Wekelijks trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie. Deze keer: heeft de Heer Sparta gezocht?

Zondag 10 augustus. Ik zit in de bossen van Belgisch Limburg. Ik luister naar Radio Rijnmond. Sparta gaat binnen afzienbare tijd aan een nieuw seizoen beginnen. Heel de zomer nauwelijks aan gedacht, maar het is weer langzaam gaan kriebelen.
De voorlopig laatste keer dat ik Sparta met eigen ogen zag, was afgelopen voorjaar. Sparta speelde thuis tegen FC Dordrecht om promotie naar de Eredivisie. De match eindigde in een voor Sparta gelukkig gelijkspel. De beste kansen waren voor Dordrecht geweest. Maar, Sparta had een waterkansje om alsnog door te gaan.
De beslissende wedstrijd werd een paar dagen later in Dordt gespeeld. Ik koos ervoor niet naar daar te gaan en het ook niet op de televisie te volgen. Ik ging naar Hoek van Holland met mijn vriendin en wilde pas na het laatste fluitsignaal weten hoe het was afgelopen. Kwestie van niet teveel meer willen hopen. Alle supporters hebben tenslotte een grens en zeker die van clubs die zelden iets winnen.
Terwijl er in Dordrecht werd afgetrapt, begon ik aan een boek. Ik had het zomaar uit de kast getrokken, zonder er veel aandacht op te vestigen. Het ging om ‘Het woeden der gehele wereld’ van Maarten ’t Hart. Onbedoeld toepasselijk, want zowel de biografie van ’T Hart als het boek zelf spelen zich voor een belangrijk deel af in de contreien van Maassluis en Hoek van Holland.
In het boek leidt een mislukte oversteek naar Engeland vanuit de Hoek aan het begin van ‘de oorlog’ tot een moord in Maassluis, vlak voor kerst 1956. Het zal een bepalende gebeurtenis blijken in het leven van de jonge, gereformeerde Alexander Goudveyl. De ontrafeling van de moordzaak loopt synchroon aan zijn verdere leven. Als enige getuige kan hij het niet van zich afzetten. Het wordt een obsessie.
Terwijl ik pagina na pagina slechtte, dwaalden mijn gedachten af naar de wedstrijd. Zou ik toch niet even koekeloeren op mijn telefoon hoe het er voor stond? Nee, nu niet opeens van het plan afwijken. Pas na het laatste fluitsignaal mocht ik weten wat er was gebeurd. Anders zou het geheid fout aflopen. Bijgeloof als laatste strohalm.
Op de terugweg halteerde de trein in Maassluis, epicentrum van het boek. Ik dacht aan de Bijbelpassage die een hoofdrol in het verhaal speelt: ‘En de Heer zocht hem, om hem te doden.’ Ik keek naar het haventje van Maassluis, dacht aan Alexander Goudveyl en besloot de uitslag van de match te willen vernemen. Sparta had verloren. Uiteraard. Wat had ik ook anders verwacht?
Zittend in de bossen van Belgisch Limburg dacht ik aan die Bijbelse woorden. Ja, de heer heeft Sparta jaren geleden gezocht met het doel de club te doden. En toch – als Sparta twee keer scoort, sta ik te juichen, alleen op de houten veranda van een vakantiehuisje honderden kilometers verwijderd van het Kasteel.
Zolang er zelfs buiten de landsgrenzen nog mensen juichen om een club, is die nog levend. De volgende thuiswedstrijd ga ik me weer melden op het Kasteel.
De Heer heeft voorlopig pech.
Nog geen reactie — begin de discussie!