Als columnist Vincent Cardinaal naar zijn baantje forenst, ziet hij een meid. Zo een die Jan Wolkers had kunnen verzinnen. Alleen heeft deze Red Bull.
In de trein zit ik tegenover een vrouw van een jaar of dertig, stevig gebouwd. Niet dik, maar met uit de Hollandse polderklei getrokken schouders en armen en ragfijn melkblond haar. Ze heeft een rood aangelopen hoofd. Dit is iemand die je met goed fatsoen ‘een meid’ kunt noemen.
Het is zeven uur ’s ochtends. Ik ben onderweg naar mijn baantje-om-de-studieschuld-af-te-lossen. Zij draagt een polo van Xenos en zucht eens goed. We zijn forenzen, van de soort die niet al te hoog op de maatschappelijke ladder staan. Het meisje blijft zuchten en ze kreunt er nu een beetje bij. Ze wrijft over haar voorhoofd. Er parelt zweet langs haar slapen. Ze wekt de indruk een fikse kater te hebben.
Ik denk aan Jan Wolkers. Bij hem zou ze ongetwijfeld Paula heten. Ze zou uit een dorp naar de grote stad zijn gekomen. Op de vlucht voor haar gereformeerde afkomst en op zoek naar iets dat voor echt kan doorgaan. Wat dat dan ook is. Wolkers zou met haar in gesprek raken. Hij zou een platte en tegelijk poëtische opmerking over de Bijbel hebben gemaakt waarbij de lichaamssappen geen kinderachtige rol spelen. Verder iets over de dood. Eros én Thanatos, voor minder deed Jan het tenslotte niet. Paula zou natuurlijk een ‘hete meid’ blijken te zijn en Jan zou haar kordaat hebben genomen op het toilet van het dichtstbijzijnde station. Dat geluk is mij helaas niet gegund deze ochtend.
Ze neemt haar telefoon op nadat een idiote ringtone heeft geklonken. Hoe ze heet, kom ik niet te weten maar wel dat een man haar heeft teleurgesteld. Ze strooit wat met verwensingen in het gesprek en hangt dan zonder gedag te zeggen op. Ze opent haar tas en haalt er twee blikjes Red Bull uit. Die drinkt ze met ferme slokken achter elkaar op, waarna ze haar mond met de mouw van haar jas schoonveegt.
Het zweet breekt haar nu pas echt goed uit. Met een lompe handeling ritst ze haar jas volledig open. In een andere setting zou het iets erotisch hebben maar ik krijg vooral zin een arm om haar heen te slaan, haar gerust te stellen. ‘Ja meid, we zijn allemaal klootzakken, het is waar. Maar ergens is er vast een loebas die er voor gaat zorgen dat je niet meer zo vroeg naar de Xenos hoeft.’
Ze staat op, ze moet er uit. Ik ook. Ik loop wat weifelend achter haar aan als een wat oudere man haar per ongeluk de pas afsnijdt. ‘Ken je niet uitkijken ofzo, lulhannes?!’ Ze sist het in zijn oor. De betovering is gebroken.
Op het perron zie ik haar de OV-poortjes open beuken. Een steward van de NS wil er iets van zeggen maar bedenkt zich op het laatste moment. Ze spuugt op de grond en verdwijnt dan om een hoek. Ik heb me vergist. Dit is wel degelijk een ‘hete meid’. Maar dan van de soort die Wolkers niet had kunnen bedenken.
Columnist Vincent Cardinaal trakteert iedere week op een stadse observatie.
Al 2 reacties — discussieer mee!
Prachtig verhaal Vincent, meer van dit soort forenzenverhalen aub 🙂
arme Paula