Adriaan Visser, voorheen directeur van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, is sinds vier maanden wethouder in ‘zijn’ stad, onder andere van Financiën. Verder is hij ook verantwoordelijk voor Cultuur. Vincent Cardinaal zocht de wethouder op en maakte een portret van een man die er voor gaat.
Kleren maken de man. Een cliché van aanzienlijke proporties, natuurlijk. En toch, in het geval van wethouder Adriaan Visser zie je wel waarom het zo’n rotsvast gezegde is geworden. Visser is moeilijk te missen. Zowel zijn rijzige postuur in een gezelschap als online waar hij de twitterkampioen van het huidige college is. In persoon is Visser al net zo straight forward en aanwezig. Ik ben hem al een aantal keren tegen het lijf gelopen in de aanloop naar onze afspraak op het stadhuis. Hij handelde daarbij steeds volgens een sterk en zo te zien ook gemeend stramien. Hij staat erop getutoyeerd te worden. Dan volgen een warme handdruk en een paar perfect gemikte opmerkingen die je doen beseffen dat deze man de boel in de gaten houdt. Zijn gave pakken doen de rest. Ja, een zekere George Clooney-factor kun je de bewindvoerder niet ontzeggen.
Maar – steekt er ook daadwerkelijk iets achter die sterke appearance? Waarom kiest een man met een toppositie binnen de hoogste ambtenarij ervoor om zijn hoofd in de strop van de Coolsingel te stoppen? En hoe kijkt hij naar zijn stad en de culturele component daarvan? Een gesprek met een gemotiveerd mens.
Adriaan – allereerst: is Rotterdam een cultuurstad?
“Ha, daar gaan we weer. Ja, ik vind Rotterdam ontegenzeggelijk een cultuurstad. Maar wel eentje met een bijsluiter. We hebben hier hartstikke veel jong potentieel en een heel dynamisch veld. De stad is goed in het oprichten van iconen en daarmee zich profileren. Dat is belangrijk.”
Jij komt van de stadsontwikkeling – moet cultuur een PR-middel zijn?
“Het is een pr-middel! En tegelijk is het ook onderdeel van het DNA van een stad. En ik vind dat je onophoudelijk voor dat laatste moet gaan, en dan komt het met die profilering ook in orde. Geef de sleutels van de stad aan de nieuwste generaties. Zij zijn nog niet zo bezwaard met allerlei bagage. Daarnaast moet je succesvolle ondernemers binnen de kunsten en het uitgaansleven ook niet in de weg gaan zitten. Wat zich heeft bewezen verdient steun. En als je samenwerking kunt bewerkstelligen tussen die partijen kun je echt vooruit.”
Adriaan Visser
Adriaan Visser (1965) is wethouder van Financiën, Binnenstad, Cultuur en Sport binnen het huidige college van B&W van Rotterdam. Eerder was Visser directeur van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en directeur van Platform31, een kennisorganisatie voor stedelijke ontwikkeling. Zijn vader is emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde Henk Visser, die mede aan de basis stond van het Sophia Kinderziekenhuis.
Over je stokpaardje samenwerking komen we zo nog wel te spreken. Ik wil eerst een niet zo geslaagde component van Rotterdam Cultuurstad van je horen.
“Nou, de tegenhanger is nog altijd dat deze stad niet over de ruimste portemonnee beschikt. Men heeft hier niet aan de lopende band geld te besteden aan cultuur. Dus moet je kiezen en dat is precies wat ik wil stimuleren. Waarom zouden we steeds tien keer voor een zesje gaan als we ons ook vijf keer voor een acht kunnen inzetten?”
Zeg het maar.
“Laat ik het zo verwoorden: de cultuurgeschiedenis van deze stad heeft een nogal, eh, subsidieachtig aura gekend (glimlacht diplomatiek). Dat is nu aan het veranderen. Je track record als ondernemer gaat, nee, moet een rol van betekenis gaan spelen. Er zijn natuurlijk gebieden, zoals educatie, die je nooit mag kapittelen vanuit de overheid. Het cultuurbudget zoals dat er nu ligt wordt niet verder uitgehold met bezuinigingen. Dat hebben we echt uit het vuur gesleept in het coalitieakkoord. Maar er kan en gaat in principe ook geen cent extra meer in. De mogelijkheden zijn nu uitgetekend. Zo moeten we verder.”
De RRKC constateert in een midtijdse evaluatie van het huidige Cultuurplan dat ‘de rek eruit is’. Zij zien het dus minder rooskleurig?
“Nou ik interpreteer die opmerking als volgt: het heeft geen zin meer om te proberen het elastiek verder op te rekken. We zitten aan de maximale spankracht. Maar dat betekent geenszins dat er niets mogelijk is! Alleen: er zullen nieuwe methoden ontwikkeld moeten worden. Er zijn echt voldoende gebouwen. Actie moet in programmering gestopt worden. Daar is de winst te behalen.”
Dat vind ik een opvallende opmerking van iemand die volmondig een nieuw collectiegebouw van Boijmans bepleit.
“Tja, dat is nu eenmaal echt nodig. Mensen realiseren zich vaak onvoldoende dat die schitterende, belangrijke erfgoedcollectie nu al in een gemeentepand zit. En niet op de meest fraaie locatie.”
Je doelt op Metaalhof – een troosteloos pand op een industrieterrein nabij station Alexander.
“Ja, inderdaad. De meeste mensen hebben geen idee dat een groot deel van de Rotterdamse collectie daar nu ligt. Het is van belang dat naar de stad te halen en ook een mooie publieksfunctie te geven en te laten zien wat werken met kunst inhoudt. Zo winnen museum én de stad allebei.”
Toch hoor ik dit verhaal bijna nooit zo uitgelegd. Het gaat allemaal over profilering van de stad. Vertel gewoon dat belangrijke erfgoedverhaal. Die collectie is van ons allemaal!
“Nou, ik vind dat de discussie inmiddels echt wel de goede kant uitgaat. Het steggelen over het Museumpark is nu wel geweest. Nu vooruit, in samenwerking met alle partijen.”
Boijmans heeft zelf niet echt uitgeblonken in de PR.
“Nou, tijdens het festival Wereld van de Witte de Withkwartier zie ik ze volop meedoen met het straatprogramma, Sjarel Ex schuift overal aan en…”
…tegelijk doen ze niet mee aan de Museumnacht, een veel groter evenement.
“De reden dat ze daar niet aan mee hebben gedaan was een begrijpelijke – het is peperduur om een heel museum open te houden voor een avond. Maar, voor je weer begint tegen te sputteren: ik ben met je eens dat het schandalig is dat Boijmans totaal niet open is op Museumnacht. Zeker niet als je de stad wilt overtuigen van een belangrijk project.”
Cultuurplan 2017-2020
Het Rotterdamse Cultuurplan herbergt alle instellingen die gedurende vier jaar recht hebben op structurele subsidie van de gemeente. Dit plan valt onder verantwoording van de wethouder Cultuur en wordt definitief vastgesteld door de gemeenteraad. De Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur speelt een belangrijke rol in dit proces. Zij beoordelen aan de hand van onafhankelijke commissies wie wel en geen plek zou moeten krijgen. De wethouder neemt dit advies in de praktijk grotendeels over. De zogeheten ‘uitgangspuntenbrief’ is het startpunt van dit alles; hierin geeft de wethouder aan waar alle aanvragen aan moeten voldoen. In het Directeurenoverleg zetelen alle instellingen uit een lopend Cultuurplan.
Je zit nu halverwege een cultuurplan, je bent net wethouder. Heb je zelf al ideeën over het Cultuurplan 2017-2020 dat jij moet gaan uitzetten?
“Daar moet die samenwerking die ik zo bepleit zich echt gaan manifesteren. Je weet dat de verantwoordelijk wethouder de zogenoemde uitgangspuntenbrief schrijft? Mooi. De RRKC stelt dan commissies in en die beoordelen alle aanvragen per sector. De uitgangspuntenbrief stelt de voorwaarden voor aanvragen vast. Ik wil dat in samenwerking met de sector gaan doen. Op een veel meer directe wijze dan tot nu toe gebruikelijk was. Het plan is rechtstreeks met het zogenoemde Directeurenoverleg in debat te gaan. Wat willen zijn nu graag terug zien? Wat moet duidelijker? Dat zal zijn vruchten afwerpen.”
Hoe dan? Want op deze wijze lijkt het ook alsof de sector zelf mag bepalen wat ze indient.
“Zo moet je het niet zien. Kijk, geen stad maakt op dezelfde wijze een cultuurplan, of hoe ze het ook noemen. Ik vind dat de discussie binnen de stad de ruggengraat van het beleid moet vormen. Dat moet dus ook mee in het hele cultuurplanproces. De sector moet zelf gaan corrigeren, minder aan de zijlijn staan.”
Een andere interessante case is natuurlijk het ontbrekende poppodium. Of vind jij het stiekem helemaal niet ontbreken?
“Ik vind niet dat het er per se moet komen, of althans: ik ga er geen speerpunt van maken vanuit mijn persoonlijke beleid als wethouder. Maar ik vind wel dat we het missen. En de gemeente moet eenieder met een goed plan te woord staan en ze waar mogelijk helpen. Dat zal waarschijnlijk in de vorm van een subsidie zijn. Alleen ik vind dat het echt 100% van onderop moet worden opgebouwd. De gemeente is nadrukkelijk geen flappentap.”
Tot besluit – ik zit me nu al de hele tijd af te vragen waarom jij nou eigenlijk wethouder bent geworden. Als directeur kon je toch veel sneller schakelen?
“Het werd me gevraagd. Ik voel me daardoor ontzettend vereerd en vond dat ik het moest doen, ook voor ‘mijn’ stad.”
Je gaat me toch niet vertellen dat je er zo één met een roeping bent he?
“Haha! Nee, dat is veel te sterk gesteld. Laat ik het zo uitleggen. Mijn vader was hoogleraar kindergeneeskunde, zoals je misschien weet. Hij heeft zijn hele carrière voor academische ziekenhuizen gewerkt, voor de universiteit. Voor de publieke zaak. Zo ben ik opgevoed. Als je de mogelijkheden hebt of krijgt moet je wat terug doen voor de plaats die je die kansen verstrekt. Zo kom je vooruit als maatschappij.”
Oftewel: als de Vissertjes iets ondernemen, dan is het niet alleen voor henzelf?
“Zo is het.” (lacht)
Afgelopen week maakte het Rotterdams gemeentebestuur bekend dat het openstaat voor aanvragen voor subsidie voor een nieuw poppodium. Het interview met wethouder Visser was toen al achter de rug. Zijn woordvoerder laat weten dat de uitspraken van de wethouder in dit interview niet contrasteren met de oproep en dat poppodia “altijd een vorm van subsidie nodig zullen hebben”. Zij benadrukt verder dat de wethouder geenszins van plan is om van bovenaf de totstandkoming van een eventueel podium te regisseren of te financieren.
Gerelateerde inhoud
Steun onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam
We kunnen deze artikelen alleen maken dankzij onze leden. Lees onbeperkt alle artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.
Nog geen reactie — begin de discussie!