Deze maand wordt bekend welke van de elf initiatieven voor een nieuw poppodium tot de beste drie behoren. Dave Geensen, initiatiefnemer van Popkantoor, verbaast zich over de gevestigde popsector, die op de nieuwe plannen reageert met een gevoel van bedreiging. Waarom Rotterdam juist wel dat nieuwe poppodium nodig heeft.
Rotterdam verdient een poppodium. Sterker: een jonge stad als Rotterdam heeft een poppodium keihard nodig. Om talent de mogelijkheid te bieden van de bredere, kleine zalen via een middenzaal door te stoten naar (inter)nationaal niveau. Omdat een podium zorgt voor reuring en levendigheid. Omdat een middenzaal grote acts een vaste plek biedt om op te treden. Geen gaten vullen in de agenda’s van locaties die zich eigenlijk op klassieke muziek of theater richten, maar een prachtige en sprekende locatie aan de oevers van de Maas. Waar op alle fronten live muziek op de eerste plaats staat. En boven alles: we hebben het niet over Meppel maar over Rotterdam!
On-Rotterdams gebrek aan ambitie
‘Kapers op de kust,’ zo besloot Anneke Kortleve onlangs haar sneer richting poppodium 013 op Vers Beton. Het Tilburgse podium is één van de elf indieners van een plan om Rotterdam weer te voorzien van een poppodium. 013 ziet de potentie, heeft de ervaring en komt maar wat graag naar Rotterdam en wil, niet wars van ambitie, op Champions League-niveau gaan acteren. Wat is er mis met die ambitie?
Het gegeven dat 013 en ook het Haagse Paard van Troje een plan indienden, zegt vooral veel over de huidige situatie in Rotterdam. De culturele hartewens van veel Rotterdammers komt in vrijwel ieder onderzoek (zie pagina 8) luid en duidelijk naar voren. Het mantra dat je het niet moet willen, dat het niet kan, of dat het niet nodig is, komt vooral uit de hoek van partijen die nu al belangen hebben in de Rotterdamse podiumsector. Kopstukken die zelf recent nog aan het roer stonden van bijvoorbeeld WATT, waar wel degelijk imponerende namen uit binnen- en buitenland voor uitverkochte zalen optraden. Maar ‘omdat het in het verleden is misgegaan met een podium moet je het niet meer willen’. Hoe on-Rotterdams is dat? Natuurlijk is het tegen de berg opfietsen, maar is dat niet precies waarmee deze stad is groot geworden?
Wellicht heeft de nasleep van de treurige faillissementen van WATT, Exit en Waterfront niet alleen muziekliefhebbers maar ook de professionals uit de sector opgescheept met een stevig trauma, waardoor men niet vooruit kan of wil kijken, maar op pauze heeft gedrukt om het tijdsbeeld te bevriezen. Alles moet blijven zoals het nu is. En áls er dan al nieuwe toetreders het speelveld betreden, dan mogen ze meespelen maar gelden er voor hen wel weer andere regels. Zo mag de ontwikkeling van Popkantoor volgens Minke Weeda (Rotown en woordvoerder ‘PopUp’) alleen met private middelen (vanaf 7m25s) tot stand komen.
Wees niet bevreesd: de gemeentelijke middelen die beschikbaar worden gesteld voor het realiseren van een podium gaan niet ten koste van de programmasubsidie van de bestaande podia. Omgekeerd heeft de besparing (geen zaalhuur, geen hoge productiekosten om locaties steeds weer geschikt te maken) die een vaste locatie oplevert een prettige uitwerking op het subsidiesaldo dat gebruikt wordt om te programmeren.
Bedreiging of kans
De Rotterdamse ‘verenigde stichting PopUp’ (bestaande uit Baroeg, BIRD, Grounds, Metropolis Festival, Motel Mozaique, Popunie, Rotown en WORM) wil met het ‘stadsprogrammeur-concept’ vooral vasthouden aan wat er is en stelt zich terughoudend op ten opzichte van nieuwe toetreders en verandering. Directieleden, programmeurs en bestuurders van bovengenoemde podia en festivals hebben eerder meegedacht en Popkantoor aangemoedigd om een middelgroot podium te realiseren. Ten tijde van het Stadsinitiatief (een ander subsidiepotje) ontvingen wij veel steun uit de culturele sector. Nu er een traject is gestart vanuit de Wethouder Cultuur lijkt er plotsklaps het gevoel van bedreiging te ontstaan en roept men in koor: moet je niet willen! Een ongekende draai.
Een nieuw middelgroot podium kun je zien als bedreiging, maar met een beetje zelfvertrouwen ook als kans om de keten van kleine podia tot en met het grote Ahoy weer te completeren. Een keten die ook voor de levenscyclus van bands enorm belangrijk is. Op een gegeven moment zijn bands een kleiner podium ontgroeid en is het tijd om de stap te maken van een concert voor 300 mensen naar 900. De middenzaal is de missende schakel, die de muziekscene nog meer kan laten bruisen. Iets waar ook de partijen die nu strijden tegen een nieuw poppodium van zullen profiteren.
Een nieuwe culturele hotspot
Op dit moment vormt de leegstand van Tropicana al een voedingsbodem voor partijen als Kromkommer, Aloha Bar en Rotterzwam. Stuk voor stuk vertegenwoordigers van de nieuwe economie. Ondernemers die van afval, leegstand of afgeschreven groenten iets waardevols maken. Popkantoor zorgt bij Tropicana niet alleen voor een spannende programmering, maar we willen er samen met deze partijen een nieuwe culturele hotspot laten ontstaan.
Samen met architectenbureau Kraaijvanger hebben wij met team Popkantoor een demontabele ‘doos-in-doos’-zaal ontworpen met een capaciteit van 1.100 bezoekers waar live muziek de eerste viool speelt. Door een afsluitbaar balkon en een uitschuifbare tribune is het eenvoudig om een meer kleinschalige intiemere setting te creëren. Popkantoor trapt af met 100 optredens per jaar. En na minimaal vijf jaar kan de zaal worden ingepakt en als we het zouden willen of moeten, opgebouwd worden op een andere plek. Vijf jaar waarin we het Rotterdamse publiek zullen verrassen, vermaken en verblijden vanaf onze locatie. In die jaren dragen we ook bij aan de ontwikkeling van de locatie. En daarna strijken we elders in de stad neer of blijven we er en breiden we uit.
Met elf plannenmakers is er in aantal in ieder geval voldoende ambitie. Wellicht ontstaan er in de volgende fase van dit traject combinaties van plannenmakers en/of samenwerkingen tussen de verschillende indieners. Hoe dan ook: het woord is nu aan de jury van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur die de plannen heeft doorgelicht op haalbaarheid, realisme en hopelijk ook op creativiteit, visie en Rotterdamse durf.
[bewerkt op 11-2-2015]
Al 7 reacties — discussieer mee!
De huidige actieve spelers in het veld (PopUp) denken en handelen niet alleen uit terughoudendheid, teleurstelling en ervaring uit het het verleden, maar vooral vanuit voortschrijdend inzicht. Dit wordt met name ingegeven door het snel veranderende uitgaansgedrag van jongeren. Zij gaan op in de snelle dynamiek en ontwikkeling van de stad. De talloze creatieve hotspots van de afgelopen jaren zijn niet alleen een gevolg van de economische crisis en samenhangend politiek besluit, maar ook al jaren een vurige wens van heel wat creatievelingen om kleinschalig te kunnen starten en iets op te bouwen zonder meteen te maken te krijgen met wurgende lange termijn- plannen/contracten.
Als je ziet hoe moeilijk midden en grote podia het hebben om financieel het hoofd boven water te houden, omdat jongeren wel naar de concerten komen. maar direct na de show de zaal nagenoeg leeg stroomt, dan ga je je nadrukkelijk afvragen of het wel zo slim is om een forse lange termijn investering te doen, wat een nieuw te (ver)bouwen statisch poppodium natuurlijk met zich mee brengt. Kortom die investering wordt niet terug verdiend met concerten, maar met met name door de inkomsten van zogenaamde dancenights. Naast de tickets zijn de horeca inkomsten van overlevingsbelang. Dat was ‘vroeger’ zo en dat is nog steeds zo. Het nieuwe PopUp-idee heeft dat goed begrepen. Wel interessante Nationale en Internationale shows boeken op spannende uiteenlopende plekken in de stad en daarna het publiek uit te laten waaieren door die zelfde stad. Volgens mij sluit dit nauw aan bij de huidige uitgaansbeleving van jongeren en is goed voor de stad met zijn snel groeiend aantal (hippe) horeca spots.
Peter van der Stelt.
Het is weldegelijk angst Peter. Bang om ingenomen posities en geld dat daarbij hoort, te verliezen. En bang zijn dat het weer mis gaat, omdat het in het verleden fout is gegaan. Is geen reden om maar niet meer te willen. In veel discussies is juist dat het eerste veelgehoorde kulargument. Wat je moet doen om probleem aan te pakken van vertrekkende bezoekers na afloop van concert is ervoor zorgen dat ze niet weggaan. Zorg voor interessante afterparties. Of verzin iets anders waardoor mensen blijven hangen. Of haal je inkomsten voor het concert uit arrangementen zoals theaters doen. Je ziet de veranderingen bij de jongeren die uitgaan. Ik vind het raar dat je hele groep van 40,50,60 plus vergeet. Vooral van jou had ik dat niet verwacht. Ik juich elk klein initiatief toe. Laten we die vooral koesteren. Kom ik meteen bij ander veelgehoord onzinnig argument in deze discussie: dat als je voor een middelgroot podium zou zijn, je automatisch tegen kleinere initiatieven zou zijn. Ik ben voor beide. Ze kunnen elkaar uitstekend aanvullen. Rotterdam is een wereldstad, laten we ons alsjeblieft ook zo gedragen, en niet als een of ander dorp. Een middelgroot podium hoort bij die grootstedelijke gedachte!
Er staat een foutje in dit stuk. Ron Andriessen is geen zakelijk leider van Baroeg meer. Dit was hij ook niet toen hij zijn plan voor een poppodium indiende. Baroeg staat dus wel achter het plan van pop-up.
De romanticus in mij is het 100 % met je eens Dimitri. De pragmaticus/realist niet geheel. En klein en groot podium zijn beide inderdaad nodig. Het versterkt elkaar en het pop klimaat in de stad.
Tot voor kort nog wel, maar ik lees inderdaad op z’n LinkedIn profiel dat hij dat sinds september niet meer is. Ik heb de eindredactie gevraagd om die zin er uit te halen.
Waarvan akte. De zin “Bij dat ‘verenigd’ kun je trouwens ook je vraagtekens zetten. Zo heeft Ron Andriessen (zakelijk leider Baroeg) ook een plan ingediend om een podium te ontwikkelen” heb ik zojuist uit het artikel verwijderd.
Dat er twijfels zijn bij de komst van een nieuw poppodium is begrijpelijk. Een nieuw poppodium kost veel geld. Als de gemeente Rotterdam daar niet in participeert, gaat een groot deel van de exploitatiesubsidie inderdaad op aan huisvestingskosten in plaats van aan programma. Echter, als de gemeente middels een eenmalige bouwsubsidie bijdraagt, is programmeren op een vaste locatie binnen afzienbare tijd goedkoper dan programmeren op wisselende locaties.
Het is ook belangrijk de vraag te stellen hoe we topartiesten weer naar Rotterdam krijgen. Kenners zijn van mening dat je alleen op structurele basis ‘toonaangevende’ acts naar de stad kunt halen met een goed geoutilleerd middelgroot podium dat centraal gelegen is, beschikt over uitstraling en een eigen publiek heeft. Zij noemen programmeren op locatie de second best option.
Daarnaast biedt een vast poppodium meer dan alleen concerten van topartiesten. Het is een creatieve broedplaats; een springplank voor talent; een ontmoetingsplaats; een ijkpunt voor muzikanten, bewoners en toeristen. Poppodia zijn bovendien waardevol voor steden omdat ze aantrekkingskracht uitoefenen op studenten en hoogopgeleide bevolkingsgroepen die op hun beurt een positief effect hebben op de werkgelegenheid in een stad.
Daarom vinden wij van Cell dat een nieuw poppodium financieel, sociaal maatschappelijk en cultureel meer perspectief biedt dan programmeren op wisselende locaties. Dat concertgangers niet meer verbonden zijn aan een podium zoals vroeger, verandert daar verder niets aan.
In heel Nederland zuchten podia onder hoge huisvestingslasten, terwijl een oplossing voorhanden is. Rotterdam kan een voorbeeld zijn voor de rest van Nederland door vooraf een bouwsubsidie te verstrekken die het – volgens onze berekeningen – binnen 10 jaar terugverdient aan besparingen op exploitatiesubsidies. Een eenmalige bouwsubsidie bespaart het podium direct en de gemeente op termijn veel geld. Aan de horizon gloort dan zelfs een subsidie-onafhankelijk podium, uiteraard afhankelijk van het succes van het podium in het uitbaten van haar locatie. Een centrale ligging is daarvoor een pré. Dat wij Cell daarom de beste keuze vinden is logisch, maar hoe de uitslag ook moge luiden, we wensen iedereen veel succes en samenwerking!
Thomas en Arjen,
Cell Rotterdam