Zeg columnist Vincent Cardinaal waar u uw boodschappen doet, en hij zegt u wie u bent. Al is de sjamaan in AH Eudokiaplein wat moeilijker te duiden.
In de supermarkt leer je jezelf kennen. Je wordt er geconfronteerd met teleurstelling (‘wéér geen ricotta”), onverwachte besluiten (“nooit geweten dat ik ZO graag kristalzegels wilde sparen”) en vooral het uitoefenen van ontzettend veel geduld (“ze vraagt of je een bonuskaart hebt, maat, niet of je je levensverhaal wil vertellen”).
Supermarkten lijken meer en meer sociale ontmoetingsplekken te zijn geworden. De geografische afstand van huis naar supermarkt is vaak van ondergeschikt belang. Zeg me naar welke AH je gaat, en ik zeg je wie je bent. Neem Rotterdam-Noord, waar ik zelf woon. De AH aan het Bentinckplein? Die is voor Blijdorpgezinnen en bejaarden. Benthuizerstraat? Het is er altijd een bende, je kunt er niets vinden en er loopt vrij veel klootjesvolk rond. Nee, wil je er in Noord bij horen, dan ga je naar Eudokiaplein. De Volkskrant is er vaak op zaterdagochtend voor 10 uur uitverkocht. De bedrijfsleider draagt skinny jeans. De aanschaf van dezelfde soort Kettle Chips leidde er onlangs voor mijn eigen ogen tot een date. Appie: nu ook voor uw liefdesleven.
Gelukkig zijn er ook op deze plek nog mensen die zich geen snars aantrekken van sociale conventies. Er is de onbeholpen zoon met bejaarde moeder, die louter koffiemelk en halve liters bier van De Klok kopen. Het Indiase vrouwtje zonder tanden dat altijd voorpiept bij de kassa.
Mijn favoriet is de sjamaan. Een vent van een jaar of veertig, gehuld in felgekleurde lappen en camouflagebroek. Om zijn voorhoofd draagt hij meestal een soort juweel, dat net onder een bandana tevoorschijn piept. Mantra’s reciterend sluipt hij langs de schappen, zijn al even maf uitgedoste vrouw achter zich aanslepend. Vaak op twee meter gevolgd door de beveiliging. Nooit heb ik hem echt in problemen zien komen, maar afgelopen zondag was het een keer raak.
Hij was alleen. In zijn rechterhand droeg hij een vuilniszak. Aan het gerinkel te horen, gevuld met flessen. “Waar is hier verdomme die, eh, waar is die, eh, waar is, eh…” Hij kwam er niet uit, maar hij zocht de flessenautomaat, zoveel was duidelijk. Boos banjerde hij door de winkel, almaar zijn onvolledige vraag herhalend. Een moeder trok haar kind naar zich toe terwijl hij langsliep.
De beveiliger, een lange vent met een domme gezichtsuitdrukking, kwam nu in actie. Zonder wat te vragen pakte hij de sjamaan bij zijn bovenarm. Dat had hij beter niet kunnen doen. Het spel was op de wagen – de sjamaan begon direct te schreeuwen. “IK BEN GEEN WATERWANDELAAR, IK BEN GEEN WATERWANDELAAR!” hoorde ik hem roepen en ik raakte in vervoering. Wilde hij hiermee uitdrukken geen Jezus te zijn? En net zo gewoon als iedereen? Fantastisch. Ja, ik kan de sjamaan wel hebben.
Bij de kassa werd ik uit de droom geholpen. Mijn vriendin zei: “Hij zei wapenhandelaar, Vincent, geen waterwandelaar.” Weer een illusie armer. Maar toch. Kijkend naar mijn boodschappen zag ik dezelfde aanstellerige waar als bij de meeste mensen. Bij de kassa vergat ik niet naar mijn moestuinpotjes te vragen. Stel je voor.
Nee, het is goed dat de sjamaan er is. Voor het evenwicht. Om ons er aan te herinneren dat we geen van allen waterwandelaar zijn. Ik hoop dat ze hem snel weer toelaten.
Wekelijks trakteert columnist Vincent Cardinaal op een stadse observatie.
Nog geen reactie — begin de discussie!