Iedere week trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie. Deze week: de pathos van opgestroopte mouwen in het postsorteercentrum.
En toen viel de bodem eruit. Echt een verrassing was het ook weer niet. Jaren leefde je als een stormram – alle kalk moest van de muur. Consequenties? Nooit van gehoord. Je flirtte liever nog wat verder met de zeven hoofdzonden. Het kostte je studies, vrienden, goodwill en een godsvermogen aan geleende studiefinanciering. Tja, zelfs toen je dat in zag, ging je er nog van uit dat je onaantastbaar was.
Tot het moment deze zomer dat je de kamer van een deurwaarder binnenstapte. De uit de kluiten gewassen vent achter het kogelvrij glas keek jou aan en je wist direct: einde oefening. Gelukkig ontdooide hij nog wat gaandeweg het gesprek. Je ging naar buiten met een alleszins redelijke overeenkomst. Het cliché dat waar één deur sluit, een ander opent is waar. Maar wat doe je met de hoop ellende die opgeslagen ligt in de ruimtes achter je?
Zo vind je jezelf deze week terug op de fiets, onderweg naar een baantje. Een bijbaantje. Dat is even geleden. Het is vroeg en nog donker. De dramaturg in je heeft er een soundtrack van Bruce Springsteen bij opgezet. Working class, weetjewel. Al rijdend glimlach je om deze opgestroopte-mouwen-pathos. Je maakt jezelf maar wat wijs. Dit is de inspanning die je zonder zeuren moet gaan verrichten. Je woont niet in New Jersey, dit is het Kralingse Bos. In de verte flonkeren de lichten van de post.
Aangekomen val je in een ruimte druk als een bijenkorf. Vakken, bakken en zakken zo ver het oog reikt. De een is gevuld met post, die tijdelijk naar een tweede moet worden overgeheveld om definitief in de ander te eindigen. Ergens is er iemand die de complexe choreografie volledig begrijpt.
Je wordt verzocht aan een tafel te gaan zitten. Normaal ga je dan schrijven, maar daarvoor is nu geen plaats. Althans niet op papier. In je hoofd heb je de knop omgezet. Er is veel te observeren. Terwijl je met je handen poststukken, tv-gidsen en pakjes rangschikt, kijk je naar je collega’s. Eenvoudige mensen door de band genomen, vriendelijk. Geen gedoe. Ze helpen je door de ochtend heen, maken grapjes, zijn oprecht geïnteresseerd in wie je bent. Je voelt je welkom, helemaal geen onderdeel van een machine zoals je vreesde.
Als je een stapel rouwkaarten uit een krat haalt komt een collega met een ernstige blik naar je toe. “Daar moet je altijd heel goed voor zorgen, geen fouten maken.” Ze spreekt de woorden traag uit, om ze nog wat extra lading te geven. Je voelt vertedering en neemt haar verantwoordelijkheidsgevoel zonder morren over. Later in de kantine toont een ander teamlid je trots de boterhammen die zijn vrouw heeft gesmeerd – in plaats van eenmaal snijdt ze de casinoboterhammen twee keer. Zo eet hij verlekkerd vierkantjes bruin brood met kaas.
Aan het einde van de ochtend fiets je terug. De hele dag ligt nog voor je open. Die bodem eruit is misschien wel een van de beste dingen die je is overkomen.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek
Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.
Al 4 reacties — discussieer mee!
Wederom een heerlijk stukje van Vincent, het doet mij steeds meer denken aan Jan Brusse, een observerende reiziger in zijn eigen leven.
Stapt af en toe uit het rijtuig om ons weer een mooi stukje te overhandigen. Heerlijk!
Werd getipt door mijn vriendin op dit stuk. Prachtig en voor mij erg herkenbaar.
Thanks man.
Toen ik kapte met mijn kantoorbaan ging ik achter de bar werken bij Hotel New York – ik moet toch ergens mee die studieschuld afbetalen. Ik vond het verfrissend hoe oprecht mijn collega’s waren.
Lief stuk van je Vincent. Eerlijk en herkenbaar.