Stuurman Bart Witteman voelt zich tijdens de herdenking van het Grote Bombardement een voorbijganger op een begrafenis. Als import-Rotterdammer zonder bloedbanden met de meidagen ziet hij graag meer aandacht voor het levend geheugen van de stad.
Er wordt weer heel wat herdacht en gevierd deze week. Zeventig jaar bevrijding, 75 jaar stad zonder hart. De stilte van vier mei heb ik dit jaar moeten missen, maar te zien aan de boeketten bij de oorlogsmonumenten in de stad vertrouw ik erop dat de medemens mijn burgerplicht wederom goed heeft waargenomen. Alleen vraag ik me af of die mensen mij ook hebben gemist.
Ik ben geen geboren Rotterdammer. Ik heb geen oudooms of tantes die hier in de oorlog hebben gewoond. Ik ken eigenlijk vooral het Grote Verhaal van het bombardement. Als ik op 4 mei nu ergens wil gaan herdenken, naar welke kranslegging kan ik dan het beste toe gaan? Gelegenheden te over: aan de Maas worden zeevarenden herdacht, op het Stadhuisplein de burgers, bij mij in de buurt zijn een paar monumenten op plekken waar mensen zijn gefusilleerd. Maar als inwijkeling voel ik me bij die herdenkingen toch een beetje als een voorbijganger bij een begrafenis. Op de één of andere manier sluit ik me niet zomaar aan bij een willekeurige plechtigheid.
Er is één herdenking die me bij is gebleven en dat was het gebeuren rond de brandgrens in 2007. Dat was meer een circus dan een herdenking, maar met name op het Schouwburgplein hing toen een bijzondere sfeer. Er stond toen een installatie van West8, een soort vulkaanlandschap van rode bloemen. Er kwam veel publiek op af, jong en oud, dat met elkaar in gesprek raakte. Oude dametjes begonnen te vertellen over hun herinneringen aan de meidagen. Jonge en/of geïmporteerde Rotterdammers, zoals ondergetekende, hingen aan hun lippen. Dit was de gelegenheid om meer te weten te komen over Rotterdam voor en tijdens de oorlog. Na afloop van de herdenking kreeg ik het idee dat ik toch weer iets dichter bij de echte Rotterdammers was gekomen.
Ik denk dat die toegankelijke sfeer ontstond vanwege dat kunstwerk en vanwege het Schouwburgplein. ‘Gewoon’ een spectaculair kunstwerk op een drukke, alledaagse plek. Niet in de schaduw van een dramatisch beeldhouwwerk of ergens in een winderige berm van een drukke straat, maar op een uitgestrekt plein dat sinds de oorlog al zo vaak herbouwd en weer afgebroken is dat niemand meer precies weet of dat plein ooit niet modern is geweest.
Ik wil hier niet beweren dat herdenken ouderwets is, integendeel. Wel dat dat plechtige stilstaan bij het verleden toch vaak eenrichtingsverkeer is, waarvan we de woorden van de sprekers toch vooral in stilte mee naar huis toe dienen te nemen.
Volgens mij kunnen we zoveel meer doen met het levende geheugen van de stad. Waarom is er niet elk jaar zo’n plek te vinden waar je niet zozeer stil moet zijn, maar vooral kunt luisteren naar de echte experts en ze ook vragen kunt stellen? Dat hoeft niet ieder jaar een multimediaspektakel of brandgrensevenement te zijn. Een toegankelijke plek in het hart van de stad, waar iets te zien is en waar mensen elkaar ontmoeten, volgens mij is er niet meer nodig dan dat. De geschiedenis van het bombardement is het verhaal dat alle Rotterdammers bindt, van de mensen die het hebben zien gebeuren, die de stad weer hebben opgebouwd tot de gebruikers van de binnenstad nu. Dat verhaal is het waard om niet alleen op een expositie, wandelroute of monument verteld te worden, maar nu het nog kan, ook en vooral door de mensen die het zelf hebben meegemaakt. Ik ben één en al oor.
Al één reactie — discussieer mee!
Ja, laten we blijven zoeken naar wegen om de essentie van dodenherdenking levendig te houden. Het thema ‘verhalen’ sprak me wel aan. En ik denk dat het iedereen wel aanspreekt als het eigentijds wordt gebracht. Is dat gedicht van het meisje op de Dam ook geAppt?