Ook in de jaren zeventig leidde een sloopplan tot veel ophef. Anders dan tot nu toe met de Woonvisie lukte het na protest dit plan van tafel te krijgen. Hoe slaagden de actievoerders toen erin het verzet succesvol te organiseren, vragen Anne Jongstra en Jacques Börger zich af.
Toen de Rotterdamse huurdersverenigingen met steun van de Socialistische Partij vorig jaar een stadsreferendum afdwongen over de Woonvisie van wethouder Schneider zullen sommige betrokkenen ongetwijfeld even hebben teruggedacht aan de vroege jaren zeventig. Misschien koesterden ze zelfs de stille hoop dat ze het succes van die tijd konden herhalen.
In 1969 had de gemeente na veel vijven en zessen een ambitieus plan gelanceerd voor de aanpak van de oude wijken rond het centrum. In een tijdsbestek van twintig jaar zouden naar schatting 22.000 woningen worden ‘gesaneerd’. Dat saneren was eigenlijk een eufemisme voor slopen. Met name in het Oude Westen, Rubroek, het Oude Noorden en Feijenoord zouden heel veel huizen moeten wijken voor kantoren, nieuwe verkeerswegen en moderne woningen.
De bewoners van die wijken hadden gemengde gevoelens over de saneringsplannen. Ze vonden het prima dat hun buurt onder handen werd genomen, want ze waren hun huizen met beschimmelde muren, verrotte kozijnen en gebrekkige sanitaire voorzieningen meer dan beu. Maar sloop van complete woonblokken en soms zelfs een hele buurt ging hen te ver. Dan moesten ze de vertrouwde omgeving, waar veel van hun vrienden en familie woonden, verruilen voor zo’n anonieme nieuwbouwwijk. Geen aanlokkelijk vooruitzicht. Dat de huren er ook hoger zouden zijn, maakte het ongemak nog groter.
Al 4 reacties — discussieer mee!
Dat waren nog eens tijden. Ook binnen de PvdA is hier vanaf 1970 (nieuwe gemeenteraadsfractie) voor gevochten. Hier moeten de namen van Henk vd Pols, Erik Bakema en Henk Lambers worden genoemd. Na 1974 kon de stadsvernieuwing met Jan vd Ploeg als wethouder daadwerkelijk beginnen.
Destijds was het volkomen normaal dat er betaalbare woningen terugkwamen voor de gesloopte woningen. De zittende bewoners werden niet, zoals nu, “beoordeeld” op hun hoge dan wel lage opleiding of hun inkomen. Huurliberalisatie bestond nog niet. Het was mooi om mensen die vreselijk slecht woonden, een opgeknapte of nieuw gebouwde woning te kunnen toewijzen. In de wijk waar ik werkte, stelden mensen vaak samen met hun buren een indeling van het nieuwe complex op omdat zij bij elkaar wilden blijven wonen. En ja: ook toen al ging het om mensen uit alle windstreken, met hoge of lage inkomens c.q. opleidingen, gewoon iedereen door elkaar. Men had in die wijk namelijk al snel begrepen dat elkaar “beoordelen” op waar je geboren bent of hoe rijk of arm je bent echt nergens over gaat.
De grootste misvatting van de huidige tijd vind ik dat mensen momenteel worden “ingedeeld” naar inkomen en opleiding. Hoog opgeleid met een hoog inkomen is “goed” en laag opgeleid met laag inkomen is “slecht”. Volgens Schneider’s Woonvisie is er te veel “slecht” en om meer “goed” te krijgen moeten er “dus” dure woningen bij komen. Zó technocratisch gedacht!
Leuke wijken krijg je vanzelf als mensen gewoon kunnen wonen hoe (duur) ze zelf willen. Natuurlijk moet je de allergoedkoopste huurwoningen reserveren voor mensen met de laagste inkomens. Maar alle huurwoningen boven de aftoppingsgrenzen die nog een gereguleerde huur hebben? Wat is er op tegen om daar geen maximuminkomensgrens meer voor vast te stellen? Wie heeft ooit bedacht dat mensen met een middeninkomen zo graag een geliberaliseerde huurwoning willen huren, zoals Schneider lijkt te denken. Als iedereen zelf mag kiezen, zullen er aardig wat mensen zijn die graag een woning huren waarvoor een maximaal redelijke huur is vastgesteld, een gereguleerde huurwoning dus. Dan weet je tenminste zeker dat de huur op een dag niet hoger is dan je inkomen. Want als de “markt het wil” kunnen huren in de vrije sector tenslotte stijgen tot enorm hoge bedragen. Leuk voor de verhuurders misschien, maar niet voor de huurders.
Anno 2016 komen de politieke partijen, zelfs ter linker zijde, in de gemeenteraad niet in actie als ze op kjonker.blogspot.nl dit bericht kunnen lezen. Zie http://kjonker.blogspot.nl/2016/12/wijkvisies-zijn-geheim.html
Of http://kjonker.blogspot.nl/2017/02/wat-is-goedkoop.html
Dus moet men het niet vreemd vinden, dat er andere dingen gebeuren dan in een grijs verleden,
Met vriendelijke groet,
Kees Jonker
Die nieuwe binnen weg was vroeger super gezellig met al die barretjes nu wordt het een slaapstraat vol met geitenwollen sokken zaakjes waar niemand komt,je moet wel erg alternatief en saai zijn om daar heen te lopen.
Geitenwollen sokken en kunstgalerie bezoeker zijn vaak ook erg saai en timide van aard,een bruisende stad kan deze inbreng niet gebruiken lijkt me?
Ik mis het nachtleven,de barretjes de kroegjes waar je van alles en iedereen ziet komen..mede doordat Rotterdam een zeer diverse multiculturele grote havenstad is die van alle windstreken toch mensen zou moeten trekken..dat kan als je DIVERSITEIT in de stad hebt waar men graag naar wilt komen.
De pannekoekstraat was ook zo hip en zo gericht op het publiek wat leefbaar erin wilde hebben..die straat is helemaal dood!
Zo teringsaai is het daar echt vreselijk.
Een grote stad als Rotterdam heeft een nachtleven nodig vol vertier om het bruisend te houden,als je uit die dodenstraat Pannekoekbuurt loopt en de West Kruiskade opgaat tsjonge je hart gaat weer kloppen zo gezellig,ook de witte de withstraat en lijnbaan ook nog wel.
Kijk hoe de alternatieve inbreng van leefbaar de Karel Doormanstraat en Van Oldenbarneveltstraat dood gemaakt hebben..doodsaai en stil als een slaapstad,er is geen trek daarnaar toe vanwege het saaie aanbod van alternatieve winkels..