In samenwerking met Rotterdamse Nieuwe portretteert Vers Beton jonge, spraakmakende ondernemers in de stad. Wie zijn ze, waar komen ze vandaan en wat doen ze? In deze aflevering spreekt Dore van Duivenbode met Bruce Tsai-Meu-Chong en Linda van der Vleuten, oprichters van van het platform voor hedendaagse kunst Opperclaes.
Bruce duwt de deur open, in zijn handen drie koppen thee, net gezet in hun aangrenzende woning. In de expositieruimte van Bruce Tsai-Meu-Chong en Linda van der Vleuten op de Claes de Vrieselaan een tafel, stoelen en een gloeiende elektrische kachel. Want tja, een hoog plafond en enkelglas. Aan de muren kunst. Groots, maar met een kleine k. Bruce: “Wij zijn laagdrempelig en nuchter.”
Wat betekent Opperclaes?
Linda: “Claes omdat wij gevestigd zijn op de Claes de Vrieselaan.”
Bruce: “Opper van opperhoofd, opperbaas, upperclass. Allemaal dingen die wij niet zijn. Wij zijn geen upperclass of chique galerie.”
Wat doen jullie?
Linda: “Wij organiseren exposities hier op de Claes de Vrieselaan en werken aan verschillende projecten op locatie.”
Bruce: “Na ons afstuderen [Bruce studeerde aan de Hoge School voor de Kunsten in Utrecht, Linda aan de St. Joost in Breda, red.] zagen wij dat er voor een bepaald soort kunstenaar nauwelijks plek is om te exposeren. Startende kunstenaars bijvoorbeeld, maar ook illustratoren, grafisch ontwerpers, filmmakers en fotografen. Galeries vinden hun werk niet autonoom genoeg. Wij willen een plek creëren voor kunstenaars die niet in de aandacht staan. Voor hen en voor de bezoeker, zodat die meer te zien krijgt dan de gebaande kanalen.”
Linda: “Inmiddels zijn we een creatief projectbureau waarin we bijvoorbeeld ook projecten uitzetten naar kunstenaars binnen ons netwerk. Maar onze kerntaak is het bieden van een podium.”
Hoe Rotterdams is jullie bedrijf?
Linda: “Ik kom uit Limburg, Bruce uit Brabant.”
Bruce: “Maar ondanks dat wij uit het zuiden komen, past Opperclaes perfect bij het karakter van Rotterdam, denk ik. Hier vormen de dingen zichzelf, ze hoeven niet bij voorbaat passend te zijn. Zo werken wij ook. Van ons hoeft kunst niet te kloppen.”
Geldt dat ook voor jullie onderneming of ging daar een doortimmerd business plan aan vooraf?
Linda’s lach schatert door de ruimte.
Bruce: “Nee dus, geen business plan.”
Linda: “In eerste instantie kregen wij de mogelijkheid dit pand drie maanden te gebruiken. Die maanden propten wij vol met exposities. Drie maanden werden er vier, vier werden er zes. Inmiddels gaan wij het vijfde jaar in.”
Kennelijk weten de mensen jullie dus wel te vinden, ondanks dat er geen uitgewerkte strategie aan voorafging. Hoe verkopen jullie jezelf?
Linda: “Via de website. Ook doen we het één en ander op social media en hebben we laatst een krantje gemaakt. Maar verder doen we er eigenlijk niets aan. Koude acquisitie is niks voor ons.”
Bruce: “Wij verkopen onszelf door met anderen samen te werken. Hierdoor is Opperclaes eigenlijk vanzelf gegroeid. Zo rollen we van de ene samenwerking in de andere. Wij gingen bijvoorbeeld met Aruna Vermeulen van het HipHopHuis aan de slag. Zij heeft ons vervolgens weer aan nieuwe samenwerkingen geholpen.”
Linda: “En door snoeihard te werken. Wij willen aan bedrijven laten zien dat wij geen vage kunstenaars zijn die maar een beetje komen aankliederen. Dus werken wij extra hard om onszelf te bewijzen.”
Wat was jullie slimste zet tot nu toe?
Linda: “Het zijn zó veel zetten, eigenlijk kun je er daar niet één uit filteren. Toch blijft de simpelste ook de slimste: het gewoon gaan doen.”
Wat hadden jullie met de kennis van nu anders gedaan?
Bruce: “Soms voel je, voordat je een opdracht aanneemt, dat hij niet helemaal bij je past. Maar zeker in het begin is het moeilijk om ‘nee’ te zeggen. Iedere opdracht betekent immers geld. In de loop der jaren hebben wij echter geleerd beter naar ons instinct te luisteren.”
Linda: “Bovendien zijn we omdat we dit zo leuk vinden, maar ook door die geldkwestie, snel geneigd teveel hooi op de vork te nemen. En dat is zonde, want we willen ook geen half werk leveren.”
Al één reactie — discussieer mee!
Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar wat Bruce nu precies bedoelt met “Dat de gemeente altijd in dezelfde vijver vist, terwijl in Rotterdam zoveel meer kunstenaars en programmeurs actief zijn. Ideeën blijven hierdoor te vaak liggen.”
Op welke functies doelt hij dan precies?