De familie is geofferd op het altaar van fictie. 25.000 woorden zijn geschreven. Alle obsessies kwamen voorbij. En dus is het einde hier. Vincent Cardinaal is toe aan zijn laatste Schrijver in de stad.

Ik ben op Zuid. Ik loop de bibliotheek van IJsselmonde in, ik heb tenslotte tijd te doden. Het is er rustig, alleen wat oude mannetjes die een krant doorbladeren. In een hoek staat een opmerkelijk apparaat. Het lijkt op het eerste oog een gokkast, en op het tweede lijkt het óók een gokkast. Ik wandel erheen en bestudeer het. Het is een heuse verhalenmachine. Een trek aan de hendel aan de zijkant en ja hoor – daar komt de eerste anekdote al via de koptelefoon tot je. Na een kwartier luisteren is het me duidelijk: het zijn aantekeningen uit het rauwe leven van bezoekers van de Pauluskerk. Mooie, soms sterke opsommingen van het leven op straat.
Het probleem met bovenstaande alinea – ik wás helemaal niet op Zuid. En dus ook niet in de bibliotheek van IJsselmonde. Ik zat aan mijn eigen eettafel in Rotterdam-Noord. Daar las ik in de Volkskrant een artikel over de verhalenmachine, zag de locatie en de eerste alinea van alweer een aflevering Schrijver in de stad was geboren. Het detail van de oude mannetjes was zo gevonden (zitten in elke bieb, herkent iedereen), en mijn weergave van de Pauluskerkverhalen was alleen maar buitenkant.
Al ken ik de binnenzijde ook wel. Toen ik nog woordvoerder was voor het project Rotterdam-Centraal kwam ik er geregeld. Broodjes afleveren die na een copieuze lunch van ProRail-hotemetoten waren blijven liggen, dat werk.
De eerste alinea van dit stuk is exemplarisch voor deze serie. De titel belooft ‘een schrijver in de stad’. En hoewel ik ontzettend veel in die stad te vinden ben, ben ik er geen enkele keer het afgelopen jaar speciaal voor de reeks op uitgetrokken. Sommige zaken verzon ik, andere zaken verbond ik met elkaar tot ze een nieuw, coherent geheel vormden. Groteske dingen en personages tekende ik letterlijk op, schijnbare onbenulligheden zoog ik uit mijn duim. Dit geldt zeker ook voor de reflecties op mijn eigen biografie, die het hart van de columns vormden. “You must sacrifice your family on the altar of fiction”, aldus schrijver David
Vann.
De serie bevatte verder alle obsessies die ik als schrijver met me meedraag – vaders & zonen, de valse verteller, de weerbarstige stad die naar niemand wenst te luisteren en de ‘wraak’ van de zonderling. En boven alles: hoe wij mensen er toch altijd maar in slagen om onze eigen gevangenissen te creëren. Een fenomeen dat ik tegelijk treurig en hilarisch vind. Al die zelfbenoemde titels, beroepen, zelfopgespelde medailles in combinatie met plekken waar mensen zich mee vereenzelvigen… het is misschien wel onze grootste tragiek, en niemand ontsnapt eraan.
Al 2 reacties — discussieer mee!
_o_ o/
Heb genoten van je (herkenbare situaties) verhalen,en ook gelachen om (waterdragers) en andere verhalen!