet uit te leggen, wat mij betreft – veel te laag gezien de brutaliteit, de planning en de impact. Maar koste wat het kost blijven denken in modellen die rechtsgang van Volkert van der Graaf op een bepaalde manier met terugwerkende kracht teniet moet doen: dat vind ik onwenselijk.
Verder is er wat voor te zeggen om bepaalde data symbolisch te houden.
Dank voor de verduidelijking. Ik ben het met je eens (geworden).
En ieder geval de aanslag moet herdacht blijven worden. De ironische connectie tussen 4, 5 en nu 6 mei werd al (h)erkend in het uur van de aanslag. Door voor- en tegenstanders van Fortuyn.
Eens met reactie Victor.
Rechtstaat is nobel streven, maar hangt er dan wel vanaf wat voor recht er geldt.
quote: “Maar – dit soort denken is uiteindelijk onwenselijk. De rechtsstaat is het hoogste goed. Dat betekent simpelweg dat we ons neer moeten leggen bij de regels en de manier waarop die door onze rechters worden geïnterpreteerd”
Een hoger goed is bijvoorbeeld: rechtvaardigheid. Een rechtstaat is slechts een middel om dat te bereiken.
Een rechtstaat is niet per definitie een goed iets. Dat hangt af van de wetten en van de rechters. Het is bijvoorbeeld mogelijk een rechtstaat te hebben waarin bijvoorbeeld slavernij legaal is.
Het idee dat geen enkele uitzondering op de regel (ook met terugwerkende kracht) mogelijk moet kunnen zijn getuigd volgens mij van een gebrek aan persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel en fundamentalistisch denken.
Groetjes,
Vic
Wat mij opvalt in het stuk is dat in de omschrijving er wordt geschreven over “geloof in de rechtsstaat” en later in het stukje over de rechtsstaat als “het hoogste goed”. Het geloof in de rechtsstaat suggereert een religieuze beleving die ik niet deel. Ik weet niet of het een Freudiaanse verspreking is, maar ik denk dat het voor mij illustreert wat mij stoort aan deze benadering.
De rechtsstaat als religieus concept staat buiten de maatschappelijke discussie. Deze benadering gaat eraan voorbij dat de (liberale) rechtsstaat een uitvloeisel is van een paar eeuwen durend democratisch experiment. De rechtsstaat wordt daarmee boven de maatschappij geplaatst, in plaats van dat het onderdeel zou zijn van een dynamische ontwikkeling waarvoor juist maatschappelijke discussie noodzakelijk is.
Je zou het probleem kunnen concretiseren door te benoemen welke rechtsstatelijk beginselen in het gedrang zijn. Het verbod op willekeur zou bijvoorbeeld een rol kunnen spelen. Het idee is dan dat de overheid zich moet houden aan zijn eigen wetten en niet als het opportuun is af zou mogen wijken van deze regels. In dit geval zou dit beginsel kunnen botsen met het “politieke” ideaal van rechtvaardigheid, zoals je zelf suggereert. Dit spanningsveld is niet uniek, maar komt regelmatig tot uitdrukking in conflicten (denk bijvoorbeeld aan de discussie of de de Oost Duitse grensbewakers zouden moeten worden vervolgd) . Elk conflict kent zijn eigen specifieke karakter. Van Agt gaat hier te gemakkelijk aan voorbij. Hij stelt deze zaak gelijk met andere strafzaken en gaat daarmee voorbij aan het casuistieke karakter van strafzaken. Immers niemands trauma is aan elkaar gelijk, en het ontkennen van het unieke karakter van andermans trauma staat gelijk aan een gebrek aan inlevingsvermogen in het leed van een ander.
Voor mij is het trauma niet groot genoeg voor een herziening, maar er zijn situaties voor te stellen dat er een andere afweging gemaakt zou moeten worden. Het recht heeft geen inherent moreel karakter en soms is politieke correctie nodig om genoeg te doen aan morele beginselen die buiten het juridische kader vallen.