Op weinig plekken kan een kerel met twee linkerhanden zich zo ontmand voelen als in een bouwmarkt, ontdekt columnist Vincent Cardinaal in meerdere opzichten.
Dolend door de bouwmarkt was ik op zoek naar hulp. Manmoedig was ik aan mijn missie begonnen, maar zoals altijd raakte ik direct de weg kwijt. Gelukkig zag ik een kleine, kale man met een blauwe polo. Hij droeg een riem vol gereedschap en keek alsof hij bij de winkel hoorde, wat zo bleek te zijn.
Ik sprak hem aan. “Meneer, ik zoek, ehm, tweecomponentenplamuur?” Ik raak niet snel onzeker, maar in een bouwmarkt ben ik als een brugklasser op de eerste schooldag. De man monsterde me, van top tot teen. Ik zag hem wat geamuseerd kijken naar mijn lage Dr. Martens, zwarte jeans, trenchcoat en warrige haardos. Omdat hij er niet geheel ten onrechte vanuit ging dat ik geen flauw benul had van wat ik hem net vroeg, zei hij:
“Weet je dat zeker? Wat wil je er mee doen?”
“Ik wil een gat in een deur repareren. Kan dat daarmee?”
“Ja, dat zal wel lukken. Wel precies werken want het wordt heel snel keihard. Dan is er geen beweging meer in te krijgen.”
“Het is vast handig om zo’n, ehm, hoe noem je dat, zo’n…”
Ik probeerde op het juiste woord te komen. Het ging niet. Ik beeldde dan maar een driehoekje uit met mijn wijsvingers en duimen, alsof dat me nog enig respect zou opleveren van deze figuur. “Juist, een plamuurmes.” Hij stopte me de spullen in handen en wees me de richting van de kassa. Zonder nog wat te zeggen, draaide hij zich om. Ik had het examen weer niet gehaald.
Terwijl een graatmagere, lange vrouw bij de kassa mijn spullen afrekende las ik wat op de voorpagina van mijn krant. Het was de dag na Charlie Hebdo, er was geen vrolijk nieuws. Er liep een Marokkaanse man voorbij, zijn jammerende zoontje aan een arm meeslepend. De vrouw hield even op met scannen en zei: “Dat zijn er twee.” Even dacht ik het verzonnen te hebben, maar ze keek het stel nog even na en blikte daarna met een verbeten trek om d’r mond naar mij.
Ik durfde niets te zeggen, bang als ik was dat ze over de krant begon en uit zou leggen wat het woord ‘zijn’ in haar korte zin precies betekende. Omdat ik niet reageerde, kreeg ik slechts een snuif als reactie. De prijs van de artikelen mocht ik ook zelf van de display lezen. Ik was opnieuw incompetent verklaard, maar nu op een geheel andere, wrange wijze. Zoveel was duidelijk.
Buiten gekomen probeerde de Marokkaanse man zijn kind te overtuigen om in de auto te stappen. Hij keek me aan, lachte vergoelijkend. Ik zette mijn zonnebril op, hoewel het asgrauw was – geen reden om geen zonnebril te dragen. De man keek nu alsof ik E.T. was. Hij duwde zijn zoontje naar binnen en maakte de pleiterik.
Ik bleef nog even staan en dacht – we proberen allemaal voor de ander te bepalen wie hij is, zonder hem of haar werkelijk te willen begrijpen. Het is de tragikomische uitkomst van het toneelstuk dat we dagelijks opvoeren.
Columnist Vincent Cardinaal trakteert wekelijks op een stadse observatie.
Al 7 reacties — discussieer mee!
Geef Karin deze plaats zou ik zeggen. Als schrijver moeten je dat soort dingen toch ook opvallen, als je je stuk tegenleest.
De sprong van de bouwmarkt naar Charlie Hebdo is redelijk hallucinant.
Verder alle lof voor het initiatief en de inzet, ik ben misschien een wat te kritische lezer.
De vrouw hield even op met scannen en zei: “Dat zijn er twee.” Werkelijk Vincent?
Maar verder punten voor de creativiteit. Van 2 linkerhanden en de bouwmarkt naar racisme; je moet er maar opkomen.
Om met Dimitri Verhulsts mooie disclaimer aan het begin van “De Helaasheid der Dingen” te spreken – ‘Gelijkenissen met bestaande personen of gebeurtenissen berust louter op mensenkennis.’
Oh gelukkig, fantasie. .
Als zelfbenoemd BS-spotter ging bij mij een sirene af, het zit zo:
Tijdens afrekenen lees je een krant (had wachten in een lange rij moeten zijn!) , ziet de afrekende kassière wat je leest (je krant had per ongeluk precies op die pagina in haar schoot moeten vallen!) en noemt zij dan ook een kind terrorist (hadden twéé volwassenen Marokkanen moeten zijn!Maar…kind=onschuldig en steekt lekker af bij gemene, Moslimhatende mevrouw, dat snap ik dan weer wel)
En zo ben je als vanzelf bij de onderhuidse thematiek van deze hele columnreeks gearriveerd – die krant is mijn wapen, ik maak de associatie. Alles wat ik in deze reeks schrijf gaat over mensen met zelfbenoemde rollen (‘schrijver’, ‘caissiere’) in een zelfgecreëerde gevangenis (‘stad’, ‘bouwmarkt’).
Overigens: veel van wat ik schrijf is ambivalent qua waarheid (meestal een compositie van meerdere voorvallen) maar dit is dus wel degelijk zo gegaan. Zo zie je maar: de waarheid is een loeder.
Mijn taak zit er weer op.
Voorlaatste zin. Voltreffer.