Iedere week trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie. Deze week ontrafelt hij de mystiek van gestemd slagwerk.
Afgelopen vrijdag keek ik mijn ogen uit. Ik was uitgenodigd op de feestelijke opening van het jaarlijkse Gergievfestival. Burgemeester Aboutaleb gaf een speech en dat deed hij goed. Hij ging zelfs de moeilijke verhouding met Rusland én maestro Gergiev niet uit de weg. De vriend van Poetin liet zich verder niet zien, behalve op het podium. Ik mag hem wel, de dirigent. Controverse is tenslotte ook een vorm van karakter. Met wilde gebaren voerde hij zijn orkest aan dat voor deze gelegenheid onder meer Bartók en Ravel op het program had staan. Toch was hij voor mij niet de ster van de avond. Dat was de triangelspeler.
Helemaal schuin achteraan het bijna honderdkoppige gezelschap stond hij. Net als de rest van de slagwerkers hoorde hij er wel en ook weer niet bij. Ze oogden met zijn vieren als een bandje, dat permanent een rookpauze hield. Ginnegappend wachtten ze hun rol in de stukken af die ze dan naar behoren uitvoerden. Zo zijn ze ook wel weer, the boys. Behalve de triangelspeler. Die bleef als hij bijvoorbeeld op een glockenspiel speelde ter plaatse trappelen. Hij keek er gegeneerd bij alsof hij wilde zeggen: “Ja, ik speel ook liever alleen triangel. Maar goed, dit moet van hem daar. Die wildebras op de bok.”
Wie groeit op met de droom om triangel in een orkest te spelen? Tingeltangel in plaats van rock ’n roll. Bij ons op de basisschool bleef de ijzeren driehoek in ieder geval altijd als laatste over in de muziekkist. Het meest sneue jongetje van de klas, zo’n type dat altijd uit zijn bek stonk naar rijstwafels en pindakaas, kreeg hem dan toegeworpen.
Terug naar onze slagwerker. Het was een jongen van mijn leeftijd. Met zijn strakke jasje, baard en kapsel leek hij zelfs wel wat op me. Verder oogde hij alsof hij naast triangel spelen evengoed je biertje bij de Biergarten kan tappen of je hamburger serveren bij Ter Marsch. Ik begon me met hem te identificeren. Toen stond hij op. Het moment was bijna daar.
Ook ik ging staan. Het was sterker dan mezelf. Gergiev loodste het orkest door een wilde suite van Prokofjev. De triangelspeler gaf geen kik. Hij pakte zijn instrument. Langzaam, zelfzeker. Hij bracht het in de aanslag, liet hem nu nog zinloos in de lucht bungelen. Hij maakte klassieke muziek ter plekke cool.
Bij Gergiev stroomde het zweet in liters van zijn lijf, hij legde de zweep over de strijkers, de houtblazers konden het maar nét bijbenen. Precies nadat de dirigent in één klap de boel stillegde, pakte de triangelspeler zijn podium. Hij sloot de ogen en sloeg een keer tegen zijn instrument. Een perfecte tingeling resoneerde door de Doelen. Ik balde mijn vuisten en ging zitten. De avond kon niet meer stuk.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
Word in november en december lid met flinke korting. Je leest Vers Beton een jaar lang voor slechts €50. Help jij ons naar de 1500 abonnees?
Al 2 reacties — discussieer mee!
Heerlijk stukkie, Vin! Ik staar altijd gefascineerd naar de paukenist die na iedere slag zijn trommels bijstemt, oor vlakbij het gespannen doek en zachtjes tikken met de vinger.
Mijn favoriet is de paukenist. Bij een gemiddeld werk van een uur is zo’n vent 55 minuten zijn pauk aan het stemmen, 4 minuten bezig om zijn slag te oefenen, 48 seconde klaar voor de aanslag, en 12 seconden effectief. Kan ik enorm naar uitkijken!