Ga naar de inhoud

Willen we van Rotterdam wel een Parijs maken?

De Markthal is razendsnel uitgegroeid tot het symbool van de botsende interpretaties over wat Rotterdam is of zou moeten zijn. Bij het heruitvinden van de stad verliezen we de sociale realiteit vaak uit het oog. Misplaatste vergelijkingen met New York, Parijs, of Barcelona verdoezelen de vraag waar het echt over zou moeten gaan: voor wie doen we het nu eigenlijk?

markthal_tourists_rachel_sender-lowres
markthal beeld: Rachel Sender

Al sinds ik in Rotterdam woon (sinds 2000) geldt de stad als hot. Van Erasmusbrug (1996) tot Culturele Hoofdstad (2001) tot Markthal (2014): steeds is er aanleiding voor het heruitvinden van de stad. Rotterdam is voortdurend in wording en dat is natuurlijk deel van de aantrekkingskracht. Ik juich als Rotterdammer enthousiast mee, maar zou ook graag zien dat er iets politieker wordt gesproken over voor wie Rotterdam nu eigenlijk precies hip en happening is, en voor wie nieuwe ontwikkelingen goed zijn.

Retoriek

Dit is zo’n redenering die steeds maar weer als vanzelfsprekend verschijnt: “Steden moeten steeds meer concurreren om bezoekers, bewoners en investeringen. Ze opereren op een internationale marktplaats van steden en het is goed voor iedereen als die strijd wordt gewonnen.” De retorisch handig gepresenteerde keuze lijkt deze: internationale topstad worden of achterblijven. Achterblijven: dat moeten we natuurlijk niet willen. Uit naam van die internationale concurrentiestrijd wordt dan geïnvesteerd in landmarks, evenementen en goede pers. Dit soort uitspraken gaan echter voorbij aan de vraag van wie de stad nu eigenlijk is. Die vraag is juist in Rotterdam blijvend relevant.

Ook ik vind het nieuwe Centraal Station heel goed gelukt, kom graag in de Fenixloods en zal ook vast een keer zes euro uitgeven voor een met de hand gebakken brood in de Markthal. Het zijn mooie voorzieningen en natuurlijk ook visitekaartjes. Maar de belangrijke vraag is: voor wie zijn het mooie voorzieningen? De retoriek dat zulke voorzieningen voor de hele stad goed zijn en dat we er daarom allemaal blij mee moeten zijn, is weinig specifiek en meer dan eens erg aanmatigend. Het verzet dat de Markthal naast de feestelijk ontvangst opriep, getuigt ervan dat niet álle Rotterdammers blij zijn met de nieuwste luxe winkelgelegenheid.

Botsende interpretaties

De Markthal is razendsnel uitgegroeid tot een symbool van een botsing tussen interpretaties van wat Rotterdam is of zou moeten zijn. Aan de ene kant staan de verdedigers van de markt zoals die was, de verdedigers van een Rotterdam voor de arbeider, voor het niet-lullen-maar-poetsen-cliché. Arjen van Veelen en Zihni Özdil noemden de Markthal in een weinig genuanceerd stuk in NRC Handelsblad zodoende een ‘clusterfuck’ van een ‘yuppenhut’ in ‘Rotterdams oorlog tegen de armen.’ Aan de andere kant staan de pleitbezorgers voor een nieuw Rotterdam voor  ‘kansrijken’, ‘creatieve industrie’ en ‘upgrading’. Zij zijn blij met de Markthal vanwege de vermeende aanzuigende werking van zo’n voorziening op bepaalde groepen consumenten.

Rotterdam is een stad met een zwaar industrieel verleden. De snelle groei van de stad aan het begin van de twintigste eeuw, de massale immigratie van arbeiders, de haven: het zijn nog altijd belangrijke bouwstenen. Ook in 2014 gebruiken we nog de welbekende clichés als dat ons uitkomt: de stad is no-nonsense of een stad van harde werkers. We laten het verleden prachtig inpassen in wat nu goed in de markt ligt. Maar alle lof over opgerolde mouwen ten spijt, de stad probeert ook voorbij dat industriële verleden te geraken. Dat moet ook, want de haven geeft niet meer zo veel werkgelegenheid en de banen die daar wel zijn, zijn steeds minder geschikt voor laaggeschoold personeel.

Hummers en schimmel op de muur

Het is daarom noodzakelijk om na te denken over het heruitvinden van de stad. Die heruitvinding is ook een continu politiek project waar forse belangenverschillen spelen. Het spreken in termen van ‘goed voor de stad’ of ‘hot’ verhult die belangenstrijd. In die termen lijkt een luxere straatsteen op de door de gemeente verbrede stoep (of moet ik zeggen: boulevard?) van de Meent voor iedereen goed. Het levert immers bedrijvigheid op. Er rijden Hummers, er hangen glimmende jassen in de winkels, er wordt witte wijn gedronken.
Maar de meeste Rotterdammers komen enkel op de vernieuwde Meent als ze de straat oversteken richting de Markt. Veel Rotterdammers wonen sinds jaar en dag op een te klein appartement in een wederopbouwflat. Als het tegenzit met schimmel op de muren, omdat de flats in de haastige jaren na de oorlog zijn gebouwd.

Voor hen is het kleden en voeden van kinderen een dagelijkse rekensom waar geen geld voor café lattes van overblijft. De belangen van deze Rotterdammers zijn heel anders dan die van de bewoners van de luxe driekamerappartementen in de binnenstad. Daarmee is niet gezegd dat lattes verkeerd zijn of dat de stad vooral voor de armen moet blijven, maar wel dat we kritisch moeten volgen wat uit naam van ‘de stad’ gebeurt.

Visitekaartje voor de visite

Want hoewel aan leefbaarheid veel lippendienst wordt bewezen, lijkt het er vaak op dat in de binnenstad de ‘bezoekbaarheid’ wint. Bezoekbaarheid is een – toegegeven, lelijk – begrip uit de stadssociologie dat duidt op het creëren van ruimte voor bezoeker; ruimte in kwantitatieve en in kwalitatieve zin. En het lastige daarmee is: met visitekaartjes moet je oppassen dat het niet enkel voor de visite is.

Voor de meeste mensen zijn de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woonruimte cruciale aspecten van leefbaarheid. Die aspecten hebben nog al eens te lijden onder de druk om bezoekbaar te zijn. De winnaars van de internationale competitie tussen steden trekken grote toeristenstromen en investeerders. Natuurlijk leven veel Amsterdammers, New Yorkers en Parijzenaars van het toerisme en de bijbehorende bedrijvigheid. Maar tegelijkertijd concurreren luxe winkels, restaurants, hotels en steeds duurder wordende koopwoningen gewone stadsbewoners de binnenstad uit.

Het is natuurlijk een overtrokken vergelijking. Rotterdam is geen Parijs of New York. Maar stadsbestuur en stadsoptimisten maken die vergelijking zélf vaak wel, ter illustratie van de Rotterdamse ambitie. Van een grappend Manhattan aan de Maas, tot burgemeester Aboutaleb die het Noordereiland vergelijkt met het Île de la Cité, of vergelijkingen tussen de Markthal en Barcelona.

Misplaatste vergelijkingen

Die getrokken parallellen zijn misschien vleiend. Maar ze geven ook vorm aan ambities voor de stad, waarvan het zeer de vraag is of ze voor iedere Rotterdammer gunstig zijn. De Village in New York of de Rive Gauche van Parijs zijn inmiddels onbetaalbaar – ook voor New Yorkers en Parijzenaars. Zelfs al zou het mogelijk zijn daar op te lijken, de vraag moet zijn: willen we dat?

Willen we een stad waar de buitenruimte wordt vormgegeven aan de hand van het concept City Lounge? Willen we wel een stad waar jonge Rotterdammers tegelijkertijd met een samenscholingsverbod uit diezelfde loungestoelen worden verjaagd? Willen we een stad waar de toegankelijkheid van de openbare ruimte en van woonruimte zo ongelijk verdeeld is? Willen we steeds aan Rotterdammers communiceren dat ook zij een ‘upgrade’ nodig hebben?
Het zijn politieke vragen die horen bij het collectieve project om Rotterdam steeds opnieuw uit te vinden. Natuurlijk horen daar vergezichten voor de hele stad bij. Maar het is belangrijk de sociale realiteit daarbij niet uit het oog te verliezen en misplaatste vergelijkingen met wereldsteden niet de maat te laten slaan.

Dit is een bewerkte versie van de column die Marguerite van den Berg op 22 oktober 2014 uitsprak op een debatavond over het thema Aantrekkelijke stad aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Gerelateerde inhoud

Steun onafhankelijke journalistiek

Als abonnee van Vers Beton kun je alle artikelen onbeperkt lezen en delen met je eigen netwerk.

Misschien vind je dit ook interessant

  • “Er zit een groot gat tussen de belevingswereld van jongeren en de stad”

    • Stadmaken

    Duizenden brugklassers komen deze dagen thuis met het gifgroene boek Metro 010 in hun schooltas, een graphic novel over de geschiedenis van Rotterdam. Dit boek is het succesvolle passieproject van Ellen Schindler, partner bij ontwerpbureau De Zwarte Hond. Momenteel wordt gewerkt aan een Groningse en Berlijnse editie. Een gesprek over hoe je jongeren serieus en structureel kunt betrekken bij stadsontwikkeling.

  • Antonio: het verhaal van een verzetsheld uit de Rotterdamse slavernijgeschiedenis

    • Wetenschap en onderwijs

    Rotterdam speelt een belangrijke rol in ons slavernijverleden, maar die geschiedenis ligt nog veelal begraven in internationale archieven. Loulou Drinkwaard verdiepte zich in de levensloop van Antonio, een man die stierf op een Rotterdamse plantage nadat hij zich herhaaldelijk verzette tegen een leven in slavernij.

  • Studenten, hou de EUR een spiegel voor en eis een debat

    • Wetenschap en onderwijs

    Een nieuw dieptepunt in het tegenwerken van studentendemonstraties, volgens Bas Keemink: vlak voor een aangekondigd studentenprotest sluit de Erasmus Universiteit al haar vestigingen. Niettemin betreurt Keemink ook de “nogal overdreven” reactie van de studenten: ze willen geen debat, maar een revolutie. Een opinie.

  • Alle artikelen

De Stadsagenda

  • Castle is een Amerikaans/Canadees duo dat zich bezig houdt met een fijn klinkende combinatie van doom en heavy metal.

    Venue: V11
    Datum:
  • EXTRA SPACE

    • Evenement

    Een literaire wandeling langs bruine cafés.

    Venue: Café de Schans
    Datum:
  • Het Lloydkwartier krijgt een unieke theatervoorstelling, gemaakt en gespeeld door de mensen die er wonen.

    Venue: Lloydkwartier, kop van de Lloydpier
    Datum:
  • Bekijk de agenda

De leukste vacatures in en om Rotterdam