Vandaag werd bekend dat de Van Nelle-fabriek op de Unesco werelderfgoedlijst komt. Waarom is de Van Nelle fabriek zo’n bijzonder gebouw? Architect Joris Molenaar schetst de woelige geschiedenis en het grote belang van de voormalige fabriek voor koffie, thee en tabak.
Beeld: Frank Hanswijk
“Een fabriek op een zeer groot terrein, ruim gebouwd, van verschillende kanten zichtbaar en gelegen aan de groote spoorlijn Rotterdam – Amsterdam, zal als reclame meer beteekenen dan eene fabriek met één front van 60 of 80 M. naar de Oostzeedijk. Worden daarenboven later nog eens moderne inrichtingen gemaakt, als woningen voor werklieden, sportterreinen, een tuin etc. dan zal ook onze “standing” als fabrikanten eene geheel andere zijn, dan thans het geval is.”
Zo beargumenteert in december 1914 Kees van der Leeuw de aankoop van polderland aan de Delfshavensche Schie voor nieuwbouw van Van Nelle’s fabriek voor koffie, thee en tabak. De toen 24-jarige telg van een Rotterdamse ondernemersdynastie wil de ongezonde bedompte fabriek uit het oude Rotterdam (Leuvehaven) verplaatsen. Hij kiest niet voor de mogelijkheid bij de Oostzeedijk, destijds bestemd voor bedrijvigheid, maar wil buiten de gemeentelijke invloedsfeer en totaal naar eigen inzicht een nieuwe fabriek realiseren.
Het is zijn persoonlijke missie als theosoof om een maatschappelijke rol van belang te willen spelen. Tien jaar later, is het zo ver wanneer architect Michiel Brinkman, ook theosoof en bekend van het nabijgelegen woningbouwexperiment Justus van Effen in Spangen uit 1922, zijn opzet voor Van Nelle presenteert: een modern fabriekscomplex, naar Amerikaans en Duits voorbeeld, op de verworven poldergrond in Overschie.
Staal, glas en beton
Maar plotseling overlijdt Brinkman in april 1925. Daarna wordt zijn zoon Jan door Kees van der Leeuw gekoppeld aan de talentvolle architect Leen van der Vlugt. Zijn architectuur van de nieuwste staal-, glas- en betontechniek en zijn vooruitstrevende stadsvisie voor Nieuw Rotterdam spreken Van der Leeuw aan. In de zes jaren daarop maken Brinkman & Van der Vlugt de droom en ambitie van Van der Leeuw waar. Totdat door de economische wereldcrisis in 1931 de bouw stilvalt.
Rotterdam wordt dan al internationaal gezien als synoniem voor Nederlands modernisme. Behalve Brinkman & Van der Vlugt zijn er toonaangevende architecten als Oud, Stam en Van Loghem, verenigd met kunstenaars in de vereniging Opbouw. Zij worden door hun contacten met de architectuuravant-gardes van die jaren radicaler van opvatting: het Duitse Bauhaus, de Franse Esprit Nouveau en de inspiraties uit het moderne Amerika.
In die kringen staat de Van Nelle-fabriek al vanaf het begin model voor de moderniteit waar men naar streeft: licht, lucht en ruimte van het Nieuwe Bouwen voor de mens van morgen in een hygiënische leefomgeving. Zo opent Le Corbusier van Esprit Nouveau op 11 januari 1932 zijn lezing voor Opbouw in Rotterdam met de lyrische woorden:
“…toen ik vanochtend deze schitterende fabriek bezocht die hier bij jullie in bedrijf is, hernam ik mijn volle enthousiasme en al mijn hoop. U beschikt in Rotterdam over een sprankelend bewijs van het leven dat komt, zo schoon en van een onvoorwaardelijke puurheid.”
Dit optimisme, deze hoop op de toekomst, blijkt echter van korte duur. Het project Van Nelle stagneert dan al door de beurscrash van 1929. Van der Leeuw verlegt zijn interesse naar een studie psychiatrie in Wenen. Terwijl de Duitse avant-gardisten zoals Gropius en Breuer uitwijken voor het opkomend fascisme naar Amerika.
Moderniteit gaat door
In Rotterdam gaat het project van de moderniteit, waar Van Nelle voor staat, echter ook in de jaren dertig door. De Bijenkorf van Dudok was al in de stad verrezen als joyeuze, luxe tegenhanger van Van Nelle’s glazen arbeiderspaleis in de polder. Met de Bergpolderflat en de witte villa’s in park Dijkzigt stellen Brinkman & Van der Vlugt samen met anderen een voorbeeld van modern stedelijk wonen. Nieuwe media verschijnen in het straatbeeld. Zoals de Nederlandse telefooncel van Van der Vlugt en Gispen, toentertijd een klein wonder van techniek. En het stadion Feijenoord van Brinkman & Van der Vlugt vormt een groots constructivistische paukenslag aan de oevers van de Maas op Zuid. Het stadion is nog in aanbouw als Leen van der Vlugt in 1936 plotseling sterft.
Nadat de Duitse Stuka’s mei 1940 het vooroorlogs Rotterdams modernisme zwaar hebben toegetakeld, worden vanaf 1944 bijeenkomsten over de wederopbouw van de getraumatiseerde stad georganiseerd in Van Nelle, met de teruggekeerde Kees van der Leeuw als gastheer. Daar wordt de basis gelegd van het hernieuwd moderne Rotterdam van na de oorlog, met onder anderen architect Van den Broek als opvolger van Van der Vlugt.
Voorbeeld voor nieuwe generaties
Ook later blijft Van Nelle het voorbeeld van de toekomst voor nieuwe generaties architecten. Maar de termen licht, lucht en ruimte betekenen nu weinig meer in fabrieksarchitectuur. Waar oorspronkelijk duizenden fabrieksvrouwen en -mannen onder heldere en hygiënische arbeidsomstandigheden produceerden, is naast de volautomatische productielijn bijna niemand meer werkzaam. Na het vertrek van de koffie, thee en tabaksproductie volgt er eind jaren negentig gelukkig een voorbeeldig herbestemmingtraject dat uitmondt in het project Van Nelle Ontwerpfabriek.
Nu is het weer een belevenis als je aan het begin van de eenentwintigste eeuw de iconische fabrieksstraat inloopt en mensen ziet werken in subtiel geklimatiseerde moderne kantoorruimten. Van Nelle is om al deze redenen terecht de status van werelderfgoed waardig. Voor het hedendaagse Rotterdam zal de Unesco-status van Van Nelle het imago en de identiteit van de stad versterken. Hopelijk is het ook een aanzet om de culturele nalatenschap van de ‘modern city’ van een eeuw geleden meer te waarderen en te blijven onderhouden en gaan benutten!
Nog geen reactie — begin de discussie!