Iedere week trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie. Deze week: hoe Fonzie vroeger beter ‘fuck you’ had kunnen horen.

“Hey man, hoe is het met jou dan?” Ik sta op perron 9 van Rotterdam Centraal en wordt aangesproken door een voor mij onbekende figuur. Hij draagt een djellaba, een kort mutsje en een grote baard, die alle kanten uitsteekt. Geen snor. Het verleent een koddigheid aan zijn gezicht die mijn aanvankelijke chagrijn al wat naar beneden bijstelt. Hij kijkt me verwachtingsvol aan.
Voor ik wat wil zeggen, komt hij met een tweede zin op te proppen. “Ik ben het, Fathi! Ja, jij denkt natuurlijk, wat doet Fathi in deze kleren, maar ik ben de Fathi van toen niet meer, nee joh, geen denken aan.” Fathi. Dat is inderdaad lang geleden. Ergens in het sympathieke gelaat van deze vreemdeling herken ik de jongen die op mijn middelbare school heerste in de gangen. Een wat oudere, Marokkaanse gozer van wie niemand precies de leeftijd kende, of in welke klas hij nou behoorde te zitten. Wel voerde hij het hoogste woord, schreeuwend hoorde je hem doorgaans al aankomen. Met zijn vette, zwarte haar en leren jas leek hij wel wat op Fonzie, uit Happy Days.
Al hield die vergelijking bij de kleren direct op. Waar The Fonz welbeschouwd gewoon een lieve, provinciale loebas was, mocht Fathi graag lukraak leerlingen tegen de kluisjes smijten. Ook voor wat bescheiden intimidatie bij de blikjesautomaat deinsde hij niet terug. Verder speelde Fathi voetbal achter de fietsenhokken. Meestal met ontbloot bovenlijf, ook al was het hartje winter. Op het veld nam hij alle rollen op zich. Aangever, afmaker én supporter. Na een goal ging hij steevast aan de zijlijn staan applaudisseren.
Fathi verdween van school nadat hij de conciërge in een volle kantine met een dropkick had gevloerd. Meningsverschil over een dubbeltje. In de weken daarna waren er nog wat indianenverhalen over zijn vermeende lot, maar om nou te zeggen dat ik sindsdien nog aan hem heb gedacht: nee. En nu stond hij hier voor me. Blij, een beetje manisch, maar zo te zien wel opgeruimd.
Hij wijst naar zijn kleren. “Had ik veel eerder moeten doen. Ik heb jaren een beetje gezworven. Toen ben ik naar familie in Marokko gestuurd. Dat was goed, ja dat was goed.” Het klinkt alsof hij zichzelf nog steeds een beetje moet overtuigen van zijn metamorfose. We praten nog wat verder. Koetjes, kalfjes, tot hij zelf over hangjongeren, IS en Syrië begint. Het gaat te snel en het is te onsamenhangend om het echt te kunnen volgen. Wel heeft hij de oplossing paraat voor zijn vele “broeders” die “in de war” zijn, zoals hij het noemt. “Tegen mij hadden ze vroeger gewoon fuck you moeten zeggen. Fuck you Fathi! In plaats daarvan gingen ze over alles onderhandelen met me. Dus lichtte ik ze maar op.”
Dan loopt Fathi weg. Hij heeft nog geen vijf minuten bij me gestaan. Voor hij in een trein verdwijnt, draait hij zich om en steekt beide duimen naar me op. Toch nog een beetje Fonzie. In een djellaba.
Nog geen reactie — begin de discussie!