Een alcoholische Sinterklaas, die rochelend werd afgevoerd uit groep 4, was het enige verzetje dat columnist Vincent Cardinaal werkelijk leuk vond aan het kinderfestijn.

Als kind had ik weinig met Sinterklaas. Ik was altijd meer genegen om Kerst leuk te vinden – dat duurde langer, er was meer eten voorradig en bovenal: met Kerst gingen wij naar de bioscoop. Iedere tweede kerstdag wandelden wij in de kou van Crooswijk naar Cinerama of Lumière of Thalia en deden ons daar te goed aan de eerste voorstelling. Voor mij nog steeds het ultieme kerstgevoel. Sint had van alles met school te maken en daar werd het schoentje pas echt nauw. Ik vond school, mijn klasgenootjes en de leraren al een verzoeking op normale dagen – netjes in het gelid infantiele liedjes met ze zingen, behoorde daarom niet tot mijn hobby’s.
Eén keer was Sinterklaas wel draaglijk. En dat kwam geheel en al voor rekening van mijn ome Joop. Joop was niet echt een oom, want van een bloedband was geen sprake. Joop was een man die net als wij een huisje op Kruininger Gors had. En daar noemde je simpelweg iedereen oom of tante. Het ‘Gors’ – ik bracht er bijna een dozijn zomervakanties door en bijna al mijn weekenden van maart tot oktober. Joop was de gangmaker in de kantine. Een eeuwige vrijgezel die ‘s avonds kopstootjes dronk zolang de kastelein het hem toestond. Daarna brachten ze hem naar huis. Soms in een kruiwagen.
Behalve op Kruininger Gors was Joop ook in Crooswijk geen onbekende. Hij was er de postbode van dienst én om de een of andere reden was hij ooit gevraagd door een paar scholen om Sinterklaas te spelen. Gezien de geur van shag en jenever die hem vergezelde een gewaagde keuze. Toen ik in groep vier zat, kwam Joop ook bij ons de goedheilig man spelen – door hem ‘schijnheiligman’ genoemd, zoals ik later begreep. Ik herkende Joop meteen. De grote tatoeage van een anker op zijn pols kwam onder zijn kostuum uitgestoken.
Hij viel direct uit zijn rol door mij te groeten. “Hey jongen!” riep hij bij binnenkomst. Sommige kinderen keken me aan met een mengeling van ontzag en afgunst. Daarop ging Joop zitten. Net toen hij wilde gaan praten, kwam hij in een hoestbui terecht die het naderende einde van zijn leven deed vermoeden. Joop kreeg een glas water aangeboden, maar dat wilde niet naar binnen. “Heb je niets sterkers?” – onder die woorden werd Sint, pardon Joop, afgevoerd, de kinderen in verbijstering achterlatend. Ik vond het geweldig.
Ik liep de gang op. Joop lag, mijter en baard afgesmeten, op een paar aaneengeschoven stoelen. Een juf probeerde mijn zicht nog te verijdelen. Te laat. Luid rochelend kwam Joop overeind. We keken elkaar aan. Hij knipoogde. “Sint schept effe een luchie, knul. Vertel dat maar aan je vriendjes. Dan kom ik er zo aan.”
Waar Joop is gebleven? Ik heb geen flauw benul. Maar ieder jaar met pakjesavond denk ik met veel plezier terug aan zijn passage als Sinterklaas. En kijk ik vervolgens met genoegen uit naar kerst. Wat zou er in de cinema te zien zijn?
Wekelijks trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie.
Al één reactie — discussieer mee!
Hijs weer fain!