Als columnist Vincent Cardinaal tussen allemaal nette mensen zit, voltrekt zich een daad van verzet in een ware punktraditie.
Afgelopen zondag was ik te gast in TENT, aan de Witte de Withstraat. Het CBK presenteerde daar met enig trots een boek genaamd ‘Onderzoek & Ontwikkeling’. Het geeft, je raadt het nooit, een overzicht van de Onderzoek & Ontwikkeling-regeling die de gemeente Rotterdam sinds vijf jaar kent. Via die regeling kunnen beeldend kunstenaars een geldbedrag aanvragen om zo ‘onderzoek’ te doen naar hun beroepspraktijk. Klinkt saai, is het in werkelijkheid een stuk minder. Er werden reizen mee gemaakt, oude ambachten mee opgepikt. De wereld werd er mee verkend, groter gemaakt, uitgediept.
Mijn taak voor deze boekpresentatie was een voor mij simpele en herkenbare: ik werd geacht in een minuut of vijf een column voor te dragen over de materie. Het was goed gevuld deze zondagmiddag. Het publiek viel uiteen in kunstenaars, medewerkers van TENT, aanhang en een partij bestuursleden en politici. Alles bij elkaar zeker honderd mensen. Voor mijn verhandeling speelde zich een wat moeizaam en opmerkelijk interview af met schrijver en vormgever van het boek. Die laatste was zenuwachtig als een misdienaartje die a capella het Ave Maria ten gehore moest brengen ten overstaan van de paus. Zijn antwoorden leken een parodie op het intermenselijk verkeer, een kunstperformance zonder dat het de insteek was.
In mijn column sprak ik over een dronken avond waarop ik en een vriend, een wetenschapper, met een bekende kunstenaar spraken. Beide kwamen daar tot elkaar toen ze realiseerden exact hetzelfde te werk te gaan. Namelijk: door heel veel te proberen en zo langzaam resultaat te boeken. Het is een mythe dat kunstenaars én wetenschappers precies weten waar ze mee bezig zijn. Je enige verantwoordelijkheid is je horizon blijven verbreden. En zo progressie boeken.
Ook memoreerde ik de tegelzetter A., die ik uit mijn jeugd ken. Een man die voor hij aan een klus begon altijd het eerste tegeltje uit de eerste doos kapot sloeg. Zo kon hij de breuklijnen zien. Voor hem essentieel. Toen hij dit een keer bij Koninklijke Tichelaar deed met tegelwerk van 250 jaar oud kregen ze er bijna een hartverzakking. Man naar mijn hart.
Na mijn column bleek weer hoe belangrijk het is om niet bang te zijn wat scherven te maken. Kunstenaar Peter Fengler, van het onvolprezen collectief De Player, gaf een performance. Atonale muziek begeleidde een voordracht waarin Fengler met keelklanken een dialoog uitbeeldde tussen een varkensboer en zijn vee. Het had een seksuele ondertoon. Terwijl Fengler kotsgeluiden maakte, schoven de politici ongemakkelijk op hun stoel.
Na afloop complimenteerde ik Fengler met zijn kunst. Ik had er oprecht van genoten. Een beetje ongemakkelijkheid is nooit weg. Ten opzichte van de aanwezige politici en andere parelkettingen was het een daad van verzet.
Zoals John Lennon in ’63 tegen het Britse koningshuis sprak: ‘de rijken mogen met hun juwelen rinkelen, de rest stampt met de voeten op de grond.’ En om dat laatste gaat het. Het is wij tegen zij. Zeker in een tijd waarin de rafelranden van de samenleving steeds meer ‘netjes’ bijgeknipt dreigen te raken. De performance was een opgestoken middelvinger, punkrock op de zondagmiddag. Het was een van de meest inspirerende dingen die ik in tijden zag.
Nog geen reactie — begin de discussie!