Als het aan wethouder Eerdmans ligt gaan we notoire overlastgevers onderbrengen in speciale asowijken. Om de verwachtingen een beetje te dimmen: bijna dertig jaar geleden zette Rotterdam een streep onder een halve eeuw beleid van isoleren en heropvoeden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het Brabantse Dorp op Zuid en Laag Zestienhoven in Overschie.
Wethouder Joost Eerdmans van Leefbaar Rotterdam wil notoire overlastgevers onderbrengen in wooncontainers aan de rand van de stad. De inspiratiebron voor dergelijke ‘asowoningen’, die al op diverse plekken in het land bestaan, is Denemarken. Daar begon men rond 2000 met zulke woningen, die in het Deens skaeve huse – rare huizen – heten.
Het is een succesformule, als we de evaluaties mogen geloven. Bijkomend voordeel van zo’n fris buitenlands concept: het doet je vergeten dat we ook een eigen traditie hebben op dit gebied.
Onmaatschappelijk
Tot ongeveer 1970 hadden diverse Nederlandse steden een aparte wijk voor ‘onmaatschappelijke gezinnen’. Den Haag nam in 1921 als eerste een dergelijke wijk in gebruik, Zomerhof. In 1925 volgde Utrecht met het Kerkwegcomplex en niet lang daarna Amsterdam met het Zeeburgerdorp en het Asterdorp.
In deze wijken werden families ondergebracht die vanwege hun afwijkende woongedrag niet in een gewoon huurhuis terecht konden. Vaak ging het om mensen die een grote huurschuld hadden, ruzie maakten met de buren of hun woning ernstig vervuilden. Ook mensen met crimineel gedrag, een alcoholprobleem of ouders die hun kinderen verwaarloosden werden wel tot deze groep gerekend.
Bedoeling was ze in deze complexen te heropvoeden zodat ze op den duur terug konden naar een normale woning. Vandaar dat ze ook wel woonscholen werden genoemd.
Gebombardeerd tot noodwoning
Rotterdam begon pas na de Tweede Wereldoorlog met woonscholen. Aanleiding was het bombardement van 14 mei 1940, dat circa 80.000 mensen dakloos maakte. Voor de mensen die door gebrek aan geld of een beperkt sociaal netwerk zelf geen onderdak konden vinden, bouwde de gemeente aan de randen van de stad en op de grond van buurgemeenten een reeks noodwoningen.
Vooral het complex aan de Noorderkanaalweg en het Brabantse Dorp aan het Zuidplein kregen al gauw een slechte naam. Daar woonden relatief veel mensen bij elkaar die het niet zo nauw namen met de geldende fatsoensnormen. Voor de gemeente Rotterdam was dat reden nu ook werk te maken van ‘onmaatschappelijkheidsbestrijding’.
Beschavingsoffensief
Na de bevrijding werd het complex aan de Noorderkanaalweg ontruimd, waarna een deel van de bewoners gedwongen verhuisde naar een leegstaand evacuatiekamp in Drenthe. Het Brabantse Dorp bleef open en ging vanaf eind 1947 officieel dienst doen als heropvoedingscomplex voor een paar honderd sociaal zwakke gezinnen. Daarbij ging het vooral om het aankweken van normbesef, want daar zou het vooral aan ontbreken.
Voor die beschavingsarbeid tuigde de gemeente een organisatie op met ongeveer veertig man personeel. Maatschappelijk werkers, gezinsverzorgers en geestelijk raadslieden gingen de bewoners bijstaan bij het huishouden, de opvoeding van de kinderen, en het omgaan met geld. Ook zagen ze toe op een ‘verantwoorde vrijetijdsbesteding’ in het wijkcentrum.
Vertrek
Nog afgezien van het feit dat sommige bewoners zich helemaal niet líeten heropvoeden, bleek terugkeer naar een gewoon huis vaak lastig te realiseren. De doorstroming was beperkt vanwege het enorme woningtekort, maar ook omdat verhuurders niet zaten te wachten op mensen die in het Brabants Dorp hadden gewoond. Bovendien wilde lang niet iedereen vertrekken, want de huren waren laag en de onderlinge contacten innig.
Begin jaren zestig vertrokken de bewoners alsnog, want het Brabants Dorp moest wijken voor stadsuitbreiding. Een deel vond elders een onderkomen. Een ander deel, vooral gezinnen die volgens de hulpverleners ‘blijvende zorg’ nodig hadden, kreeg in 1965 een huis toegewezen in het nieuwbouwwijkje Laag Zestienhoven of het naastgelegen noodwoningencomplex Landzicht. Daar in Overschie kregen ze gezelschap van enkele tientallen nieuwe probleemgezinnen van elders in Rotterdam.
Maatschappelijk belemmerd
Rond dezelfde tijd groeide de twijfel over het nut van dit soort projecten. Dat kwam voor een belangrijk deel doordat de ideeën over onaangepast gedrag aan het veranderen waren. De oorzaken van onaangepastheid werden niet alleen meer gezocht bij de betrokken individuen zelf, maar ook in hun omgeving en de maatschappij, die hun onvoldoende kansen bood op scholing en werk.
Het werk in Landzicht en Laag Zestienhoven ging weliswaar door, maar geleidelijk onder een andere noemer. Het heette geen onmaatschappelijkheidsbestrijding meer, maar opbouwwerk of buurtwerk. De bewoners werden niet langer bestempeld als ‘sociaal zwakken’ of ‘asocialen’, maar als ‘gezinnen met complexe sociale problematiek’ of ‘maatschappelijk belemmerde gezinnen’. En heropvoeden maakte stilletjes plaats voor activiteiten die moesten leiden tot de emancipatie van de bewoners.
Gevoel van onmacht
Eind jaren tachtig leken de hulpverleners bevangen door een groeiend gevoel van onmacht. Wat ze ook deden, steeds weer raakten gezinnen in financiële problemen, stopten jongeren met hun opleiding of verloren hun baan. Toen de buurtwerkers ongewild partij werden in een gewelddadige familievete, kwam er een einde aan de intensieve bemoeienis. In het voorjaar van 1992 sloot het wijkcentrum aan de Schipholstraat zijn deuren.
Een jaar later maakte een onderzoeker van de gemeente de balans op van bijna dertig jaar overheidsingrijpen. Het rapport leest als een oefening in nederigheid. De onuitgesproken conclusie: misschien hadden we de boel meer op zijn beloop moeten laten.
De bewoners bleven achter met de scherven: nog jaren na dato werden zij achtervolgd door het verleden van hun wijk. Om de zoveel tijd is de buurt weer even in het nieuws, bijvoorbeeld een aantal jaar geleden, na een grootscheeps renovatieproject of onlangs nog, toen de speeltuin was opgeknapt. En telkens worden de bewoners eraan herinnerd dat hun wijk nog altijd de reputatie van ‘indianendorp’ heeft.
Comeback
Het idee mensen onder te brengen in tijdelijke woningen buiten de stad is alweer een paar decennia helemaal terug op de agenda. Enkele gemeenten, zoals Kampen en Maastricht, zijn er in de jaren negentig mee gaan experimenteren.
Ook de woonschool leek rijp voor een comeback. In 2008 pleitte de directeur van woningbouwcorporatie Woonbron, Martien Kromwijk, voor de terugkeer ervan in Rotterdam. Hij had zelfs al een locatie op het oog: in de omgeving van het Zuidplein, waar ooit het Brabantse Dorp stond. Het is er niet van gekomen. Misschien waren er toch teveel mensen die er slechte herinneringen aan hadden.
Rubriek: Oude Koeien Wie het verleden kent, begrijpt het heden beter. Jacques Börger en Anne Jongstra blikken maandelijks terug op gebeurtenissen in het verleden van Rotterdam.
Al 10 reacties — discussieer mee!
En veel van die bewoners stemmen leefbaar?
Het zijn toch die type mensen die altijd leefbaar stemmen?
Duindorp,indianendorp,vreewijk,nagezanten van het oorspronkelijke witte dorp en bovengenoemde dorpen.
Typisch hoor:-)
Er zal behoorlijk veel animo voor zijn geloof me.
Hele groepen die gezellig bij elkaar willen wonen zonder bekijks of gezeik van omwonenden,zoals woonwagenbewoners ook pleiten voor eigen mensen in eigen buurten onder mekaar.
Ben wel benieuwd wat er met de leegkomende woningen gebeurt,wie er dan wel inkomen en of er geen intense jaloezie ontstaat bij achterblijvers.
Ik vind dat ook woonwagens en kampen meer mogen komen in de stad of omgeving,de druk in portiekflats en allemaal op mekaar wonen met burgers die elkaar irriteren is ook ellendig.
Het hele verhuurbeleid moet op de schop,ouderen bij elkaar in daarvoorbestemde 55 plusflats met ouderenproblematiek en zorg,en gezinnen in benedenhuizen met voorzieningen voor kids.
Alleenstaanden bij elkaar,kunnen ze ook ontmoeten enzo,wel onder de 65 erboven is ouderenzorg.
Meer 55plus flats met lage huren zal ouderen eerder aanmoedigen om drukke flats en straten achter te laten,zodat daar weer jongeren en meer levendiger mensen kunnen wonen.
En wijken voor gezinnen die wat drukker zijn is ook prima en wijken voor gelijkstemden zoals leefbaar heeft verzonnen kan zeer goed zijn voor bijvoorbeeld mensen met zelfde gedachtengoed en politieke voorkeur,kijk maar in duindorp.
Die willen heel graag bij elkaar zitten zonder anderen.
En kijk hoe toen EN nu het witte dorp gewild is,van oorsprong ook voor de door leefbaar genoemde groep.
En zo ook indianendorp en vele andere nooddorpen!
Nog iets,rotterdam is een levendige stad,aantrekkelijk voor toeristen,studenten met uitgaansleven en dito leefstijl:-)
Een wereldstad,druk,bezig en vooral vitaal en altijd in beweging.
Gezapige stadjes en dorpjes kun je niet met rotterdam willen vergelijken,ook buitenwijken als barendrecht,ommoord,prinsenland met vele 55pluswoningen waar ouderen heerlijk rustig,gezapig zonder herrie en andere dingen waarover zij klagen kunnen wonen met leeftijdsgenoten.
Lekker rustig,stil en waar ouderen niet hoeven te klagen over jongeren,uitgaanspubliek,studenten,muziek,visites,feestjes,kinderen,drukke pleintjes,spelende kinderen op straat,winkels die laat open zijn,cafe’s met druk publiek en allerlei andere dingetjes waar ouderen zich altijd obssesief druk om maken.
Er moet meer begeleiding en zorg naar ouderen die de rotterdamse mentaliteit niet aankunnen,deze mensen zijn zowat 80 en leefden in hun jeugd toen er nog paardentram reed en hun huisje nog in een wijk stond zonder auto of hedendaags stadsgevoel.
Deze groep zou met een soort beleid naar huizen en woonzorgflats kunnen verhuizen met subsidie voor kosten en dat de ouderen in een rustige,stille,gezapig voelende flat met hun leeftijdsgenoten kunnen leven.
De veelal lage huur en eenzaamheid die de ouderen vaak hebben is wat zij maar in hun oude woning doen blijven zitten.
Maar de altijd in ontwikkelende stad met diversiteit,drukte,levendigheid,toerisme en wereldstad die jongeren,studenten en gezinnen en mensen met inkomen die gezellig willen wonen,vrienden hebben,levendig zijn en daarom in wereldstad rotterdam willen wonen,daar kunnen die ouderen niet mee leven.
Het zou een optie zijn om verhuurders,een subsidie te geven vanuit de gemeente om ouderen van 70 of 80 voorrang te geven om in zorghuizen of rustige wijken waarzij met gelijkgestemden,zowel leeftijd als politieke en andere maatschappelijke voorkeuren kunnen genieten van hun laatste jaren.
Wellicht dorpjes met benedenhuisjes met tuintje en een zorginstelling in de buurt en enkel toegangklijk voor ouderen boven de 60 zal ook enorm aanspreken.
En ouderen actief benaderen om deze verhuizing met hulp uitteraard te overwegen.
In de naoorlogse woonscholen kwamen mensen terecht die niet in de sociale woningbouw terecht konden. Gewoon arm zijn kon ook al een reden zijn, of het niet hebben van vast werk. Heel veel bewoners voldeden weliswaar niet aan alle fatsoensnormen van die tijd, maar waren beslist niet per se mensen die er een zooitje van hadden gemaakt, zoals hierboven beweerd. Er was (net als na de Eerste Wereldoorlog) grote woningnood, en dus hadden velen geen keus. Al gauw steeg het percentage vermeende onmaatschappelijken van een half à één procent naar meer dan 10 procent van de bevolking. Je was al verdacht, als je niet naar lezingen op de radio luisterde maar naar dansmuziek.
Het complex aan de Noorderkanaalweg heette het Gelderse Dorp. Daarin belandden onder dwang die bombardementsslachtoffers die nergens anders terecht konden. De dienst Sociale Zaken kreeg de regie. Wetenschappers gingen de bewoners bestuderen en stelden ‘sociale en psychotechnische diagnoses’ op. Het rigide regime was in strijd met de bestaande wetgeving, maar de Duitsers deden natuurlijk niet moeilijk. Er werkte ene Joop Simonse als clubhuisleider, die meehielp met de ‘sociale diagnoses’. Jaren later deed hij de urgentieopleiding van de sociale academie. Zijn aantekeningen in het Gelderse Dorp vormden de basis van zijn afstudeerscriptie. Deze scriptie werd later hét handboek voor zogenaamd linkse opbouwwerkers (waarvan er heel wat in de Rotterdamse politiek belandden): Sociologie van de volksbuurt. Die volksbuurt was dus eigenlijk van oorsprong een barakkenkampje met onder dwang geplaatste door niemand gewenste oorlogsslachtoffers. En Simonse was geen socioloog.
Al in de oorlog had de gemeente geprobeerd van het Gelderse Dorp een concentratiekamp voor asocialen te maken, maar de politie weigerde dat te bewaken. De Canadezen dachten hen bevrijd te hebben, en brachten de bewoners naar het hotel van de HAL (nu hotel New York). Maar de gemeente Rotterdam wilde ze daar zo snel mogelijk weg hebben, en voerde een al in de oorlog gemaakt plan uit: zo ver mogelijk weg. In Drenthe waren werkkampen door de bevrijding leeggestroomd. Het Rijk wilde daar NSB’ers in opsluiten. Rotterdam was dat voor: half juli 1945 werden de bewoners van het Gelderse Dorp door de Canadezen en de BS afgevoerd naar kamp Mantinge.
Een van de grootste woonscholen was overigens die in Haarlem: het Thorbeckekwartier uit 1927.
Ik zou de wethouder aanraden om eens het boek ‘Het pauperparadijs’ van Suzanna Jansen te lezen. Dan komt-ie er wel op terug…
gelukkig zijn niet alle ideetjes van martien kromwijk gerealiseerd
Aan de Noorderkanaalweg lagen drie wijkjes met noodwoningen: Gelders Dorp, Utrechts Dorp en een naamloos complex met houten noodwoningen. Als wij over de Noorderkanaalweg spreken bedoelen we dit laatste complex. Hier woonden ook de mensen die later naar Drenthe zijn gebracht. Dit hebben we ontleend aan het artikel ‘Beschavingsarbeid in de Rotterdamse noodwoningencomplexen 1940-1970‘ en de doctoraalscriptie ‘Van puindorp tot tuindorp’, beide van D. Rackwitsz.
De informatie over Joop Simonse is nieuw voor ons. Een interessante aanvulling.
Een zeer informatief artikel van Rackwitsz. Die bron was nog niet beschikbaar, toen ik in 1993 mijn onderzoek deed voor mijn afstudeerscriptie over m.n. Haarlem. Wel gaat de auteur wat te gemakkelijk mee met de ideeën over asocialen uit die tijd. Het ging vast en zeker vaak over soms zeer problematische bewoners, die elders niet terecht konden, maar die groep was vooral erg groot geworden doordat dat ‘elders’ zeer gering in omvang was geworden (woningnood). De Haarlemse woonschool (later: woonscholen) én Rotterdam fungeerden ook als ‘sociale laboratoria’, waarin allerlei wetenschappers met allerlei ideeën over ‘normaliteit’ aan de slag gingen. In Haarlem was de pers verzocht niets over het complex te publiceren, maar werden er wel buitenlandse delegaties rondgeleid.
Het Rotterdamse NEI had al vroeg in de jaren vijftig in Haarlem onderzoek gedaan naar de omvang van het probleem van onmaatschappelijkheid in die stad. Het concludeerde, dat niet onmaatschappelijkheid maar de sociaal-economische positie van de bewoners het probleem was. Dat rapport verdween onmiddellijk in een la. Toch was dat natuurlijk voor veel woonschoolbewoners het echte probleem. De kenmerken waaraan men asocialiteit meende te kunnen herkennen, waren overigens o.a. ook het niet hebben van een klok of kalender in huis en (in Maastricht) het niet biechten met Pasen.
In 1965 diende de Haarlemse stichting een verslag in bij de samenwerkende woonscholen. Daarin werd geconcludeerd, dat het wonen in woonscholen juist voor onmaatschappelijk gedrag zorgde. Dat rapport luidde door het veranderen van het subsidiebeleid het einde van de woonscholen in. Rotterdam volgde ongeveer als laatste.
De lessen? Natuurlijk zijn er ernstig overlastgevende bewoners, door drugs, drank, enzovoort. Daar moet je wat mee. Maar al gauw groeit de groep vermeende probleemgezinnen, omdat de definitie van ‘overlast’ verandert en deels door politici wordt ‘vastgelegd’. Allerlei professionals krijgen ook belang bij het ‘zorgen’ voor deze groep. Voordat je het weet heb je een zich uitdijend probleem met de daarbij behorende instituties, dat niet wordt ‘opgelost’ maar juist in stand wordt gehouden of zich verergert. Die les trok men in Haarlem in 1965, en wat later ook elders. Helaas zijn veel politici niet geïnteresseerd in dit soort lessen.
Is deze discussie al niet een keer gevoerd?
Nogmaals maak van de term aso-woningen, o.v. woningen (overlast voorkomende) en het is al een stuk duidelijker
Beste meneer Jongstra,
Joop Simonse is mijn vader. Ik heb hem en mijn moeder vaak over het Gelderse Dorp horen praten. Ze vonden het een hele mooie tijd. Ik heb er nog wel filmpjes van.
Als aanvulling: hij is later ook socioloog geworden. D. Rackwitsz was een vriend van hem.
Met vriendelijke groet,
Judit Vrielink-simonse