Buitenbeentje X. bracht columnist Vincent Cardinaal de waarde bij van een open blik op de wereld. Al kwam dat besef pas jaren later.

Ik liep zondagavond over de Walenburgerweg. Er lag grofvuil op straat. Ik zag een vrouw een onooglijk stuk tapijt tussen een berg troep vandaan trekken. Een grofvuiljutter, een gekend fenomeen in de stad. Al zijn ze meestal mannelijk en zoeken ze naar bruikbaar spul, zoals een televisie of een magnetron. De vrouw keek blij naar haar verworven tapijt, waarop de vlekken talrijk waren.
Het deed me denken aan X., een voormalig klasgenoot. Al in de kleuterklas was hij blij met zaken die andere kinderen konden jeuken. Vormden wij kleurrijke bouwwerken met Duplo, dan rijgde X. de leeggedronken melkpakjes aan elkaar tot een soort sjerp. Daar liep hij dan de hele dag mee in het rond. Geplaagd werd hij niet, daar was hij te maf voor. Dat was ook de reden dat we toen een vorm van vriendschap hadden. Ik hoefde hem niet bij me thuis, maar zijn onaangepastheid had ik graag. Als twee lone wolves hingen we vaak in het hoek van het schoolplein.
X. bleef altijd een buitenbeentje. Hij droeg vaak twee verschillende sokken. Zijn lunch bestond uit een witte en een bruine boterham, op elkaar geplakt met pindakaas ertussen. Aan voetbal deed hij niet, hij speelde soms badminton met de meisjes. In de klas viel hij alleen op door zijn vreemde strapatsen én zijn gestotter. Dat laatste leek alleen maar toe te nemen naarmate de jaren vorderden. Het leidde ertoe dat hij op de middelbare school wél gepest werd, al kon het hem zichtbaar niet al te veel schelen.
Hij maakte die school niet af. Hij vertrok na het derde leerjaar. Niet uit onvrede. Zijn ouders, hij en zijn broers vertrokken naar het Midden-Oosten. Vader was een van de eerste gelukszoekers in wat nu de belastingoase Dubai is. Ik vernam niets meer van hem en tot zondagavond had ik nooit meer aan hem gedacht.
Thuisgekomen merkte ik dat de aanblik van de vrouw en de gedachte aan X. me wat deed. Was het sentiment? Of meer? Ik googelde zijn naam, maar kreeg weinig resultaat. Ik belde mijn neef, die hem wat beter kende omdat hij bij X. in de straat woonde. Hij vertelde dat de familie van X. al weer jaren in Rotterdam woont. X. zelf zit op de grote vaart, hij zou ‘iets’ met containers doen. Veel meer wist mijn neef niet.
Na te hebben opgehangen, wist ik wat me zo trof aan het verhaal van X. In een tijd dat ik het vooral bij mezelf zocht, liep hij de wereld al tegemoet met zijn open blik. Onbewust heb ik hem daar altijd om bewonderd. Het is misschien wel de aanleiding geweest om zelf wat vrijer in de samenleving te staan. Ik ben in ieder geval als persoon minder bezwaard geworden sinds ik me minder verzet, me minder laat tegenhouden door mijn zelfgecreëerde gevangenis van neuroses.
Ik dacht nog even aan het beeld van X. op een schip. Ik glimlachte. Ik zag hem het Suezkanaal passeren. Een Rotterdamse stotteraar met tonnen aan vracht, op weg naar de einder.
Wekelijks trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie.
Nog geen reactie — begin de discussie!