Vonden eerdere vluchtelingen het makkelijk om te landen in Rotterdam? Jaarlijks nodigt Nederland ongeveer vijfhonderd vluchtelingen uit voor hervestiging. In 2013 was de Iraakse Jarir (24) er daar een van. Daarmee kwam een einde aan een jarenlang zwerftocht door het Midden-Oosten.
Nog maar 10 was Jarir toen de Amerikanen zijn land, Irak binnenvielen. Samen met zijn gezin sloeg hij op de vlucht, in totaal drie keer, steeds voor een korte periode naar Syrië of Jordanië. In 2006 verhuist de familie naar Syrië. “Mijn ouders hadden allebei werk gevonden. De bedoeling was dat we zouden blijven, dat ik naar school zou gaan. Maar mijn vader vond zijn baan niet leuk en wilde terug naar Irak. Mijn moeder was het daar niet mee eens, ze vond dat hij geduld moest hebben. Toch is mijn vader terug gegaan.” Een paar weken daarna pakten ook Jarir, zijn moeder en zusjes hun koffers: “We huurden een auto met chauffeur en begonnen aan de terugreis. Vlak voor we in Bagdad waren, kregen we een auto-ongeluk. De wagen sloeg zeven keer over de kop. Mijn moeder en een van mijn zusjes hebben het niet overleefd.”
Zwerftocht
Met hun dood draait Jarirs leven honderdtachtig graden. De oorlog maakt hun thuisland te gevaarlijk. Met zijn vader en andere zusje logeert hij bij familie, nu eens bij de een, dan weer bij de ander, dan weer in Irak, dan weer in Libië. “Het was verschrikkelijk, maar ik wist één ding: met mijn middelbareschooldiploma op zak kon ik weg. Ik haalde mijn examen en met mijn zusje mocht ik naar een tante in Jordanië. Waarom mijn vader toestemming heeft gegeven, weet ik tot op de dag van vandaag niet, maar we zijn zo snel mogelijk vertrokken.” De gastvrijheid van Jarirs tante blijkt tijdelijk: de twee kinderen worden op straat gezet.
Jarir en zijn zusje gaan naar het kantoor van de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. “Bij de VN heb ik alles verteld wat mijn zusje en ik al die jaren hebben meegemaakt. Gelukkig had ik allerlei papieren bewaard. Een politierapport van het ongeluk, de overlijdensakte van mijn moeder. Ik heb ook gesproken over hoe mijn vader ons mishandelde. Na dat gesprek hadden mijn zusje en ik binnen een paar dagen onze vluchtelingenstatus.”
Het VN-kantoor speelt de dossiers van Jarir en zijn zusje ook door aan de International Organization for Migration (IOM). Die bekommert zich om de kwetsbaarste vluchtelingen, zoals kinderen. Op die manier kan een vluchteling aan een land worden voorgedragen voor hervestiging. Jarir: “Als je geluk hebt, neemt een land contact met je op. Ik kreeg hoop. Misschien was dit een kans.”
Geheim
Dan besluit Jarirs zusje halsoverkop terug naar Irak te gaan. “Al die jaren op de vlucht, ze was zo moe. Ze wilde terug naar huis en is teruggegaan naar onze vader in Irak.” Jarir wordt bij de VN op kantoor ontboden: ze willen opheldering. Het dossier van zijn zusje wordt verwijderd. “De ambtenaar die ik sprak, maakte me duidelijk dat er meer nodig was om mijn dossier bij de IOM in behandeling te houden. Mijn vluchtverhaal, de situatie met mijn vader, het was niet genoeg. Hij bleef maar aandringen. Was er echt niet meer? Toen heb ik mijn geheim verteld: ik ben gay. Ik huilde toen ik het gezegd had. In Irak worden homo’s gedood. Ik vond het echt eng om te vertellen.”
‘Dit is wat we nodig hebben’, zei de ambtenaar. Ik denk dat hij allang gezien had dat ik homo ben. Maar ik moest het zelf zeggen, anders telde het niet.”
Nog geen reactie — begin de discussie!