Een joint was geen probleem, maar een pakje appelsap wel. Columnist Vincent Cardinaal liep na zijn vuurwerkveroordeling een ernstige allergie op voor Bureau HALT.
Ik sta bij de brievenbus van mijn flat, als de buurvrouw komt aangehold. Ze oogt bang. “Vreselijk, ze beginnen ieder jaar eerder met knallen. Ik vind het zo eng, ik denk dat ik maar binnen blijf tot 2 januari.”
Zelf heb ik nooit interesse in vuurwerk gehad. Toch mocht ik ervoor naar Bureau HALT in de winter van 1997. Een van de gasten waar ik toen mee omging, had een slof astronauten van een neef gekregen. Terwijl hij ze afstak, hing de rest ongeïnteresseerd aan de rand van de bevroren Plas. We keken naar schaatsende meisjes, maar durfden natuurlijk geen poot uit te steken. Op een bepaald moment voelde ik een zware hand op mijn schouder. Ik draaide me om en keek in het gezicht van een oudere man, met een geruite pet.
Eerst dacht ik dat het een vader was die verhaal kwam halen wegens het geknal, maar het bleek een agent in burger. Hij toonde me zijn penning en ik moest mee. Als enige.
In een hokje van de boswachter werd ik als een echte verdachte aan een tafeltje gezet. De man met pet en een geüniformeerde agent onderwierpen me aan een verhoor. Waarom ik vuurwerk had afgestoken (had ik niet). Of ik dat normaal vond (ik had het niet gedaan, maar: nee. Of ja. Wist ik veel.) en bovenal: wie er nog meer aan hadden meegedaan (ik was geen verrader, ik zei niets). Daarna lieten ze me lopen na eerst mijn gegevens te hebben genoteerd. Thuis kreeg ik een telefoontje. Ik mocht me bij Bureau HALT melden, toevluchtsoord voor minderjarigen die zo geen ‘strafblad’ hoefden op te lopen.
Mijn straf bleek te bestaan uit een voorlichting en ‘vier uur werk’ – het aanleggen van een stuk bospad. Bij de voorlichting ging het al direct mis. Laconiek reageren op het verhaal van een gozer die zijn onderarm was kwijtgeraakt na een weckpot vol strijkers te hebben gefabriceerd, bleek niet de bedoeling. Ik nam het niet ‘serieus’ volgens een kenau die mij de rest van de dag kwaad aankeek. Daarna mochten we ons in het bos melden. De kenau nam ons mee naar buiten, waar we met houtsprokkels, kruiwagens en harken aan de slag moesten.
Daar stond ik dan, te midden van Rodneys en Ricky’s die de begeleiders van HALT bij hun voornaam noemden. Ze wisselden onderling tips uit over het openbreken van scootersloten. Ik kwam zelf in de problemen nadat ik een meegenomen pakje appelsap dronk en dit netjes terzijde legde om later weg te gooien. De kenau rook wraak. Met veel misbaar dreigde ze met een ‘extra straf’. Dat de jongens achter ons een joint draaiden, was geen probleem. Het ‘appelsapincident’ liep met een sisser af. Ik mocht ‘gewoon’ naar huis. Bij een volgend incident met vandalisme (dit keer was ik wel schuldig) koos ik voor de boete. HALT mocht hun ridicule toneel voortaan zonder mij opvoeren.
Jaren later ontplofte het HALT-hok in het bos door een gaslek. Er raakte iemand bij gewond. Ik dacht aan de kenau en trok de conclusie: net goed.
Vincent Cardinaal neemt even respijt. Schrijver in de stad keert terug op donderdag 15 januari 2015.
Nog geen reactie — begin de discussie!